Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Eerlijk onpartijdig…… en zwijgzaam

Door Rudie van Meurs

Het moest er een keer van komen. Wat dat betreft had de oekaze die de Koninklijke Notariële Broederschap op 25 juni 1977 aan haar leden verzond, een profetisch karakter. Méér zelfs voor de goede lezer van deze boodschap was het duidelijk dat het hoofdbestuur ook waarschuwde dat een aantal praktijken van sommige broeders niet langer met de mantel der liefde bedekt kon blijven. Waren het immers niet ‘de ervaringen die leerden dat enige regels noodzakelijk zijn’? De broederschap wees op de ‘risico’s, die vermeden dienen te worden’. ‘De openheid en de publiciteit zullen ook ten aanzien van het notariaat verder toenemen. Indien notarissen handelingen zouden plegen die een risico voor afbreuk aan het vertrouwen in het notariaat zouden opleveren, is daarvan dan ook meer en meer openbaarheid te verwachten.’

De bewuste ‘aanschrijving’ van het hoofdbestuur van de broederschap herinnert terloops aan het verbod voor notarissen ‘zich schuldig te maken aan wangedrag of onzedelijkheid dat zich uitstrekt tot het privé-leven van de notaris, voor zover dit in de openbaarheid komt’. Zulke zaken komen in de beste kringen voor, dat beseft ook de broederschap wel. Maar een notaris dient dubbel op te passen dat de buitenwacht geen aanstoot kan nemen aan zijn gedrag. Dat zou namelijk ‘het vertrouwen in het notariaat kunnen schaden’.
Dieper gaat de boodschap van de broederschap in op de ‘handel en actieve belegging in onroerend goed, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van vennootschappen waarin de notaris geïnteresseerd is’. Zoiets is niet toegestaan. Zoiets zal (alweer) ‘het vertrouwen in het notariaat’ ondermijnen. ‘Hier kan het risico ontstaan dat het publiek meent dat inbreuk wordt gemaakt op de onafhankelijke positie van de notaris. Het publiek gaat er terecht vanuit dat de notaris, die als onafhankelijk jurist belast is met het effectueren van afspraken tussen partijen ten aanzien van onroerend goed, niet zelf als actief belegger financieel geïnteresseerd kan zijn bij onroerend goed.’ Zulke zaken behoren niet ‘des notaris particulier te zijn’. Het is een wat curieuze circulaire, omdat het niet zozeer de handelingen zelf zijn die de broederschap zorgen baart, dan wel de dreigende openbaarheid. Als die onvermijdelijk komt, zal het hoofdbestuur niet schromen — zo wordt aan het slot opgemerkt — ‘om zijn standpunt, ook naar aanleiding van bepaalde gevallen, te publiceren’.

De eerste keer
Daarvoor is thans het tijdstip aangebroken. In de wetenschap dat Vrij Nederland enig publicatierijp materiaal heeft verzameld, beseft de broederschap dat openbaarheid aanstaande is. En met een lichte zucht, die verraadt dat hij iets heeft moeten wegslikken, overhandigt mr. P.C.T. Hengeveld, algemeen-secretaris van de Koninklijke Notariële Broederschap, me de bewuste circulaire die tweeëneenhalf jaar verborgen bleef in de safes van de notariskantoren. Hij zegt: ‘Dit moet dan maar de eerste keer zijn.’

Want het is helaas waar dat in bepaalde gevallen de handel in onroerend goed in sommige notarispraktijken floreert! Dat enkele edelachtbare broeders hun ‘gewijde kantoren misbruiken voor een windhandel in huizen en appartementen. Dat er enkele leden van de broederschap zijn, die zich verlagen tot platvloerse praktijken en, gebruik makend van hun positie als ‘openbaar ambtenaar’, hun kennis als jurist en hun image van degelijkheid en onafhankelijkheid, profiteren van de woningnood. Daar gaat dit verhaal over en misschien nog wel enkele volgende verhalen. Publikaties daarover zijn vanzelfsprekend alleronaangenaamst voor de direct betrokkenen. Graag schermt het voorname gezelschap van notarissen met een enquête uit het begin van de jaren zeventig. Toen liet het publiek weten een groot vertrouwen te hebben in het notariaat, met name met betrekking tot de integriteit, de kwaliteit van het notariëlèprodukt, de solvabiliteit en reputatie Het is uitermate vervelend als zo’n beeld aan scherven gaat. Natuurlijk zegt ‘openbaarheid van bepaalde gevallen’ niet meteen alles over het notariaat. Maar is het niet zo dat een paar rotte appelen de mand ziek kunnen maken? Dat de ‘eer en waardigheid van het notarisambt’ er in z’n geheel door wordt geschokt? Daar is de broederschap beducht voor.
