Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Hoofdstuk 55 Een roerloze nacht in het najaar

Het is volle maan.Ik wandel over de dijk door de nacht. Van de rivier komt het gedempte geluid van voorbijvarende schepen. Zo nu en dan klinkt geratel van een uitrollende ketting van een schip dat bij de oven, waar het water het breedst is, voor anker gaat. De rode lichten worden gedoofd en blauwe lampen gaan aan als teken dat gerust wordt. Het water is van zilver. Het gaat traag op en neer en houdt het zand langs de oever vochtig. In het maanlicht lijkt het alsof een reuze slak er sporen heeft nagelaten.
Het is een roerloze nacht, zoals die alleen maar in het najaar bestaat. De knotwilgen die in de voet van de dijk staan, werpen donkere schaduwen tegen het basalt. Het is lang geleden dat in september het blad van de bomen nog zo vol was en zo groen. Dat komt omdat de zomer nat was en koel. Het leven van de natuur is er door verlengd en verrijkt. Nog nooit heb ik zoveel zwanenbloemen en pijlkruid in de uiterwaarden gezien als het afgelopen seizoen. Nog nooit waren er zoveel aalscholvers en mantelmeeuwen die zich mee lieten voeren met de waterlijn. Drie keer liepen de uiterwaarden onder. Daarna, als het water was weggetrokken, hing er een doordringende geur van rottend gras.
Sander en Mark vonden dat het stonk. Ik zei dat ik het lekker vond want het herinnerde me aan de vlasfabriek op het dorp waar ik geboren ben. Op het dak van de fabriek waren grote waterbakken gebouwd, waarin het vlas werd geroot – om de vezel van de stengel van de plant los te maken. Het water werd tot soms wel dertig graden Celsius verwarmd. Maar vóór het vlas er in ging mochten wij er een tijdje in zwemmen. Nooit zal ik die weldaad van dat heerlijke warme water vergeten.
Heel de zomer hebben de sloten en de put van de griend vol water gestaan. Er zitten salamanders met gele en zwarte buiken. Ik heb kikkers gezien die zo groot waren dat ze je aan het schrikken maakten.
Zelfs de schepen op het water zwijgen nu. In het licht van de lantaarn op de dijk maken vleermuizen hortende bewegingen. Ze doen zo schichtig en onhandig, maar ze vliegen met feilloze precisie. Zo nu en dan hoor je in het gras zacht ploffende geluiden van appels die van de bomen vallen. Ik denk met enige zorg aan de overvloed die wacht. Het is niet zo’n goed seizoen voor de appels geweest. Maar stoof- en handperen zijn er zoveel dat de takken moeten worden gestut. Ik voel nu al spijt over al het fruit dat niet gegeten kan worden en tenslotte wegrot onder de bomen. Enkele maanden lang zullen we peren eten, zo veel dat we er weer een jaar genoeg van hebben. Hoe prachtig is het in de natuur geregeld, denk ik. In mei en juni zijn er zoveel aardbeien dat je ze daarna tien maanden niet meer kan zien. Kort daarna zijn er kersen en morellen. De rode bessen, de witte bessen, de frambozen, de kruisbessen en de zwarte bessen helpen je vervolgens de zomer door. De notenbomen dragen vrucht en tenslotte komen de appels en de peren die je in partjes kan snijden en op de zolder boven de oven van de steenfabriek kan laten drogen.
Alles heeft z’n tijd. Ik zie wel eens met enige weerzin hoe in sommige winkels in de stad het hele jaar door aardbeien te koop zijn. Zulke vruchten kunnen toch onmogelijk nog een bijzondere lekkernij zijn? Ineens, als ik voorbij het haventje naar de rivier loop, denk ik aan Thijs. Jarenlang had ik de gewoonte hem een aantal potten zwarte bessenjam te brengen van de nieuwe oogst. Hij aanvaardde ze dankbaar tot ik hoorde dat hij ze doorgaf aan de mensen op z’n werk. Thijs lust geen jam. In de oorlog werd de vrachtboot uit Tiel door een Duitse jager lek geschoten. Het schip voer nog het haventje binnen maar liep toen aan de grond. De Duitsers dwongen de dijkbewoners het schip te lossen. Het bleek uitsluitend jam en vruchtenwijn van Flipje aan boord te hebben. De helft van de lading werd stiekum in de griend weggestopt. En gedurende de oorlogsjaren heeft Thijs – want z’n vader en moeder hadden zestien kinderen en waren arm – elke dag jam moeten eten. Na de oorlog heeft hij dat hij nooit meer gewild.
Door de nacht klinkt de hoge schreeuw van een uil. De eerste mais is gehakseld. De muizen op het land zijn hun beschutting kwijt.
De roofvogel gaat een aantal rijke weken tegemoet.

Polderpers