Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Hoog water 1993 – Het begin

Het is eind 1993 en op de uiterwaarden slaan de dieren op de vlucht. Want het wordt hoog water.
Eerst komen de hazen. Met raar gekromde ruggen, bang om nat te worden, rennen ze op hoge poten over de nog droge dammetjes naar de dijk. Vaak moeten ze het laatste stuk zwemmen, omdat daar het diepste punt is. Even zitten ze trillend tussen het basalt. Dan schieten ze, met soms drie tegelijk, de dijk over de polder in.
Als het donker geworden is, volgen de veldmuizen. Egels die in hun winterslaap zijn gestoord, sjokken gebogen voorbij. En een enkele keer voegt zich een mol in de stoet. De dijk verandert in een loopplank naar de ark die de polder vormt. De mars van de dieren is een stille aankondiging van de vloed die komt. Eerst lopen de uiterwaarden onder. Daarna gaat het water over de zomerkade de buitendijkse polder in.
Meestal gebeurt dat om drie, vier uur ’s nachts. Al dagenlang is het water tegen de zomerkade omhoog gelopen. Iedereen weet dat weldra het onvermijdelijke gaat gebeuren en de kade zal overlopen. Wij, omdat het water in Keulen acht meter staat. De dieren, omdat de grond aan de andere kant van de kade doordrenkt is geraakt van het water dat door het verlaat naar binnen is gesijpeld. Ineens hoor je dan dat geruis van de vloed die zich na enige aarzeling plotseling verheft en over de dam stort.
En de andere morgen zijn er de muskusratten. Ze hangen of zitten in trossen in de knotwilgen die boven het water uitsteken. Of ze zwemmen radeloos rond omdat ze in het basalt geen holen kunnen vinden. Tot de muskusrattenvanger en de jager komen om de dieren neer te knallen. Want weidelijkheid kent z’n grenzen.
Zo gaat dat elke keer bij hoog water. Vijf jaar geleden was dat zo en tien jaar geleden. Ik woon meer dan twintig jaar aan de dijk en ik heb al zes keer dat wonderlijk, ruisende geluid gehoord van die waterval die over de zomerkade valt. Gelzing, zoals de oude Gerrit werd genoemd toen hij nog leefde, bleef er altijd voor op. Hij ging dan met z’n hoofd tussen z’n knieën op de dijk zitten en luisterde intens omdat hij het geluid zo ‘krachtig en sterk’ vond. Zo noemde hij het.
En altijd, ik ben daar nog steeds een beetje jaloers op, had hij het over 1926 toen het water zo hoog stond dat hij staande op de dijk zijn handen in de rivier kon wassen. ‘Sterk, sterk, man die dijk is zo sterk,’ zei hij mij altijd weer als hij vertelde over dat jaar.
In 1988, Piet de duif die al zeventig jaar aan de dijk woont is getuige, kon ik op m’n knieën zittend op de dijk en diep voorover buigend het water aanraken. Er was nooit zoveel rumoer en opwinding over het hoge water dan met kerst 1993. Toch slaagde ik er toen niet in het water aan te raken. Echt waar. Piet de Duif, wiens geheugen ik erg hoog acht, zegt ook dat het water lager stond dan in 1988.
Ik begreep er niets van.
Het dagblad De Gelderlander beschreef een doom-scenario met negen meter water in de Betuwe als het verkeerd zou gaan. NRC/Handelsblad suggereerde dat het hoge water wel eens de discussie over de dijkverzwaring zou kunnen beïnvloeden. De Volkskrant, die nog nooit een goed verhaal over de dijkverhogingen schreef, kondigde panisch de zondvloed aan.
Er trokken colonnes bezoekers over de dijk om de nood te zien. In het journaal verschenen steeds weer nieuwe berichten over wellen en wankelende dijken. Allerlei verslaggevers snelden als razende reporters door het rivierenland, van de ene naar de andere curiositeit.
Maar ik kon het water in de rivier vanaf de dijk niet aanraken.