De broederschap is overigens niet meer dan een gezelschap dat ereregels opstelt om de leden-notarissen op het rechte pad te houden. Dat gebeurt met zachte hand en vol tolerantie, zoals nog zal blijken. Ook wel een beetje begrijpelijk. Wie immers haalt er nu zijn eigen branche door het slijk? Heel wat strenger is de wet op het notarisambt. Zo vertelt artikel 73b dat het de notarissen niet geoorloofd is, direct of indirect, ‘gelden ter leen of in bewaring te nemen tegen interest, met uitzondering van gelden redelijkerwijs benodigd, hetzij voor persoonlijke doeleinden, hetzij of in verband met de uitoefening hunner ambtsbediening’. Toch is er bij voorbeeld een notaris in Den Haag die voor een bedrag van omtrent één miljoen gulden hypotheken heeft lopen. En er is een andere notaris die de hypotheekakten heeft opgemaakt. En er zijn een derde en vierde notaris die daarvan op de hoogte zijn. En de broederschap is daar informeel van in kennis gesteld. Het strengst wordt geacht de Kamer van Toezicht te zijn. Een college dat bestaat uit de president van de arrondissementsrechtsbank (voorzitter), de griffier (secretaris), twee door de minister van Justitie benoemde leden en twee door de notarissen aangewezen personen. Mr. J. L. A. de Haan, secretaris van de Kamer van Toezicht in het arrondissement Den Haag, zegt: ‘Het uitgangspunt is dat een notaris voorop hoort te lopen in het netjes houden van zijn zaken. Er is destijds een gesprek geweest over de koopsompolis met gefinancierd kapitaal, en we hebben toen gezegd, dat kan niet. Een notaris hoort het voorbeeld te geven. Een notaris mag best uit eigen middelen onroerend goed kopen als een vorm van belegging. Maar handel daarin, dat kan niet. En met vreemd geld onroerend goed kopen is strikt verboden. Stel je voor dat de markt van onroerend goed ineen zakt en de handeldrijvende notaris een strop haalt. Dan zou het kunnen gebeuren dat de notaris het cliëntengeld, dat aan hem is toevertrouwd, niet meer volledig terug kan betalen. Dan zullen derden door de activiteiten van de notaris gedupeerd worden. Zoiets is een constante zorg van de Kamer van Toezicht.’ En mr. De Haan voegt er aan toe: ‘Een notaris die in onroerend goed doet, handelt dermate in strijd met de eer en waardigheid van het ambt dat de Kamer van Toezicht het Gerechtshof kan verzoeken hem uit zijn ambt te ontzetten.’
Dat belooft nog wat. Maar waarom, zo vraag ik hem, is dat tot dusver nauwelijks gebeurd? Terwijl toch de Haagse inner circle bol staat van de geruchten over de, om het vriendelijk te zeggen, oneigenlijke praktijken van sommige notarissen. Terwijl toch regelmatig én bij de broederschap én bij de Kamer van Toezicht klachten binnenkomen over het gedrag van een aantal notarissen.
Mr. De Haan: ‘Die handel in onroerend goed gebeurt, dat is niet onbekend. Maar er is niemand die een zaak aandraagt. De Kamer van Toezicht heeft zelf geen speurapparaat, geen recherche-orgaan: De Kamer kan hoogstens een klacht aan de orde stellen. Meer niet. We horen wel eens wat, Ja. Er is een notoire geruchtenstroom. Er worden anonieme pamfletten bezorgd, ook bij de leden van de Kamer van Toezicht. We kunnen onze ogen niet sluiten maar we hebben geen speurapparaat.’

