Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Twee legendarische scheuren

Terwijl tweehonderdduizend mensen op de vlucht waren uit het rivierengebied, beleefde de berichtgeving over het hoge water twee dramatische hoogtepunten. Die ging over de scheur van Hurwenen en de scheur van Ochten. Maar de ene scheur was een verzinsel van journalisten en de andere scheur bestond al zeventig jaar. Toch deden de dijkgraaf en de burgemeester niets om de paniek te bezweren. Ze maakten er gebruik van.

Op dinsdag, de laatste dag van januari, stuwde een naar noord ruimende wind koude en onstabiele lucht over Nederland. Het had al twee dagen niet geregend. Voor het eerst in weken daalde ’s nachts de temperatuur tot beneden nul. Die avond om tien uur spoelde bij Lobith de derde en laatste top van een hoogwatergolf voorbij. Op de peilschaal werd een hoogste stand van 16.69 meter gemeten. Dat was lager dan voorspeld. Ook de aangekondigde krachtige wind bleef uit. Vanuit het stroomgebied in de bovenloop van de Rijn werd val gemeld. Op de rivier gold een vaarverbod en de dijken waren afgesloten voor het verkeer. De nacht viel stil. Aan de oever van het water leek de werkelijkheid zo oneindig anders dan die binnen in de huiskamers werd vertoond.

s’ Middags had de provinciale rampenstaf in Arnhem besloten om ook de Tieler- en Culemborgerwaard te ontruimen. De ruim honderdduizend bewoners was aangezegd dat ze tot donderdagmorgen tien uur de tijd kregen vrijwillig te vertrekken. Daarna zouden ze onder dwang kunnen worden afgevoerd.
Burgemeester Van Tellingen van Tiel had met gemengde gevoelens met de beslissing ingestemd. Zelfs bij een dijkdoorbraak, zo wist hij uit de scenario’s, zou in bijvoorbeeld Tiel nooit een levensbedreigende situatie ontstaan. De straten zouden onder water lopen. Hier wat meer dan daar. Maar overal in de stad zouden de mensen op de eerste verdieping van de huizen veilig zijn. Meer dan over het water, maakte de burgemeester zich zorgen over de reacties van de mensen bij een vloedgolf. Er zou paniek kunnen ontstaan door een tijdelijk isolement. Emoties zouden aanleiding kunnen zijn voor gevaarlijke situaties. Maar dat betekende nog niet dat je kritiekloos de roep om evacuatie hoefde te volgen. En Van Tellingen verbaasde zich opnieuw dat al die vragen in het beraad van de rampenstaf niet aan de orde kwamen. De vergaderingen leken soms meer op ganzenborden waarbij de deelnemers in ijltempo dobbelstenen wierpen om zo snel mogelijk uit te zijn en te kunnen vertrekken. De bevolking reageerde gewillig en gedwee. De pers was meegaand en stelde geen vragen. Er was sprake van een hausse en een hype en iedereen deed mee.

Op woensdag zakte het water bij Lobith dertig centimeter. Voor de kranten van die dag ging dat te snel. Op de voorpagina van het ochtendblad De Telegraaf viel drie keer het woord rampgebied.
De middagkrant NRC Handelsblad had het over noodgebied en berichtte dat de situatie aan de Waaldijken steeds kritieker werd. Volgens de kwaliteitskrant waren in Hurwenen dwarsscheuren geconstateerd en dreigde in Ochten een dijkdoorbraak omdat een stuk dijk aan het schuiven was gegaan.
Zoveel rampzalige informatie vereiste een optreden van moedige bestuurders om tegen de stroom in te gaan. Die waren er niet. In de rampenstaf zou later nog even op initiatief van Van Tellingen gesproken worden over het voorstel de evacuatie van de Tieler- en Culemborgerwaard af te blazen. Het water viel snel. Voor woensdag werd nog enige regen voorspeld maar daarna zou het weer droog en zonnig worden. Het gevaar leek geweken. Iedere burgemeester besliste weliswaar over zijn eigen gemeente, maar de mogelijkheid om af te wijken van de besluiten van de provinciale rampenstaf was gering. Terlouw wilde geen gebruik maken van zijn formele recht met een aanwijzing te komen. Hij wilde dat elke beslissing gezamenlijk werd genomen. Er was niemand die Van Tellingen bijviel, zelfs niet toen het water al ver beneden de kritische grens van 16.50 meter was gezakt.