Hurkend op de dijk verbaasde ik me. Ik zat midden in een drama maar herkende het niet. Achter me, aan de binnenkant van de dijk, begonnen op precies dezelfde plaatsen als vijf jaar geleden geultjes water te stromen. Een eind verder, op het land van Peer van de Oven, ontstond net als eerder een kwel, een plaat van zand die uit de bodem naar boven werd gedrukt. En in de griend vulden de sloten zich met water. Het landschap veranderde in een moeras tot het een meertje werd. Ik heb altijd begrepen dat dat goed is, omdat het kwelwater uit de wellen en kleine kanaaltjes voor natuurlijke tegendruk aan de binnenkant van de dijk zorgen. Maar nu waren er passanten die de vorige avond televisie hadden gekeken en verontrust waren geworden over berichten dat het water onder de dijk dodor kon komen. Ze stopten, wezen en reageerden verschrikt: ‘Daar komt het ook naar boven.’ Meer omstanders voegden zich bij hen en ik hoorde iemand roepen: ‘Piping, dat is piping.’
Mensen begonnen in paniek te roepen dat de dijk trilde – dat was ook zo want in de verte naderde een auto met zandzakken van de polder. Daags daarna las ik in de krant dat nog een stuk dijk was gaan wankelen.
Er waren spannende momenten. Dagenlang denderden F-16 straaljagers van het 306 fotoverkenningssquadron boven het rivierengebied om foto’s te nemen van de zwakke plekken in de dijk. Er werden dertigduizend foto’s gemaakt. Achteraf bleek er niet één bruikbaar.
En ik zag Pia Dijkstra, toch niet de slechtste anchor van het NOS-journaal, tegenover topambtenaar Jan Hoogland van Rijkswaterstaat zitten voor een aantal scherpe vragen. ‘Meneer Hoogland,’ zei ze en je voelde de spanning stijgen, ‘het water heeft Rijkswaterstaat verrast.’ Maar meneer Hoogland was voor zijn doen heel genuanceerd en zei dat er niets aan de hand was.
Dat was ook zo. Het was een vervelende toestand in Limburg – hoewel elke vergelijking met de watersnood van 1953 een schandaal was. In het rivierengebied voltrok het hoge water zich zoals het al die keren daarvoor voltrok. Met ongemakken, gesjouw van meubels in de huizen aan de buitenkant, maar kalm en waardig. En met enige hilariteit voor de burgemeester van Leerdam, die stuntelend voor de televisie uitlegde dat de huizen langs de Linge onder water liepen omdat er maar mondjesmaat geloosd mocht worden op het Merwedekanaal. Maar de verslaggever vroeg niet hoe het gemeentebestuur zo stom had kunnen zijn toestemming te geven aan de buitenkant van de dijk te bouwen.
Er was sprake van collectief geheugenverlies. Journalisten kenden de geschiedenis niet. Kritiekloos lieten ze dijkgraven aan het woord die ongegeneerd een pleidooi mochten houden voor sterkere dijken. Bestuurders konden ongehinderd uithalen naar milieu- en bewonersgroepen die de dijkverzwaringen zouden vertragen.
De minister van verkeer en waterstaat mevrouw May-Weggen voorspelde in de Tweede Kamer een ramp. Ze had het over het ‘zorgwekkendste’ en ‘zwaarste’ scenario. ‘Ik maak me grote zorgen over Dordrecht,’ zo liet ze tot woede van de burge-
meester en de dijkgraaf in Dordrecht weten. ‘Het alarm van de minister berust op niets,’ zei burgemeester J.Noorland. ‘We zijn hier gewend aan enige overlast,’ reageerde dijkgraaf J.van der Linden.
Voor de eerste keer viel het woord evacuatie. In een achterkamer van het polderdistrict Groot Maas en Waal in Druten werd gevraagd om een blauwdruk van een rampbestrijdingsplan.
De toon was gezet.
Het hoge water van kerst 1993 zorgde voor verbijsterende beelden op de televisie. Kranten en radio kwamen met schokkende verhalen, nieuws en drama. Er was niemand die zich verbaasde over zoveel opwinding om een periodiek terugkerende vloed.

Toen kwam, dertien maanden later, het hoge water van februari 1995. Nu bleek ook dat rivieren geen geheugen hadden. In het districtshuis van Druten werd de dijkstoel ontboden voor extra beraad over de nieuwe rampspoed. De nacht viel, het was waterkoud en bij de bewoners tussen de rivieren groeide de zorg.

Polderpers