Is er dan misschien wel eens, zoals de broederschap tweeënhalf jaar geleden deed, een schrijven van de Kamer van Toezicht uitgegaan naar de notarissen over die handel in onroerend goed? Mr. De Haan: ‘Die is nooit verschenen. Dat behoeft ook niet. Het is zo vanzelfsprekend dat een notaris niet in onroerend goed handelt. Dat komt gewoon niet “im Frage”.’ Zo komt de kwaaddoende notaris er betrekkelijk gemakkelijk af. Soms een collegiale terechtwijzing van de broederschap (een boete, een berisping); een hoogst enkele keer een felle uithaal van de Kamer van Toezicht — die het echter aan opsporingsmogelijkheden ontbreekt. Voor het eerst na twintig jaar werd kort geleden de Kamer van Toezicht in Amsterdam genoopt tot een streng optreden. Dat gebeurde in de zaak M.J. Slis-Stroom, een notaris in de hoofdstad die voor een half jaar met ongevraagd verlof werd gestuurd. De broederschap, zo begrijp ik, vindt het hoogst betreurenswaardig dat ze eind vorige week weer aan het werk mocht gaan. Zij zal een voortdurende smet blijven op het blazoen van het voorname en selecte gezelschap. Mevrouw Slis-Stroom maakte het dan, ook bont. Zij hield zich uiterst levendig bezig met de handel in onroerend goed, verkeerde al te nadrukkelijk in het luidruchtige, poenige wereldje van handelaren in onroerend goed en raakte verstrikt in het speculantendom. Mevrouw Slis-Stroom zou geld in leen hebben gegeven.

Een tip
Geld in leen nemen óók — althans om handel mee te drijven. Het hypotheekregister kan — om dat te ontdekken — soms een betrouwbare bron van informatie zijn. Misschien is het een aardige tip voor de Kamers van Toezicht, die immers gedoemd zijn tot passief handelen, om eens de resultaten op te vragen van een vorige week gehouden onderzoek door het ministerie van Volkshuisvesting. Dat ging na wie en hoeveel privé-personen een hypotheek hebben van meer dan vier ton. Op die manier is soepel te achterhalen wie van de ongeveer achthonderdvijftig notarissen in dit land zo’n hypotheek hebben en of dat al dan niet gerechtvaardigd is. Enig alert handelen is best op z’n plaats. De notaris is per slot van rekening een beëdigd ambtenaar die zelfs een driedelige eed zweert (eerlijk, onpartijdig, zwijgzaam). Bovendien wordt hij benoemd door de koningin en het predikaat ‘koninklijk’ heeft de laatste jaren toch al zo aan waarde ingeboet.

En voorts zou best eens getoetst mogen worden of de resultaten van de steekproef uit 1972 (integriteit, kwaliteiten reputatie) wel zo verdiend zijn. ‘Het notariaat blijft in beweging’, zegt de secretaris van de Kamer van Toezicht in Den Haag, mr. De Haan. Dat is waar. Door de explosieve groei van onroerend-goedtransacties in de jaren zestig en zeventig, gedijden de notariskantoren meer dan ooit. Enkele groeiden buitengewoon. Klerken werden vervangen door IBM-machines die geduldig aktes uitspuwen. Soms hoeft alleen een naam anders geprogrammeerd te worden. Makelaars en projectontwikkelaars gingen relaties aan met vaste notariskantoren die omhoog gestuwd werden in hun activiteiten. Er werden computers aangeschaft, dure investeringen gedaan. Dat was verantwoord want naast het monopolie van handeling, het tarievenkartel (nauwlettend in de gaten gehouden door de broederschap), was een vaste klandizie ontstaan soms uit de verste delen van het land. Want de keuze van de notaris is vrij en de notaris weet zich gesteund door het principe ‘dat hij zijn diensten niet mag weigeren’.
Maar na de opkomst van de handel in onroerend goed kwam de laatste jaren het verval. De makelaars lijden er onder –zij zijn er zelfs al in geslaagd hun tarieven te verhogen- en evenzeer de notariskantoren, waar de dure investeringen niet altijd meer hun geld opbrengen. Voor een enkeling bood even de hausse in besloten vennootschappen uitkomst. Er is bijvoorbeeld één notaris die over een kort tijdsbestek honderd aktes opmaakte (a raison van ƒ 1500 per stuk), waarvan naar schatting de helft onterecht was omdat die BV’s gebruikt zouden gaan worden voor malafide doeleinden. Daarover nog meer.
