Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

De vele belegginkjes van notaris J.B. Bonninga

Een huis voor Jules Mohamed Iqbal Alladin, Ghanderkapersad Jagroep en Ronald Mohamed Rafiek Niamat

Door Rudie van Meurs

Omdat bij méér leden van de confrérie daarover misverstand blijkt te bestaan moet nog eens herhaald worden dat notarissen geen gewone stervelingen zijn. Zij mogen zich niet — althans niet in de openbaarheid — onzedelijk gedragen. Zij mogen niet in onroerend goed handelen. Zij mogen geen geldleningen sluiten of verstrekken, anders dan ‘ter uitoefening hunner ambtsbediening’. Zij dienen zich te gedragen naar de ‘eer en waardigheid’ van het ambt waartoe de koningin zelf hen geroepen heeft. Zij zweren op dat alles drie dure eden ‘eerlijk, onpartijdig en zwijgzaam’ te zijn. Dat kwam vorige week ter sprake. Helaas ontbreekt het de Kamers van Toezicht aan een ‘recherche-apparaat’ om zondaars op te sporen. Maar als zo iemand bekend raakt zal althans de Haagse Kamer van Toezicht niet schromen het gerechtshof te verzoeken de betreffende notaris onverwijld uit zijn ambt te ontzetten — zo vertrouwde mr. J. L. A. de Haan de verslaggever toe. Daarop wordt nu in spanning gewacht. Het is nodig nog even de curieuze missive aan te halen die de Koninklijke Notariële Broederschap tweeëneenhalf jaar geleden aan haar leden zond. Daarin werd het, ten overvloede, de notaris ontraden deel te nemen ‘in handel en actieve belegging in onroerend goed, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van vennootschappen waarin een notaris geïnteresseerd is’.Ook financiering en ontwikkeling en dergelijke van onroerend goed komen niet te pas. Voorts waarschuwde de broederschap voor de constructie van ‘een commissariaat van een vennootschap waarvoor de notaris ook als notaris optreedt als niet voldoende waarborgen bestaan voor de onafhankelijkheid van de notaris’. Dat alles kan namelijk het aanzien en het vertrouwen in het notariaat (‘integriteit, kwaliteit en reputatie’) nodeloos schokken.
Voor een goed begrip is het ook nodig hier eigenhandig aan toe te voegen artikel 21 van de Wet op het Notarisambt, daar waar staat: ‘Notarissen mogen geene akten verlijden waarin zij zelven, hunne vrouwen, hunne bloedverwanten of aangehuwden in de regte linie (…) als partij voorkomen.’ En artikel 22 is ook niet mis: ‘De notariële akten mogen geene beschikkingen of bepalingen inhouden ten voordeele van de notaris, van de vrouw van de notaris, of de bloedverwanten of aangehuwden van de notaris en van de getuige in de regte linie (…).’ Het taalgebruik van die bepalingen doet wat archaïsch aan en dat lijkt ook het geval met de opvattingen die daarover bij sommige notarissen bestaan. Op zijn minst zijn er verschillen in interpretatie. Overtreedt de notaris die als bestuurder van een stichting diverse transacties in onroerend goed bij zichzelf transporteert artikel 21? Maakt de notaris die als bestuurder van een stichting een hypothecaire geldlening verstrekt aan de handel in onroerend goed van zijn zoon zich schuldig aan overtreding van artikel 22? Daarover gaat het in deze aflevering. Na de spectaculaire transacties van notaris E. Haverschmidt de succes-story van de Haagse notaris J. B. Bonninga. Een stille groeier, dankzij actieve belegging in onroerend goed. Want van handel in onroerend goed wil Bonninga niets weten. ‘Nee, ik handel niet. Ik verkoop alleen als er iets leeg komt. Dat is mijn stelregel. Dat mag toch? Ik zou niet weten waarom niet.’ De markt waar Bonninga opereert bevindt zich bij voorbeeld in de Haagse Schilderswijk en het Transvaalkwar-tier. Snel in verval rakende woonbuurten waar de paupers van de welvaartsstaat een onderkomen vinden. De belegging is tamelijk risicoloos, de markt willig, de prijzen gering. Kleine prijzen voor de kleine man die alleen nog via koop zich een dak boven het hoofd kan verschaffen. De voorzitter van de Koninklijke Notariële Broederschap, mr. A. H. M. Santen, noemt het ‘verwerpelijk’ als notarissen of stichtingbestuurders zich op deze markt zouden begeven. En hij vindt het ‘ongepast’ als een notaris als bestuurder van een stichting zijn zoon via een hypotheek in staat stelt een slag op deze markt te slaan. Toch gebeurt het.