De scheur van Hurwenen zou de dagen daarna nog voor veel commotie zorgen. De ontdekking werd gedaan juist op het moment dat de verslaggeving tot bijna euforische hoogte werd opgevoerd. Er moest en zou iets gebeuren. Voor CNN, BBC, Sky, de Japanse televisie en de GEZAMENLIJKHEID stonden verslaggevers in zwemvesten op de kade van Tiel. Kijkers in heel de wereld schaarden zich met Smith-chips en flessen light voor het televisiescherm. Reality-televisie. De rampenverslaggever van het NOS-journaal Harmen Roeland stond op de dijk met de camera vanuit een lage hoek op hem gericht. Dat gaf een mooi effect. Achter hem een zee van water en naast hem twee stokjes in het wegdek om de scheur nog aanschouwelijker te maken.
Op de radio volgde na elke jingle een nieuwe aankondiging over de scheur van Hurwenen. Vanuit Amsterdam, Japan en Cuba kreeg ik verontruste telefoontjes van mensen die bezorgd waren over mijn veiligheid. Want Hurwenen leek op Herwijnen en de journalisten deden ijverig mee aan die geografische verwarring.
Maar er was helemaal geen scheur, laat staan een dwarsscheur.
In Tiel genoot NOS-verslaggever Gerard Arninkhof het exclusieve recht om vanuit het regionaal rampencentrum bericht te mogen doen. Onbekend met de werkelijkheid hief hij, staande voor Albert Heijn, zijn arm in de lucht om aan te geven hoe hoog het water wel niet zou komen als de dijk brak.
Vanuit zijn Hurweense dijkwoning, die hij geweigerd had te verlaten, belde raadslid Jos Beijaert tenslotte woedend naar het journaal en de radio: ‘Jullie zijn gek, er is helemaal geen scheur.’ Daarop verdween het nieuws uit de headlines – zonder overigens een rechtzetting die louterend had kunnen werken.

Er zaten in Hurwenen kleine scheurtjes in het asfalt, maar die hadden niets met de dijk te maken. Het wegdek was gehavend door grondtransport. In het najaar van 1994 hadden vrachtauto’s dagelijks klei vervoerd tussen de steenfabrieken van Rossum en Haaften. Als ze elkaar op de dijk van Hurwenen moesten passeren, weken ze ver uit waardoor het wegdek hier en daar was afgebrokkeld. Beijaert zou later zeggen: ‘Heel dat verhaal werd geboren uit een discussie tussen twee dijkwachten die grappen makend naar elkaar riepen: eindelijk een scheur. Dat werd door een journalist opgevangen. Later zouden er ook nog stokjes in het wegdek worden gezet waardoor mooi filmmateriaal ontstond.’
Heemraad Dupont van het polderdistrict Groot Maas en Waal gaf later desgevraagd toe dat de scheur van Hurwenen nooit heeft bestaan: ‘Er was daar helemaal niets aan de hand en wat ik zeg is correct.’ In de notulen van de vergadering van de dijkstoel op 3 februari zou Dupont opmerken ‘dat het beeld naar buiten toe een ongunstiger indruk bij hem had gewekt dan wat hij later vernam en hem verrast had.’ Daarop antwoordde de voorzitter ‘dat er inderdaad een zekere spanning bestond tussen de berichtgeving in de pers en de feitelijke realiteit.’
Het polderdistrict zou overigens zelf, op het moment surpreme, niets doen om het loze alarm te bezweren. Onmiddellijk na de eerste melding landde directeur H.H.Kok van Groot Maas en Waal per helicopter op de dijk van Hurwenen om zich op de hoogte te stellen. Hij zei wel dat hij na al die berichten in de media toch wat moest doen om de mensen gerust te stellen. Er werden daarom een paar vrachten zand aan de binnenkant van de dijk gestort. Bovendien werd er een bulldozer geparkeerd, zodat iedereen kon zien dat het polderdistrict paraat was.