Het verschijnsel van de provisie-notaris deed zich voor — een notaris die onroerend-goedhandelaren en makelaars aan zijn kantoor verbond door ze een deel van zijn honorarium af te staan. Kortom, toen de handel het notariskantoor binnenkwam, volgde ook de concurrentie. Er is altijd wel een broeder te vinden die onder de markt wil werken. Een notaris in het midden van het land zegt: ‘Notarissen zijn handelsmensen bij uitstek. Vier van de vijf zijn materialisten. Ik geloof dat de meesten zich terughoudend opstellen. Maar de verleidingen zijn groot. Er zal een aantal zijn dat daarvoor bezwijkt. Als dat vroeger al voorkwam, gebeurde dat op beperkte schaal. De laatste jaren is het aantal handelaren in onroerend goed enorm toegenomen. Daar zitten mensen bij die alleen maar willen weten wat ze eraan kunnen verdienen. Die aan de notaris vragen, wat zit er voor mij aan vast. Zwakke broeders zullen die verleiding niet kunnen weerstaan. Ze hebben de klant nodig en kunnen zo verstrikt raken in een netwerk’. Over hen gaat het in bijgaand verhaal.

– – – –

Een doodskist en een bloemstuk, een rouwkrans en een doos gebakjes voor notaris Haverschmidt
‘Hij was geobsedeerd door de handel in onroerend goed’

Een van de bekendste notarissen die ooit in opspraak geraakte was Duchateau. Hij speculeerde, verloor en sloeg de hand aan zich zelf. Met het touw van Jan Jacob de postbode hing hij zich op in de kelder van herberg In ’t Misverstand, ’s Anderendaags werd hij bungelend boven een champagnefles gevonden.
Dat is typisch een verhaal van vóór 1930,’ zegt mr. P.C.T. Hengeveld, algemeen-secretaris van de Koninklijke Notariële Broederschap. ‘Het financieel toezicht is sindsdien veel beter geworden. Er zijn nu accountants die de boekhouding van de notarissen periodiek controleren. De Kamers van Toezicht krijgen alle gegevens in handen.’
Kan er daarom niets meer fout gaan?
Neem bijvoorbeeld notaris E. Haverschmidt uit Den Haag. Zijn woonhuis is gesitueerd in de keurige Laan van Poot en zijn kantoor bevindt zich in de al even voorname Laan Copes van Cattenburch. Ooit, in het begin van de jaren zeventig, toen hij de enorme mogelijkheden van het notarisambt leerde ontdekken, zei hij tot een medewerkster: ‘Voor ik vijfenzestig word wil ik binnen zijn.’ Hij is hard op weg. Dank zij z’n eigen inzet. Die van z’n vrouw, P.E. Haverschmidt, geboren Borger. Die van een zeer naaste ondergeschikte op zijn kantoor, P.A.M. Schuurman. Die van stromannen, al dan niet gerecruteerd uit de ongeveer tien klerken/medewerkers die hij in dienst heeft. Dank zij ook het splitsen van (eigen) huizen in appartementen. De hulp van scharrelaars in huizen die zijn deur in en uit gaan. Het inschakelen van zwartwerkers die bij voorbaat in de weekeinden en avondlijke uren de eigendommen van de notaris van een kwast verf en een gipsplaat voorzien, waardoor de verkoopprijs de hoogte wordt ingejaagd. Van bevriende collega’s, tenslotte, die het uiteindelijk mogelijk maken ‘de handelaar/scharrelaar/eigenaar over de rug en ellende van bij voorkeur een onwetende Turk, Surinamer of Nederlander grof geld te laten verdienen’ uit het zwartboek van een groep onderzoekers uit het Haagse Transvaalkwartier).

