Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

‘De stedenoorlog in de Randstad’

De vier grote steden naderen elkaar steeds meer.
Ook letterlijk.
Het groene hart van Holland wordt razendsnel dichtgebouwd. Amsterdam is op weg naar het zuiden, Rotterdam trekt naar het noorden, ooit zullen de twee elkaar ontmoeten. Utrecht jaagt tuinbouwers weg in het Groene Hart, Den Haag zit zo in het nauw dat het de zee ingedreven wordt, het smeekt om gebiedsuitbreiding, landinwaarts.
Langs uitvalswegen ontstaan skylines die overal op elkaar lijken. World Trade Centre in Amsterdam, Brainpark in Rotterdam, Smart Business Park in Utrecht – zo wordt ook nog de illusie hoog gehouden dat zakendoen iets met wetenschap te maken heeft. Zie Rijnsweerd, het jongste kantorencomplex in Utrecht-oost. Twee jaar geleden stond hier nog vrijwel niets. Sindsdien demonstreren projektontwikkelaars, nauwelijks gehinderd door lastige toezichthouders van de gemeente, wat voortvarendheid vermag: veel glas, gekleurde panelen, lucht en wind, futuristische vormen, atriums zonder inhoud: zogenaamde snelweg-architectuur. Een ratjetoe van stijlen dat wel omschreven wordt als ‘eclecticisme’. ‘De initatieven lagen in Rijnsweerd in de eerste plaats bij de projektontwikkelaars,’ zegt de Utrechtse wethouder G.Mik (stadsontwikkeling).
Projectontwikkelaars hóuden van dertien in een dozijn. ‘Als je hoge spiegelkasten wilt bouwen, is dat een fluitje van een cent. Je hoeft maar te roepen en de investeerders komen al. Veel volume, het glimt en het lijkt op Frankfurt en Londen – dat zien ze graag’, sneert ir.A. Oskam, directeur van de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening.
De Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, S.Patijn, vindt het ‘gruwelijjk’ wat hier en daar gebeurt. ‘Ik vraag me wel eens af, hoe is het in godsnaam mogelijk wat die steden allemaal toestaan. Vroeger had je er nog welstandscommissies, ik geloof dat die niets meer voorstellen. De gemeenten zijn veel te blij als er iemand wil investeren. Ze zijn dan bereid in alles toe te geven, ze zijn veel te gemakkelijk. Wat gelukkig wel lukt is de grachtengordel in Amsterdam maar wat in AQmsterdam-zuidoost gebeurt is heel erg.’
De hoofdstad doet nog moedige pogingen om de stad althans in het noorden te verankeren met het dure IJ-oever-project, maar behalve een enkel bedrijf en heroïnehoeren wil niemand er nering doen. En ook het plan voor de Kop van Zuid in Rotterdam is vóór de voltooiing al mislukt, zegt ir. H.S. Yap, directeur van het Berlage-Instituut en tot eind jaren tachtig directielid van de Rijks Planologische Dienst: ‘Veertig procent van de kantoorruimte die daar gebouwd is, wordt gehuurd door de gemeente zelf.’
Alles te noorden van het IJ in Amsterdam en ten Zuiden van de Nieuwe Waterweg in Rotterdam is een brug te ver, meent Yap. Dat is de vloek van de Randstad: aan de buitenkant sterft hij, binnenin drukt hij alles dood.

Randstad Holland – gateway to Europe‘, beweert de prachtfolder waarmee de vier grote steden zich gezamenlijk aan buitenlandse beleggers presenteren op de jaarlijkse onroerend goed markt in Cannes.
Het kan niet op. De haven van Rotterdam. De luchthaven Schiphol. Een prachtig groen hart, schitterende binnensteden (Utrecht! Amsterdam!), stranden (Scheveningen!). ‘Mixing business with pleasure’. Welke andere metropool heeft zoveel te bieden? Geen enkele, dat blijkt onomstotelijk uit de afgedrukte kaartjes en statistieken.
Alleen: Parijs, Londen, Frankfort en Brussel hebben óók zulke folders en óók zulke kaartjes.
Als animeerdames die tegen het raam tikken, proberen de Europese steden aandacht van investeerders te trekken.
Ze houden elkaar voortdurend in de gaten en volgen elkaar tot in de kleinste details, uit angst dat de klanten anders verderop naar binnen gaan.