Nog diezelfde dag reed een busje van de Mobiele Eenheid het erf op van imker Tini van Doorn die onder aan de dijk woont. Hij moest direct vertrekken want de dijk stond op het punt van doorbreken. De veehouder reageerde stoïcijns waarop de politiemensen herhaalden dat iedereen weg moest. Hij vroeg toen of ze zeker wisten dat ze Hurwenen moesten ontruimen. ‘Het bleek toen dat ze in Ochten moesten zijn. Ze kwamen uit Amsterdam en omdat ze de kaart verkeerd hadden gelezen waren ze verdwaald. Ik heb ze toen verteld dat Ochten aan de noordkant van de Waal ligt, voorbij Tiel. Ze zijn toen onmiddellijk met hun actie gestopt. Ze hebben netjes hun excuus gemaakt en zijn naar Ochten gereden. Die jongens en meisjes hadden nog nooit zoveel water gezien. Ze waren opgewonden en een beetje verbluft dat ik zo kalm was. Ik heb al zo vaak hoog water meegemaakt. Ik heb in het verleden zo vaak dijkwacht gelopen en dan bedoel ik echt lópen. Met een stallantaarn van de Panoven naar de Hurweense hoek en terug. Dan pakten we een borrel in het cafe dat de hele nacht open was en maakten we de ronde opnieuw. Allemaal mensen uit de streek. Maar de laatste keer waren er dijkwachten uit de wijde omgeving ingehuurd. Die kregen zoveel per uur en reden rond in een auto waarvoor ze per kilometer betaald kregen. Op die manier kan je niks zien, die kerels zijn voor mij geen dijkwacht. Ik heb het polderdistrict nog gebeld en toen moesten ze meer stoppen en uitstappen om te kijken. Ik ben geen moment bang geweest. Iedereen aan de dijk is blijven zitten alleen de mensen die hier nog niet zo lang woonden sloegen op de vlucht. De media waren de grootste boosdoeners. Als het vroeger hoog water was zag je daarover niks in de kranten. Het ging gewoon voorbij. Maar tegenwoordig hebben kranten en televisie meer met geld te maken. Mijn zoon raakte helemaal opgefokt en bang als hij naar de televisie keek. Als hij naar buiten liep, de dijk op, was het weer over. Het was een gekkenhuis. De journalisten dachten dat het precies zo zou gaan als in 1953. De mobiele eenheid die hier kwam en in Ochten moest zijn dacht dat ook. Het was allemaal onbekendheid en onervarenheid met het water. ‘

De scheur van Ochten zou voor een adembenemende climax zorgen in de spanning over het hoge water. Op woensdagochtend 2 februari werd aan de Waalbandijk aan de buitenzijde (de kant van het water) een scheur ontdekt op ongeveer één meter afstand van het asfalt. De scheur in het talud was twintig meter groot en zou snel uitgroeien tot tweehonderd meter. Er volgde groot alarm. Burgemeester H.J.Zomerdijk van Ochten verkeerde in de veronderstelling dat het hier om een ‘kritieke, levensbedreigende situatie’ ging. Op eigen houtje, zonder met het regionaal coördinatiecentrum te overleggen, riep hij voor Omroep Gelderland de mensen in zijn gebied op onmiddellijk te vertrekken. Later werd die oproep gevolgd door een opdracht tot evacuatie. Die liep uit op chaos en dramatische taferelen. Het vee moest achterblijven. Dorpsbewoners moesten in allerijl, met soms niet meer dan een koffer met kleren, hun huizen verlaten. Terwijl duizenden mensen Ochten verlieten, kwam het leger met jeeps het dorp binnen.
Honderdvijftig militairen werden ingezet om nylon doek en zandzakken op het stuk dijk aan de westkant van het dorp te leggen, waar de scheur was waargenomen. Duikers gingen te water om het doek vast te maken. Aan de binnenkant van de dijk werd een steunberm gemaakt van zand voor tegendruk.
Er gebeurde meer. Aan de oostzijde van het dorp werden over een strook van tien meter en een lengte van enkele honderden meters, bomen gekapt en een noodweg aangelegd. Vervolgens werd een stuk dijk van zeshonderd meter lengte verzwaard. Met de scheur had die dijkverzwaring niets te maken maar wel alles met de noodsituatie die de burgemeester had uitgeroepen. ‘Ik wilde het ijzer smeden terwijl het nog heet was,’ zei hij in NRC Handelsblad. ‘De aanleg van die zeshonderd meter lange dijk ging inderdaad dwars door alle procedures heen. Maar het was de hoogste tijd om te kijken of de politiek zich hield aan alle mooie beloftes.’
Na de paniek volgde veel kritiek. Was het polderdistrict Betuwe te geruststellend geweest in zijn beoordeling van de situatie of had een arglistige burgemeester de paniek uitgebuit?