Het telefoontje lucht de notaris op. Al een paar weken geleden is hij ingeseind over enig journalistiek speurwerk naar zijn transacties. Hii heeft zich op het gesprek voorbereid. ‘U mag van mij alles onderzoeken. Er zit niets achter, ik doe uitsluitend privé-beleggingen. Steeds volgens dezelfde methode: als er een huis leeg komt verkoop ik het. Dat is toch een normale zaak?’ zegt hij.
Dus u koopt een pand en als het leeg komt verkoopt u het? ‘Ja, zo is het. Maar wacht, ik koop het niet met het oog op het leeg komen. U weet, er zitten dan fiscale consequenties aan vast. Als de fiscus dat weet bestempelen ze me ook als handelaar. Daar heb ik altijd voor uitgekeken.’ Maar is dat geen verkapte vorm van handel?
‘Nee, nee. Daarom is het zo goed dat u belt. Achter elke transactie zit een verhaal. Ik moet u waarschuwen dat niet te vergeten.’ Daarom ben ik zo benieuwd naar de Brabon Vastgoed BV. ‘Brabon?’
Ja, die u heeft helpen oprichten. ‘Maar die is van mijn zoon, dat heb ik uitsluitend gedaan om hem in het zadel te helpen.’ Was dat ook de bedoeling van de hypotheek van ƒ150.000 die Brabon kreeg van de Keiser-stichting, waarvan u bestuurder bent?
‘Dat heeft hier verder niets mee te maken. Mag een stichting geen hypotheek uitzetten soms?’
Ik begrijp dat de Keiser-stichting succesvol en zeer actief is in onroerend-goed-transacties. Wat gebeurt er nog verder met het kapitaal van de Keiser-stichting?
‘Nu komen we toch echt op een terrein dat u niets aangaat. Ik heb mijn geheimhouding, als notaris en als bestuurder. We zijn nu aan de grens gekomen. Laten we maar stoppen.’
Dat is nu jammer. De particuliere praktijken van notaris J. B. Bonninga uit Den Haag zijn — althans in de ogen van doorgewinterde handelaars in onroerend goed — nauwelijks opvallend. Het gaat veelal om kleine bedragen die de notaris zonder hypotheek op tafel legt en die, in de loop der jaren, bij verkoop weer terugkomen. Maar dan wel in de vorm van vele kleine bedragen. Zo kocht hij in het begin van de jaren zestig twee portiekhuizen in de Van der Helststraat voor de som van ƒ 39.000. Er volgt een akte van splitsing en de zes appartementen die ontstonden brachten uiteindelijk ƒ 134.000 op.
In het begin van de jaren zeventig kocht Bonninga voor ƒ 16.500 het pand Christiaan de Wettstraat 70-72. Wederom volgde splitsing en de drie woningen brachten ƒ 73.500 op. Onder de gelukkigen bevonden zich Jules Mohamed Iq-bal Alladin, Ronald Mohamed Rafiek Niamat en Chanderkapersad Jagroep. Exotische namen in een grauwe buurt. Het woonhuis Heesterstraat 14 werd op 28 april 1976 door Bonninga gekocht voor ƒ 32.500 en anderhalf jaar later verkocht voor ƒ74.000. Doch hierin woonde tijdelijk de zoon van Bonninga die naar IJmuiden verhuisde en de winst mocht houden. Het pand Spotvogellaan 84 was tijdelijk in handen van Bonninga en werd vrijwel zonder winst doorverkocht. In dit onderkomen had de zoon van Bonninga samen met een firmant een bistro. Zo heeft iedere affaire een geschiedenis. Dat is zeker het geval met de Keiser-stichting. Een vrijwel onbekende rechtspersoon in de Haagse binnenstad, ooit in het leven geroepen door een goede en argeloze zakenman die eigenaar was van de BV Postzegelhandel G. Keiser & Zoon aan de Passage. Een oud bedrijf met een klinkende naam. Toen de ‘jongeheer’ Keiser — de overigens ook al op jaren gekomen Seger, zoon van stichter Gustav — op 13 mei 1971 overleed liet hij een vermogen na met een geschatte waarde van tussen de een en twee miljoen gulden. Er waren geen kinderen, noch andere erfgenamen. Daarom had Seger nog tijdens zijn Ieven bepaald dat zijn fortuin plus twee derde deel van het aandelenkapitaal van de postzegelhandel (groot honderdduizend gulden) zou worden ondergebracht in de ‘stichting familie Keiser’. Dat gebeurde op aandrang van accountant E. H. van Heiten, die een meer dan bijzondere belangstelling koesterde voor het vermogen van Keiser, — en door het personeel van de postzegelhandel dan ook met argwaan werd gevolgd.