De laatste slag die Haverschmidt op de woningmarkt toebracht dateert van 3 januari dit jaar. Hij kocht toen zes hulzen in de Haagse Pijnboomstraat (38 tot en met 48 — even) voor de som van ƒ380.000. Tevens verwierf hij zich het eigendom van Thomsonlaan 41 en Thomsonplein 1 en 2 voor de totale prijs van ƒ 272.000. De koop geschiedde ten overstaan van de pas begonnen, maar veelbelovende notaris Peter J. Busch. Busch loopt echter al lang genoeg mee om te kunnen weten dat Haverschmidt de huizen kocht als puur handels- en speculatieobject. Voor de huizen in de Pijnboomstraat had Haverschmidt een top-plus hypotheek nodig, die een man met zijn positie vanzelfsprekend gemakkelijk kan krijgen. Hij kreeg de hypotheek, groot ƒ 400.000, van de Coöperatieve Raiffeisenbank Den Haag en Omstreken. Het is een krediet zonder aflossingstermijnen, heeft een looptijd van drie jaar en aan het eind van die periode wordt Haverschmidt geacht het bedrag van vier ton plus vijfendertig procent rente en kosten, is totaal ƒ 540.000 terug te betalen. Wist de bank niet dat een notaris geen geld mag lenen voor handel in onroerend goed? Notaris M.P. Feltzer uit Den Haag weet dat natuurlijk wél. Niettemin maakte hij de hypotheekakte voor Haverschmidt op — zoals hij dat al vele keren daarvoor deed.
De panden aan de Thomsonlaan en Thomsonplein bleven (tot dusver) onbelast. Dat betekende overigens niet dat Haverschmidt een overschot aan liquide middelen had. Want op 7 mei dit jaar werd opnieuw bij Feltzer een hypotheekakte verleden, nu groot ƒ 500.000 en verstrekt door de nieuwe bankrelatie van Haverschmidt, de bank Mees en Hope. De hypotheek drukt gedeeltelijk op het herenhuis Statenlaan 118 dat eigendom is van Haverschmidt. De notaris kocht dat pand (via zijn confrère Feltzer) op 20 juni 1975 voor de som van ƒ 155.000. Het is nu al weer enkele jaren in gebruik als bejaarden-pension waarvoor Haverschmidt maandelijks een huuropbrengst van ongeveer ƒ 3200 ontvangt.
Voor een ander gedeelte drukt de hypotheek van Mees en Hope op twee grote herenhuizen in de Van Aerssenstraat (91 tot en met 97 — oneven) die sinds twee jaar op naam staan van mevrouw Haverschmidt-Borger (buiten gemeenschap van goederen gehuwd). Opnieuw zijn geen aflossingstermijnen voor de hypotheek gesteld. Mees en Hope rekent erop over drie jaar de geldlening plus rente en kosten = ƒ 650.000 terug te krijgen.
Haverschmidt kocht de panden in de Pijnboomstraat,en Thomsonlaan, -plein van de besloten vennootschap Stadsprojekt Vastgoed. Directeuren van dat bedrijf zijn de handelaren in onroerend goed Jan Oostdijk en H. W. Prins die — laten we het eens keurig uitdrukken — aan de rand van de samenleving hun geld verdienen aan de woningnood.
Het is misschien goed de heer Feltzer te attenderen op een mogelijk kleine omissie in het hypotheekregister waar nog altijd een door hem opgemaakte akte van hypothecaire lening, groot ƒ 400.000, ten name van Haverschmidt, openstaat. Die lening werd destijds verstrekt aan Haverschmidt door de Friesch Hollandsche Hypotheekbank en staat zoals gezegd nog altijd open hoewel het pand waarop de hypotheek onder meer drukte (Statenlaan 131) al weer lang en breed door Haverschmidt verkocht is. Even laten doorhalen, notaris.
Als zoon van een Haarlems onderwijzer en verre nazaat van Piet Paaltjens cois Haverschmidt), wordt Evert Haverschmidt op latere leeftijd door de koningin tot het notarisambt geroepen. Het is in het begin van de jaren zeventig als makelaars en handelaren in onroerend goed zijn kantoor gaan frequenteren. De notaris raakt verblind door het goud dat via de huizenhandel zijn handen passeert. Hij gaat meedoen. In het algemeen heeft de notaris in zo’n situatie een voorsprong. Door alle transacties in onroerend raakt hij feilloos op de hoogte van de markt. Hij heeft de reputatie van onkreukbaarheid en mensen komen bij hem om advies. Een huis uit een erfenis dat verkocht moet worden. Weet meneer de notaris een koper? En de notaris heeft aanzien, een positie en een inkomen dat gemiddeld tussen de anderhalf en twee ton ligt. De banken durven op hem te bouwen. Op zich kan een vaste relatie met makelaars of handelaren in onroerend goed het notariaat onverwachte impulsen geven. Een notaris ontvangt een vast honorarium per handeling. Een huis van één ton dat via hem van eigenaar verandert geeft een opbrengst van ƒ 1361. Wordt er ook nog een hypotheek bij afgesloten dan ontvangt hij nog eens ƒ889. Bij een huis en hypotheek van twee ton wordt dat ƒ 1891 en ƒ 1287. Bij een huis en hypotheek van drie ton ƒ 2289 en ƒ 1684. Enzovoorts. Als de notaris de overdracht mag regelen van tien huizen van drie ton geeft hem dat een geldopbrengst van een kleine veertig mille — en, zoals gezegd, is in veel gevallen vandaag de dag de IBM-machine geduldig.