‘Ach, die concurrentie met Parijs en Londen, die kunnen we toch niet aan. Dat zijn onze partners niet,’ zegt commissaris Patijn hoofdschuddend. ‘Concurrentie? Ik kan u wel zeggen, ik ga niet wervend rond of ik iets kan aantrekken. Ze komen toch wel hier, dichtbij Schiphol, dichtbij de haven.’
Elke stad langs een rivier heeft een Waterfront-project. En ze kijken bij elkaar af hoe je zoiets moet aanpakken. Oskam, van de Amsterdamse dienst Ruimtelijke Ordening: ‘Ik zou makkelijk elk jaar naar acht, negen congressen kunnen gaan. En op al die congressen zie je dezelfde investeerders, dezelfde architecten. Dus over een tijdje zien ook al die plannen er hetzelfde uit.’

Het is allemaal vooral een demonstratie van fantasieloosheid, van gebrek aan durf en originaliteit. Altijd hebben stadsbestuuurders serviel de mode van de tijd gevolgd en achter elkaar aangelopen. Ooit, in de jaren zeventig, waren de steden gefascineerd door het credo ‘bouwen voor de buurt’ en ‘samen bouwen voor anderen’. Het toverwoord luidde ‘stadsvernieuwing’. Alle subsidies werden gestopt in de sociale woningbouw. Maar zo werd, in plaats van voor de buurt, in de allereerste plaats gebouwd voor de allerlaagste inkomens. Het gevolg was dat de bewoners met hogere inkomens uit de wijken verdwenen en hun toevlucht zochten in groene slaapsteden, het resultaat van het inmiddels betreurde beleid van ‘gebundelde deconcentratie’. De grote steden verloren daardoor in de afgelopen 25 jaar honderdduizenden inwoners – alleen Den Haag raakte er 150.000 kwijt. De mensen met de laagste inkomens bleven in de oude stadswijken achter, winkels verdwenen, straten verpauperden, er ontstond hoge werkloosheid. Volgens de bekeerde sociaal-democraat Flip de Kam liet de stadsvernieuwing ‘een sociale woestenij’ achter met stadsnomaden die niet kunnen uitbreken. Elke stad kent intussen z’n eigen tragiek: De Pijp in Amsterdam, Wijk-C in Utrecht, Charlois in Rotterdam en de Schilderswijk in Den Haag.
Het college van burgemeester en wethouders in Den Haag omschreef eind vorig jaar zelf de misères van de stad: ‘Ze variëren van criminaliteit en gevoelens van onveiligheid tot vervuiling en verloedering van straten en buurten; van achteruitgang en verpaupering van met name de oude stadswijken tot grote werkloosheid onder bepaalde groepen van de bevolking; van verkeersoverlast tot welzijnsproblemen; van spanningen die het gevolg zijn van de multiculturele samenleving tot een bijna onbetaalbare bodemsanering’ (nota van aanbieding bij de begroting 1992).
Elke stad heeft z’n ruïnes uit de jaren zestig en zeventig. De wijk Charlois in Rotterdam-zuid kan de concurrentie aan met de slechtste wijken uit Liverpool. W.J.ten Have, voorzitter van de deelgemeenteraad Charlois en vroeger wethouder van Rotterdam zegt: ‘Achteraf gezien hebben we het in de jaren zeventig niet goed gedaan. We volgden de kreten ‘betaalbare huren’ maar we vergaten dat er andere waarden zijn. Nu weten we dat er duurdere huizen nodig zijn om mensen met hogere inkomens de stad binnen te halen die weer zorgen voor betere winkels. Onze ideeën nu gaan veel verder dan wonen, het gaat om de samenstelling van de bevolking.’

En zo hebben de grote steden zich met alle energie op de nieuwe uit Brussel overgewaaide filosofie van ‘bouwen op toplokatie’ geworpen, van oogverblindende vormen zonder inhoud. Elke stad is vanzelfsprekend toplokatie. In Rotterdam is dat het Weena, in Utrecht het ‘City-projekt’ rondom Hoog Catherijne en in Den Haag ‘Nieuw Centrum’ naast het centraal station. Maar zullen die nieuwe stralende kantoren, ontworpen door internationaal vermaarde architecten als Richard Meier en Rob Krier, ook maar iets kunnen bijdragen om de Schilderswijk en Charlois te redden?