Filatelie
De daartoe noodzakelijke akten werden opgemaakt door notaris Bonninga. Maximaal twee bestuurders zouden de stichting gaan beheren. Dat werden aanvankelijk Van Heiten en Bonninga. Toen Van Heiten kort daarop overleed werd het bestuur door het overgebleven bestuurslid aangevuld met de weduwe, mevrouw M. H. van Helten-Schwencke. Naast de ‘stichting familie Keiser’ werd voorts de ‘Keiser-stichting’ opgericht. De eerste stichting heeft namelijk tot doel ‘de wettige afstammelingen van de heer Gustav Keiser en hun echtgenoten of weduwen’ te hulp te komen. Maar,, zoals gezegd, die zijn er niet. Vandaar dat er een ‘operationele’ stichting moest komen. Dat werd de Keiser-stichting, die ‘steun wil geven aan personen die volgens het gevoelen van het bestuur daarvoor in aanmerking komen’; giften doet aan charitatieve instellingen en ‘de belangen van de filatielie zal bevorderen.’ ‘Het bestuur belegt daartoe de gelden in onroerend goed, hypothecaire leningen of solide fondsen.’ Zo komen we weer terug bij het uitgangspunt van het verhaal. Over de vormen van liefdadigheid die de Keiser-stichting bedrijft valt helaas geen overzicht te krijgen. De heer Bonninga wil er niet over praten en daarmee eindigt alles. Want de regelmatige lezer van Vrij Nederland weet dat een stichting een autocratisch en ondemocratisch monstrum is. Zonder leden, zonder controleurs. Alleen het bestuur regeert. Alleen het bestuur bepaalt wat goed is en behoeft tegenover niemand verantwoording af te leggen. In de erven-Keiser gaat het om twee mensen. Hoewel… Ik vraag mevrouw Van Helten-Schwencke: Er gaat de laatste tijd nogal wat onroerend goed om in de Keiser-stichting? Ze zegt: ‘Nee toch?’ Nou, volgens het kadaster anders wel. Dat is toch een besluit van de bestuursvergadering?
Ze zegt: ‘Ja, ja. Er zijn altijd vergaderingen. De notaris en ik vormen het bestuur. Maar ik weet er niet zo veel van. Ik ben lange tijd ziek geweest. Belt u liever de notaris.’
Op 5 april 1973 verscheen voor de bekende Amsterdamse notaris M.J. Slis-Stroom — na een wegens zonde tegen de notariswet gedwongen afwezigheid van een half jaar sinds vorige week weer terug in de rijen der broeders — boekhouder A. Boskamp. Hij was er als lasthebber voor J.B. Bonninga én mevrouw Van Helten-Schwencke, in hun hoedanigheid als bestuurders van de Keiser-stichting. Op de bijeenkomst verscheen ook Jacques Jan Doorschodt, makelaar in Den Haag en gemachtigde van R.D. Mehr, consul van de republiek Malawi en woonachtig in Hamburg.
De consul verkocht bij die gelegenheid aan de Keiser-stichting zes portiekhuizen in de Hulshorststraat in Den Haag voor een bedrag van ƒ 296.000,-. De Hulshorststraat is een van die bonte buurten in de Schilderswijk waar voormalige rijksgenoten en gastarbeiders te zamen drommen. ‘Wie leent zich beter voor uitbuiten dan de buitenlander? Dit zijn de mensen die noodgedwongen, omdat zij hun gezin een dak boven het hoofd moeten bieden, erin trappen om in deze straten voor ongehoorde prijzen een huis te kopen’ (uit het zwartboek van de Werkgroep Surinamers/Neder-landers in het Haagse Transvaalkwar-tier).
De Keiser-stichting — alle nobele bedoelingen van de ‘jongeheer’ Keiser ten spijt — speelde een rol in dat spel.