Nog enerverender wordt het als de notaris zélf gaat handelen. In 1973 kwam tussen notaris Haverschmidt en de handelaar in onroerend goed J. A. van den Enden een vorm van samenwerking tot stand. Hoe Van der Enden te omschrijven? Als directeur-oprichter van een aantal bv’s. Zoals de Noorderkruis en laatstelijk Abor (advies bureau onroerend goed)? Of als compagnon van assuradeur, financier en handelaar W. A. van Driest, eigenaar van een assurantiekantoor én directeur van de bv Habeco? De heren werkten de afgelopen drie jaar nauw samen, maar zijn nu met ruzie uit elkaar. Er is 1,2 miljoen zoek. Van Driest werkt in koortstempo aan het op orde brengen van zijn administratie en kan ieder moment door de belastingdienst gegijzeld worden. Van den Enden heeft van het avontuur voor zeven ton aan ambtshalve aanslagen van de dienst der belastingen overgehouden.

Chief Whip
Een ochtend thuis bij Van den Enden in een vooroorlogs herenhuis aan de Ruygroklaan. Zeer fors gebouwde mannen met smetteloze overhemden, stropdas en in hemdsmouwen lopen in en uit. Mercedes 280 voor de deur, Chief Whip op ieders lip. Twee collega’s uit de huizenhandel komen binnen. Van den Enden adviseert ze een pand van hem in de Vlasakkerstraat te gaan bezien. Negen deuren voor ƒ 270.000. Dat is geen geld. Een slechte voorgevel? Daar komt een plaat voor. ‘Als jullie hem nemen kan ik je er nog een koper bij leveren ook.
Doen we het samen.’ Van den Enden staat op het punt naar Spanje te gaan. Hij zegt tegen een vriend: ‘Ik heb het pensioenfonds van de bakkers, ik heb het pensioenfonds van de slagers en ik heb het pensioenfonds van de kruideniers. Ik ga voor ze studio’s en flats zoeken. Ik wil hier m’n onroerend goed kwijt en meer in Spanje gaan doen.’ Van den Enden werkte een kleine drie jaar met Haverschmidt samen. Toen kregen ook deze twee ruzie. Het conflict is nog lang niet bijgelegd. Van den Enden heeft drie civiele procedures tegen de notaris lopen, waarin het om ongeveer driehonderdduizend gulden gaat, die Haverschmidt hem schuldig zou zijn. De handelaar in onroerend goed zegt dat de notaris hem benadeeld heeft in erfpachtcanonkwesties. Aanvankelijk verzorgde Haverschmidt de overdracht van de transacties van Van den Enden. Later ging hij meedelen in de winst en verplichtte zich bij grote transacties tot storting van het handgeld — tien procent van de koopprijs. Als Van den Enden liquiditeitsproblemen had — wat gebeurde toen hij via Haverschmidt de bv Noorderkruis overnam met een groot bezit aan onroerend goed — sprong de notaris bij. Dat geschiedde dan via geld van mevrouw P.E. Borger, althans geld dat op haar rekening stond.