In de stedenoorlog gaat het vooral om elkaar te overtroeven.
Amsterdam likt nog zijn wonden van de verloren slag om de Oosteuropese Herstelbank, die naar Londen ging. De hoofdstad lokt nieuwe bedrijven met bid books vol aanbiedingen die ze niet kunnen weigeren: een jaar gratis kantoorruimte, goedkope telefoonlijnen, extra parkeerplaatsen.
Rotterdam – ‘de voordeur van Europa‘ – maakt zich sterk voor de Betuwelijn en blijft onvermoeibaar vechten om het vliegveld Zestienhoven op te stoten tot een échte regionale luchthaven. ‘Zonder vliegveld kan je het wel schudden’, zegt wethouder J. Linthorst, ‘Dan valt heel de ontwikkeling van de noordrand in duigen, dan wordt de klok twintig jaar terug gezet.’
Den Haag stond de afgelopen maanden aan het front van de strijd tegen tegen Wenen en Genève om de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons binnen te halen. En won: eindelijk ook eens een succes voor de residentie.
‘Den Haag heeft een imago van: het hoort er niet bij‘, zegt directeur N.A.I. Schmelzer van de afdeling Ontwikkeling en Account Management, die speciaal is opgericht om de stad te verkopen. Hij is een tikje verongelijkt: ‘Waarom gaat alles naar Schiphol en naar de Rotterdamse haven? Dat is toch niet de enige manier om de BV Nederland overeind te houden?’
Den Haag zit van oudsher in de verdomhoek. ‘We presenteren onze sterke punten niet krachtig genoeg’, zegt Schmelzer.
Moeiteloos hanteert hij de newspeak van zijn branche: zorgvuldige ‘account-handling’, een duidelijke keuze voor ‘speerpuntbranches’, ‘research’ en ‘concurrentie-analyses’ moeten de ‘green multinational management city’ internationaal op de kaart zetten.

Utrecht tenslotte, heeft met man en macht gelobbyd om als ‘internationaal knooppunt’ aangewezen te worden, zodat het er nu toch nog een beetje bijhoort. In de eerste versie van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening werd – tot schrik van het stadsbestuur – elke relatie tussen Utrecht en de Randstad genegeerd. In de ‘extra-versie’ van de Vierde Nota zijn de stad en de regio nu alsnog met een stippelijntje opgenomen. De stad prijst zich gelukkig met een keur van internationale bedrijven:L IBM, Digital. Sara Lee/Douwe Egberts, de Rabobank die in het centrum een glazen monument voor de mammon bouwde en vele anderen. Het verzekeringsbedrijf Reaal kreeg van de gemeente Utrecht, als lokpremie, een half miljoen cadeau voor ‘herinrichting van het kantoor. Op het allerlaatste moment deed Den Haag nog een poging Reaal van gedachten te laten veranderen en bood een fors bedrag aan verhuiskosten voor de driehonderd medewerkers. Dat had wel eens in de miljoenen kunnen lopen. ‘We hadden toen onze keus al gemaakt, we hebben niet meer serieus over het aanbod nagedacht,’ zegt directeur T.W.Siemensma
Utrecht, heart of Holland, centre of services’. Maar de stad heeft in de jaren zeventig al zijn eigen hart verloren in de haast om projectontwikkelaars naar binnen te halen. Bredero en de Friesch Groningse plempten de buurt rondom het oude station vol met het winkelcentrum Hoog Catherijne, de stad bleef vrijwel failliet achter.