Woekergelden
Kort na de koop van de portiekhuizen volgde een akte van splitsing en ontstonden achttien appartementen. Die zijn inmiddels voor een groot deel verkocht. Op 3 januari 1975 nummer 87 voor ƒ 35.000,-; op 17 december 1973 nummer 85 voor ƒ 45.000,-; op 28 december 1977 nummer 99 voor ƒ77.000,-. Naarmate de tijd voortschrijdt stijgen de prijzen. Aangenomen dat de huizen gemiddeld f 55.000,- opbrengen, dan ontstaat een bron van inkomsten die tot een miljoen stijgt. Met wat voor reden? Was dit de bedoeling van de heer Keiser junior, om met ‘woekergelden’ (een uitdrukking geleend van de werkgroep uit het Transvaalkwartier) het charitatieve fonds uit zijn nalatenschap aan te vullen?
Op 25 januari 1978 koopt de Keiser-stichting drie huizen in de Joan Maet-suckerstraat voor ƒ 95.000,-. Er wordt gesplitst en een jaar later wordt één huis verkocht voor ƒ 90.000,-. ‘Dat was een miskoop’, zegt Bonninga. ‘Het dak en de keuken moesten gerepareerd worden. Het balkon was verrot. We moesten daarom wel dat pand verkopen om de kosten te dekken.’ Want achter elke koop of verkoop gaat een verhaal verscholen.
Het opmerkelijke van de transacties van de Keiser-stichting is dat Bonninga in veel gevallen als notaris optreedt voor wie de koop en verkoop verleden worden. Met andere woorden: hij ontvangt een fiks honorarium voor activiteiten die hij zelf entameert. Is dat niet in strijd met artikel 21 van de Wet op het Notarisambt?
Bonninga: ‘Ik treed nooit in mijn eigen akten op als bestuurder. Dan mag het toch? Als ik de akten transporteer dan wordt mevrouw Van Heiten genoemd.’ Dat is waar, hoewel zij zelden fysiek aanwezig is en zich vrijwel altijd laat vertegenwoordigen door lasthebber Jan Kwakernaak, boekhouder ten kantore van Bonninga.
Is het niet zo dat u eigenlijk de enige actieve bestuurder bent? Bonninga: ‘Nee, zij is ook actief, maar is de laatste tijd ziek geweest. Ik kan geen enkel besluit nemen zonder haar. Dat is het leuke, nou ja, leuke, van twee bestuurders en een stichting. Er moet altijd overeenstemming zijn. Als de stemmen staken kan je niets doen. Maar mevrouw Heiten weet eigenlijk nergens van. Zij verwijst me naar u. Bonninga: ‘Nou, waarom? Omdat ik u beter te woord kan staan. Zij is een vrouw. En ik ben een man.
De voorzitter van de Koninklijke Notariële Broederschap, mr. A. H. M. Santen, beaamt dat de wet Bonninga enige ruimte toestaat om op te treden als notaris in een zaak waarin hij weliswaar partij is, maar een andere bestuurder laat handelen. Alleen, Santen zelf zou zich in zo’n geval tot een confrère wenden.
Minder mild is hij over de beleggingsactiviteiten van Bonninga zelf en diens Keiser-stichting in de snel verpauperde binnenstad van Den Haag. ‘Dat is verwerpelijk. Zo iets moet je aan de beroepshandel overlaten. Een notaris mag daar noch privé, noch als bestuurder van een stichting aan beginnen. Vooral een stichting niet. De directeur van een BV kan nog door zijn aandeelhouders teruggeroepen worden, maar een stichting ben je zelf. Er is niemand die kan controleren.’
En als er wel gecontroleerd kan worden? Notaris Bonninga verkeert zelf in die situatie.
Op 19 april wendde hij zich, samen met zijn zoon Bram, tot notaris J. S. van de Velde, alwaar de oprichtingsakte werd gepasseerd voor de Brabon (juist, Bram Bonninga) Vastgoed BV. Bonninga senior vertegenwoordigde op de bijeenkomst zijn vrouw en twee andere zoons. De jonge onderneming kreeg een maatschappelijk kapitaal mee van ƒ 100.000,- waarvan geplaatst en gestort werd ƒ 35.000,-. Bram werd op één dag van notarisassistent tot directeur gepromoveerd. Hij verwierf het leeuwedeel van de aandelen, de familieleden legden ieder beslag op één aandeel van duizend gulden. Als enige beperking kreeg Bram mee dat ‘de directie de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig heeft tot het aangaan van overeenkomsten voor zover die de tien mille te boven gaan.’