Want zowel Haverschmidt als mevrouw Borger hebben een aparte rekening-courant bij (ondermeer) Slavenburg’s Bank in de Haagse Bankastraat. Op de rekening van meneer staan ondermeer de cliëntengelden — nalatenschappen, handgeld in huizentransacties, boedelgelden — die tijdelijk gestald worden bij de notaris. Op de rekening van mevrouw pleegt de notaris het geld te storten dat vrijkomt bij zijn eigen huizentransacties. Overigens begrijp ik van een woordvoerder van Slavenburg dat dit bankiershuis met het notarisechtpaar is gebrouilleerd. Er bestaan nog wel rekeningen-courant maar het leeuwendeel van zijn zaken handelt de notaris thans af via Mees en Hope. Op 11 december 1973 sloegen Van den Enden en Haverschmidt een mooie slag. Zij kochten toen, althans Van den Enden, een groot aantal huizen in Amsterdam. Aan de Churchilllaan, Maasstraat, Deurloostraat, Lutmastraat en Tweede van der Helststraat. Het ging om een bedrag van twee miljoen vierhonderd-duifend gulden en de verkopers waren F.A. van Voorst uit Bussum; J.J. van Voorst uit Leerdam en D. van Voorst uit Naarden. Op dezelfde dag verkocht Van den Enden de panden door aan C.J. Heinsius uit de Amsterdamse Apollolaan. Volgens de door de notaris gemaakte afrekening die Van den Enden me laat zien betaalde Heinsius voor de panden drie miljoen en tienduizend gulden. Verminderd met alle kosten bleef er een winst over van ruim vier ton en daarvan ging éénderde naar Haverschmidt — zegt Van den Enden. Alleen, met de transactie was iets vreemds aan de hand. Er was namelijk sprake van een zogenaamde achterste voren akte — een zelden voorkomend fenomeen waarover ook de broederschap aanvankelijk geen opheldering kon verschaffen. ‘Een zeer merkwaardig geval’, zegt algemeen-secretaris Hengeveld. Na enig getelefoneer komt hij er toch uit. Ik moet het zien als een vorm van termijnhandel. Wel de verkoop van het onroerend goed, maar nog niet het recht op levering. Wat gebeurde? Op die elfde december 1973 om elf uur in de morgen, verkocht Van den Enden de huizen in Amsterdam. Dat gebeurde bij de sinds kort weer actieve Amsterdamse notaris M.J. Slis-Stroom. Heinius betaalde en mevrouw Slis maakte het geld telefonisch over aan notaris E. Haverschmidt in Den Haag. Van den Enden stapte daarop in zijn auto en reed pijlsnel naar het kantoor van Haverschmidt aan de Laan Copes van Cattenburch. Hij arriveerde daar om omstreeks half een, het tijdstip waarop ten overstaan van Haverschmidt Van den Enden de huizen zou gaan kopen — nadat hij ze anderhalf uur eerder al verkocht had. Van den Enden maakt me duidelijk dat deze ingewikkelde constructie nodig was omdat het hem destijds aan liquide middelen ontbrak de koop eerst te doen en dat bovendien zekerheid over de verkoop gewenst was.

Zwart geld
Bovendien was er nog iets vreemds. De transportakte die door mevrouw Slis-Stroom werd opgemaakt en de verkoop van Van den Enden aan Heinsius regelde vermeldt een verkoopbedrag van f 2.075.920 terwijl er toch écht — want zo gek is Van den Enden niet en de afrekeningsnota van mevrouw Slis-Stroom en Haverschmidt spreekt duidelijke taal — ƒ 3.010.000 voor betaald werd. Een voorbeeld van zwart geld. Naast de ‘achterste voren akte’, kent het kantoor Haverschmidt ook de ABC-akte — een transactie waarbij het onroerend goed een ogenblik op naam komt van een tussenfiguur-stroman (B) die aldus een mooie bijverdienste geniet. Zoals gebeurde op 19 september vorig jaar toen de Haagse beëdigde makelaar Ytsen Zeilstra — die in het al eerder aangehaalde zwartboek Trans-vaalkwartier aangeklaagd wordt wegens schaamteloze handel in onroerend goed — een huis verkocht aan Rabin-dernath Ronald Sewdien, ontegenzeggelijk een gastarbeider. De overdracht geschiedde voor notaris Haverschmidt. Eerst ging het pand Boddaertstraat 16 echter een ogenblik naar P.A.M. Schuurman, naaste medewerker van Haverschmidt. Dat gebeurde voor de prijs van ƒ 140.000,-. Onmiddellijk daarna verkocht Schuurman het aan Sewdien voor de som van ƒ 147.000,-. Op 12 december 1975 gebeurde hetzelfde met een huis aan de Daguerrestraat 39″ en 39′”. Zeilstra verkocht het ten overstaan van Haverschmidt eerst aan Schuurman voor ƒ 25.000,-. Vervolgens ging het van Schuurman naar de definitieve koper voor ƒ 30.000,-. Schuurman is overigens toch een aanwinst voor het kantoor Haverschmidt. Hij heeft een achttal panden op zijn naam staan, waar er regelmatig afgaan en bijkomen. Op 17 mei 1977 verkocht hij ten overstaan van zijn superieur het pand Regentesselaan 91 voor de prijs van ƒ 125.000,-. Op 23 december 1974 kocht hij dat voor de prijs van ƒ 38.000,-.