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht – het zijn grote steden, maar te klein voor de toekomst.
‘Als we niet in grotere verbanden gaan denken, wordt Nederland het Jutland van Europa’, waarschuwen de Kamers van Koophandel van de vier grote steden.
‘Wil je nog meekomen, dan moet je op het niveau van de Randstad denken’, zegt D.A. Regenboog. Hij was ooit lid van de directie onroerend goed bij het ABP en is nu projectleider van het Overleg Ruimtelijke Investeringen (ORI), dat onderzoek deed naar de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven bij de projecten ‘Den Haag Nieuw Centrum’, het ‘IJ-oever project’ in Amsterdam en het ‘Integraal Plan Noordrand’ in Rotterdam.
In een wegrestaurant tussen Amsterdam en Utrecht, de onvermijdelijke musac op de achtergrond, schampert hij op het provincialisme wat ons land kenmerkt: ‘De invoering vn Rail 21 is nog bij lange na niet genoeg om van de Randstad een samenhangend geheel te maken. Dat geboemel en geschud als ik van Amsterdam-Amstel Amsterdam-Centraal binnensjok heeft toch geen enkele internationale allure? Amsterdam voor de Amsterdammers? Okay, maar dan doen we in Europa niet meer mee.’
Londen is compleet, zegt Regenboog. Parijs en Frankfurt zijn compleet. ‘Maar Amsterdam is eigenlijk geen mainport en heeft een uitermate zwak centrum. Rotterdam ook. Zonder Hoog Catharijne zou Utrecht zijn afgezakt tot een derderangsstadje. En als je niet regionaal gaat denken, is Den Haag ten dode opgeschreven.’
Nederlanders denken te veel in deelbelangetjes, zegt Regenboog. ‘We moeten de Randstad als produkt verkopen, die kant moet het uit. Dan kun je niet werken met vier partijen met vermeende belangenstegenstellingen.’
De generaals van de stedenoorlog willen orde en discipline aan het front. Iedereen in het gelid.
Ons land ‘moet af van het Nima-complex (Niet in Mijn Achtertuin) waardoor zelfs de wethouder van Heerjansdam de flitstrein kan vertragen omdat hij geen tracee op zijn grondgebied wil hebben’, schrijven de Kamers van Koophandel van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag in een gezamenlijke brochure (‘Op papier zijn we er klaar voor’).
Het overleg over de toekomst van Schiphol, de motor van de Amsterdamse economie, loopt vast doordat er teveel mensen om de tafel zitten, zegt J. Krul, hoofd Milieu en Ruimtelijke Ordening van de luchthaven. ‘We hebben landschapsparken waar de rijksoverheid over beslist. Waarom maken we van Schiphol niet een economisch park, waar aparte procedures voor gelden?’
Bij de beraadslagingen over de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening, zaten er vaak vijftig mensen uit de regio’s om de tafel, ‘en dat waren dan nog de delegaties in hun meest minimale samenstelling’, zegt topambtenaar R.G. Beek, rechterhand van staatssecretaris De Graaff-Nauta bij de bestuurlijke vernieuwing.
De gezelschappen in ’s lands vergaderzalen moeten inkrimpen, de nota Bestuur op Niveau streeft naar een bundeling van bestuur rond de grote steden. ‘Zo gaat overleg ook tot besluitvorming leiden’, verduidelijkt Beek.
Overal sprankelt de daadkracht, alles moet anders – sterft, gij oude vormen en gedachten.
In zijn koel ingerichte kamer in de Stopera (een portret uit het begin van de eeuw van een Zuidafrikaanse consul-generaal – ‘Niet vanwege Zuid-Afrika, maar omdat hij eruit ziet zoals in mijn verbeelding een wethouder van Financiën er uit hoorde te zien’ – en een collage van muntstukjes aan de wand) zegt de Amsterdamse wethouder F.H.G. de Grave (VVD): ‘We zijn bezig aan een strijd en de Randstad zal moeten winnen. Maar waar praten we dan over? Drie provincies, de vier grootste gemeenten, meer dan vierhonderd samenwerkingsverbanden. Politieregio’s, brandweerregio’s, allemaal met andere grenzen, volstrekt geen adequate democratische controle, ongelooflijk veel dubbel werk, departementen die elkaar tegenwerken, iedereen houdt zich met alles bezig. En iedereen heeft voldoende invloed om te zorgen dat er niets gebeurt, maar niet genoeg om te zorgen dat er wel iets gebeurt.’
Het bestuur moet aangepast worden, roept een koor van stemmen. Heel Nederland zoekt naar nieuwe grenzen. S. Patijn, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, vindt dat ons land best uit kan met drie provincies. Landdrost H. Lammers meent dat Nederland er beter aan doet maar onmiddelijk één provincie van Europa te worden. Er moeten zaken gedaan worden, superzaken – daarbij moet een kleine groep mensen snel doortastende beslissingen kunnen nemen. ‘Ontwikkelingen mogen niet afstoten op, met alle respect, de burgemeester van Haarlemmermeer die zegt: ik heb met jullie problemen niets te maken‘, zegt de Amsterdamse wethouder De Grave, ‘Je moet goedschiks, met argumenten, besluiten kunnen nemen. En als dat niet lukt, dan maar met zachte of desnoods met wat hardere dwang: doe het nou maar, dat is echt verreweg het beste.
Deelraadsbesturen en raadsleden van randgemeenten mogen over een tijdje alleen nog meepraten over de poep op de stoep en het groen langs de weg, gedegradeerd tot sergeanten in de stedenoorlog.
Waar we ook komen, steeds wordt op datzelfde aambeeld gehamerd: opzij, opzij, opzij – we hebben zo een vreselijke haast. Alsof Nederland niet al vol staat met monumenten voor haastige bestuurders: het litteken dat het overbodige Prins Bernhardtviaduct achterliet in Den Haag, het ‘Zand van Joop’ in Amsterdam (opgespoten land in het westelijk havengebied), de ongeëvenaarde lelijkheid van Hoog Catharijne in Utrecht.
‘Het ontbreekt ons gewoon aan tijd en mankracht om nog langer met dossiers te blijven rondstoeien, zoals we nu doen’, meent Commissaris van de Koningin S. Patijn. ‘De macht is al vertrokken. Er wordt via veel te veel schijven beslist. De dossiers rakken dunner en dunner en de beslissingen worden door anonieme krachten om ons heen genomen. Door Europa, waar je geen enkele invloed op hebt. Door de ontwikkeling van de techniek, het bedrijfsleven, door migratiestromen, verpaupering en mobbiliteit die immens is toegenomen. De markt en de manier waarop burgers vrije beslisingen nemen gaan zo ontzettend snel. Je kunt twee dingen doen: een ankerketting uitgooien en roepen er wordt niet verder gereden. Maar dat heeft geen zin. Het beste is om te bezien hoe je je opnieuw kan organiseren zodat de beslissingen die we nog wel kunnen nemen, zo adequaat, eerlijk en efficiënt mogelijk zijn.’
Patijn heeft wel een aantal grenzen voor zichzelf getrokken: ‘Ik vind dat de overheid op zeker moment moet zeggen: tot hier toe en niet verder. Je zult altijd een schild voor de zwakken moeten zijn, voor de buitenlanders, de bejaarden, de gehandicapten. Als daar niemand meer voor opkomt moet de overheid roepen: ben je helemaal gek.’