Vendu’s
Sindsdien is Brabon BV Vastgoed een alerte, veelbelovende onderneming in onroerend goed. Met de zegen van senior, de kennis die junior als notarisassistent verwierf en het devies dat in het familiewapen staat, ‘wie het kleine niet eert is het grote niet weerd’, is Bram Bonninga op weg een (zoals dat in handelaarskringen heet) hele grote te worden. De directeur is vooral actief op vendu’s. Zo kwam hij in april dit jaar in het bezit van het pand Ravesteijnstraat 404-406, dat hij inzette en afmijnde voor ƒ30.000,-. Jong, maar toch al ondoorgrondelijk, want in juni dit jaar verkocht Bram Bonninga als directeur van Brabon Vastgoed BV het pand voor dezelfde prijs aan zichzelf (dus privé) en aan J. Kwakernaak, de boekhouder van zijn vader. Op 2 maart 1977 koopt Bram Bonninga Vaillantlaan 540-542 voor ƒ 35.000,-. Er volgt splitsing in appartementen en twee jaar later verkoopt hij de panden voor ƒ 100.000,- aan twee andere onroerend-goedmaatschappijtjes, Hoka Beheer BV en Sibéma BV. En daarvoor kocht Bonninga junior op een vendu twee huisjes in de Trooststraat voor een totaalbedrag van ƒ 47.500,-, om die een maand later voor ƒ 72.000,- te verkopen aan Robby Willem Sabajo, Haridatpersad Bhairosing en Soer-djankoemarie Soerdjbalie. Kortom, vader en zoon hebben ook dezelfde liefde voor de verworpenen der aarde. Die treffen we overigens ook aan bij Kwakernaak, de boekhouder, die op fifty- fifty-basis samen met de jonge Bonninga huizen in de Van Goghstraat (Schilderswijk), Honthorststraat, de Troost-straatjm de Van Neerstraat bezit. Die florerende handel van de zoon van de notaris wordt onder meer mogelijk gemaakt door een eind vorig jaar verstrekte hypotheek door de Keiser-stichting — waarvan de notaris bestuurder is. De lening is ƒ 150.000 groot tegen acht procent rente, terug te betalen over drie jaar. De hypotheek drukt op de Zuiderparklaan 84 tot en met 94 — waar onder meer het kantoor van Brabon gevestigd is.
Het rentepercentage van de lening is één procent minder dari de toen geldende rentestandaard. Het levert Bonninga junior over drie jaar toch nog altijd een rentevoordeel op van ƒ4500. Een sinecure.
Ernstiger tilt Santen, voorzitter van de broederschap, aan het feit dat de lening door een stichtingsbestuurder verstrekt is aan diens zoon. ‘Dat is onjuist en ongepast,’ zegt hij.
En dan heeft Santen nog niet eens Seger Keiser gekend, die de Keiser-stichting achterliet en zulke mooie idealen had dat hij in een huurhuis woonde omdat hij een huis kopen niet passend vond. De huidige directeur van de postzegel-handel G. Keiser & Zoon, de heer H. Kok, is ‘verbijsterd’ als hij voor de eerste keer over de transacties in onroerend goed, via de Keiser-stichting, verneemt. Ooit was hij ondergeschikte van Seger Keiser. Hij heeft hem goed gekend. Hij zegt: ‘Die man heeft beslist nooit deze bedoelingen gehad. Ik vind het een vieze toestand. Ik ken Bonninga omdat hij namens de Keiser-stichting commissaris is bij de postzegelhandel. Maar hier distantieer ik me onmiddellijk van. Hier heeft de postzegelhandel niets mee te maken.’ Mag je, in alle redelijkheid, niet verlangen dat de Keiser-stichting — ooit gevormd uit het privé-vermogen van een sociaal man, die zijn zaak bij voorbeeld achterliet aan het personeel — haar boeken opendoet en laat zien wat er gebeurt?
Bonninga zegt: ‘Ik ben u toch geen verantwoording schuldig over wat ik als bestuurder van de stichting doe? Wat is eigenlijk uw doel? Ik heb sterk de in druk dat u een notaris probeert te vangen.’

Vrij Nederland Jaargang 40 – 20 oktober 1979

Polderpers