Er was een ‘scheur van Ochten’ maar die bestond al meer dan zeventig jaar. Het polderdistrict Betuwe wist van niets, zou later het hoofd van de technische dienst J. van Meegen zeggen. Maar oudere dijkbewoners kenden het geheim van de dijk. Ze wisten dat de plek waar de scheur zich openbaarde zwak was. Wat in 1995 gebeurde was een preciese herhaling van de geschiedenis van 1926.
Toen werd in januari van dat jaar de hoogst bekende waterstand uit de geschiedenis gemeten. Het water steeg bij Lobith tot 16.93 meter boven NAP. Omdat sindsdien door ingrijpen van de mens de rivierbedding ingrijpend wijzigde zou die waterstand nu overeenkomen met 16.83 meter – vijftien centimeter hoger dan in 1995. De dijk bij Overasselt brak en het Land van Maas en Waal liep onder water(1).
Jorissen van de dienst Weg en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat ontdekte dat de scheur bij Ochten in 1995 ‘op vrijwel dezelfde plaats optrad als in 1920 en 1926’. Hij ontdekte ook dat nooit iets met die wetenschap was gedaan: ‘Sinds 1926 was de dijk niet verzwaard. Er gebeurde niets aan het onderhoud. Toch waren er genoeg mogelijkheden. Je had voor en na de oorlog de werkverschaffing. Achteraf gezien waren ze toen op de verkeerde plaatsen bezig. Over de dijken werd gewoon niet nagedacht. In 1926 werden ze hersteld en daarmee basta. Pas na 1953 begonnen we in Nederland weer na te denken over de dijken.’
Het was overigens onduidelijk of de dijk bij Ochten echt zwak was. Zodra zich een scheur in de lengterichting van de dijk openbaart is dat een signaal dat de dijk beweegt. Het zou het begin kunnen zijn van een verder onderuit schuiven van het talud. Dat gebeurde in Ochten niet. Jorissen, een specialist in de faalmechanismen van rivierdijken, zegt: ‘Toen het talud in Ochten bewoog kon dat ook een teken zijn dat de dijk zichzelf in een stabielere positie zette. Zelfs al zou een deel van het talud afgeschoven zijn dan betekende dat nog niet dat de dijk niet genoeg kracht overhield om het water te keren. Voor mij staat vast dat als een dijk eenmaal hoog water heeft gekeerd, de kracht van de dijk is aangetoond.’
In Ochten hield de dijk het in 1920, in 1926 en in 1995.
Voor Jorissen staat vast dat de evacuatie in 1995 alles te maken had met het rampbestrijdingsplan dat na het hoge water van kerst 1993 was opgesteld. En hij acht het denkbaar dat zonder alle opwinding, misbaar en noodmaatregelen, de dijken niet bezweken zouden zijn.
In Tiel gaf Jorissen uitleg op een symposium over het hoge water. Hij liet drie onschuldige dia’s zien over situaties die in het rivierengebied met regelmaat voorkomen bij hoog water. Het waren foto’s uit 1993 van een overgelopen zomerkade, van een ondergelopen polder en van Borgharen onder water. Ze kwamen in precies dezelfde volgorde op CNN en werden vervolgens met dreigende teksten getoond op alle grote televisiestations.
Jorissen: ‘Het maakte allemaal deel uit van een geweldige opklopperij. Je moet dat hoge water niet bagatelliseren maar ook niet overdrijven.’

(1)In het verslag dat in 1926 bij de Algemeene Landsdrukkerij verscheen, werd de dijkbreuk bij Overasselt en het onderlopen van het Land van Maas en Waal beschreven: ‘Tusschen de dijkpalen 102 en 103 van den rechter Waaldijk bij Ochten ontstond langs de buitenkruinlijn een scheur ter lengte van veertig meter, met grootste wijdte van 2,5 centimeter, op dezelfde plaats als tijdens den hoogen rivierstand in 1920. Zij was vermoedelijk een gevolg van eenige zetting van een onlangs aangebrachte dijksverzwaring tegen het buitenbeloop. Meetbare verzakking had niet plaats.’
De journalist H.van Heiningen heeft de watersnoodramp van 1926 beschreven in het boek ‘Wee den vergetenen!’ (Tweestromenreeks, Tiel).

Polderpers