Groot is mooi: grote steden, grote kansen. De opkomst van de Randstad is ontstuitbaar.
De tijd dat er over spreiding gedacht werd is definitief voorbij. De aanleg van de Eemshaven in Groningen, de verbanning van Rijksdiensten naar de provincie – het was zinloos en heeft alleen maar geld gekost, zeggen de profeten van de Nieuwe Tijd.
Winterswijk en Stadskanaal worden aan hun lot overgelaten – de ontwikkeling van de Rotterdamse haven en van Schiphol moeten prioriteit krijgen. Er moet een ‘randstadrailsysteem’ komen. Het zijn allemaal zaken van ‘nationaal belang’, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in het rapport ‘Van de stad en de rand’.
Het zijn gouden tijden voor Machers. De namen van projecten met een hoog ‘ambitieniveau’ liegen er niet om: ‘Nieuw Centrum’ (Den Haag), ‘Integraal Plan Noordrand’ (het IPNR in Rotterdam, door bewoners worden die letters vertaald als: ‘Ingewikkeld Project Niet Rendabel), het ‘Utrecht City Project’ en in de hoofdstad zingt burgemeester Ed. van Thijn de lof van steeds weer nieuwe ‘toplokaties’ (niemand kan dat woord uitspreken zoals hij het doet) temidden van de lachende geveltjes. ‘Amsterdam heeft ‘t!’
Het moet wel zo, zegt burgemeester A.J.E. Havermans van Den Haag bijna berustend. Zonder ‘succesvolle ingrepen’, zullen in het jaar 2000 honderdervijfentwintig Hagenaars van een uitkering moeten leven. In zijn lichte, ruime werkkamer aan het statige Burgemeester de Monchyplein zegt hij: ‘Weet u dat er kinderen Den Haag zijn die hun hele lagere schooltijd alleen maar rotzooi en troep om zich heen zien? Die altijd weer stuiten op braakliggende terreinen en dichtgetimmerde panden?’.
Maar helpt een Nieuw Centrum de bewoners van de Boekhorststraat of de Hoefkade? Helpt het nieuwe Utrechtse ‘City-projekt’ de mensen in de vervallen buurten aan een betere toekomst? Utrecht ligt ver achter met de stadsvernieuwing. Het rijk helpt de stad met jaarlijks 45 miljoen, de gemeente zelf steekt er twintig miljoen in. Dat zijn geringe bedragen vergeleken bij de honderden miljoenen die (door gemeente en particuliere investeerders) straks in de face-lift van het centrum zullen worden gestoken. ‘We zouden veel meer geld kunnen gebruiken voor het herstel van de oude wijken. Het is er niet,’ zegt wethouder drs. J. van Lith de Jeude. ‘Maar de andere kant is dat er geen enkele gemeente in Nederland is die de helft van haar onroerend-goedbelasting uit bedrijven haalt. Alleen Utrecht doet dat. Op die manier zijn wij in staat geweest om een deel van de tekorten van de stadsvernieuwing zelf te betalen.’
Omdat elke stad zich op kantoren stort dreigt een nieuw gevaar: dat van overcapaciteit. Den Haag kondigt trots aan met de bouw van één miljoen vierkante meter kantoorruimte, elke stad te gaan overtreffen. Wat gebeurt als waar is wat het blad ‘Vastgoed’ van makelaars in onroerend goed voorspelt, dat de vraag naar kantoren fors gaat dalen? ‘Dat zou niet best zijn,’ zegt burgemeester Havermans.
Dan zullen de bewoners van de oude wijken met hogere aanslagen onroerend goedbelasting, het jongste mislukte avontuur van de stadsbestuurders moeten gaan financieren.

Gezonde steden zijn ‘strategische schakelpunten tussen landen’, schrijft de Wetenschappelijke Raad voor het het Regeringsbeleid. Maar daarmee is niet gezegd dat een sterke positie automatisch ook de bewoners ten goede komt.
De werklozen van Charlois komen niet in de Rotterdamse haven aan de slag. In de Amsterdamse binnenstad is de werkgelegenheid sinds de jaren zestig gehalveerd – en de kantoorklerken die elke dag toestromen naar het World Trade Centre 0f Nieuw Amsterdam komen voor het merendeel niet uit de Helmersstraat. De Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons brengt geen werkgelegenheid voor de Haagse Schilderswijk.
Bij werving van personeel, ‘wordt soms het lokale aanbod genegeerd’, poneert de WRR in het rapport ‘Van de stad en de rand’, ‘vanwege het uitgesproken negatief imago van het stedelijk werklozenbestand. Onderzoek heeft uitgewezen dat bijvoorbeeld Amsterdamse bouwbedrijven al snel geneigd zijn buiten de stad personeel te recruteren.’
Er bestaat, zegt de WRR, ‘geen structurele relatie’ tussen ‘de werkzoekenden in de hoofdstad en de enige echte groeipool in het gebied: de bedrijvigheid rondom Schiphol’.
Met de stad gaat het straks goed, voor de bevolking blijft het slecht.
Dus groeit er een kloof tussen de Machers en de bewoners van de Randstad.
‘Wij beseffen dat voor veel burgers de aanpak van problemen in de directe leefomgeving en levenssfeer voorop dient te staan. Terecht, want van een burger die nu in een vervuilde en verloederde omgeving woont, kan niet snel begrip worden gevraagd voor de bouw van weer nieuwe kantoren of de uitvoering van ingrijpende verkeersmaatregelen’, schreef het Haagse College van Burgemeester en Wethouders in de laatste Nota van Aanbieding.
Er zijn al meer kantoren in de Randstad gebouwd dan er verhuurd kunnen worden, erkent Commissaris van de Koningin S. Patijn.
Maar de bouw gaat door. Het is net als de wapenwedloop: de stedenoorlog volgt een eigen logica, wie in de race wil blijven moet mee blijven doen.

Polderpers