Ook mevrouw Haverschmidt, geboren Borger, mag graag dit soort wegen bewandelen. 11 Juni 1976 kocht zij — voor notaris J.H. Goudstikker — voor het bedrag van ƒ 115.000,- het pand Groot Hertoginnelaan 260/262. Op 11 januari 1977 verkocht zij het voor twee ton aan de inmiddels bekende onroerend-goed-handelaar H.W. Prins. In 1973 kocht zij Groot Hertoginnelaan 155 voor ƒ 125.000,- en verkocht het twee maanden later voor ƒ 138.000,-. Het gebeurt ook dat Haverschmidt optreedt als lasthebber van zijn vrouw. Zo verkocht hij de huizen Hoefkade 22 en 24 voor ƒ44.000,-, nadat die eerst — uit een nalatenschap — gekocht waren voor ƒ36.000,-.
En op 29 januari 1977 kocht Haverschmidt zelf de Daguerrestraat 2 en de Franklinstraat 118 (via Goudstikker) voor de som van zestig duizend gulden. Op 4 november 1977 verkoopt hij (via Feltzer) beide huizen voor ƒ 190.000,-. Er zit in die transactie dan overigens ook nog een bovenwoning en winkelhuis aan de Vierambachtstraat in Rotterdam — want daar had Haverschmidt tot voor kort ook onroerend goed. Haverschmidt kocht eind 1973 de huizen 56, 58 en 60 aan de Rotterdamse Blokweg voor de prijs van ƒ67.500,-. Ze konden nog net op tijd worden gesplitst, namelijk op 12 september 1974 terwijl op 15 oktober van dat jaar de regering een splitsingsverbod invoerde waren het zeven appartementen. Notaris M.P. Feltzer maakte de splitsingsakte op. Hij verleed ook de overdracht van de zeven appartementen van Haverschmidt aan de aannemer C. van der Pijl in Leidschendam die er ƒ82.500,-voor betaalde. Van der Pijl knapte ze op (een plaat er tegen) en verkocht ze voor prijzen die variëren tussen de 60 en 80.000 gulden. Het aardige van deze transactie was dat Haverschmidt de aktes van overdracht mocht opmaken van Van der Pijl — een geval van klantenbinding.
Toch is het niet uitsluitend succes dat de driftige bouwers aan materieel succes begeleidt. Er gebeuren de laatste tijd lugubere dingen op het kantoor Haverschmidt. Er worden doodskisten bezorgd, rouwkransen, een bloemstuk en een doos gebakjes inclusief de gepeperde rekeningen. Er komen gemene anonieme brieven binnen. Telefoontjes van dreigers, zwijgers en hijgers. Een oud-medewerker zegt: ‘Er waren dagen dat de telefoon de godganse dag ging, anonieme mensen die de lijn blokkeerden, die dreigementen uitten. De mensen van het kantoor werden zelfs privé door die telefoneerders achtervolgd.’ De Haagse politie is er in gemengd. Waar de ‘actie vandaan komt is niet bekend. Maar het is duidelijk dat de notaris vele vijanden heeft. De oud-medewerker zegt: ‘Hij was geobsedeerd door het milieu van de handel in onroerend goed en raakte er tot z’n nek in verstrikt.’ Want de notaris stortte zich niet uitsluitend in het onroerend goed. Hij wierp zich bij tijd en wijle ook in het vrolijke, obscure, patserige uitgaansleven dat schijnt te horen bij mensen die snel verdiend geld willen besteden. De notaris werd een opgewekte gast in sauna’s en sexclubs zoals de Horseshoe en de Mayfair in Rotterdam en de Kite-Kat-Bar in Den Haag, waar hij eens in één maand een bedrag over de balk joeg, dat arbeiders nog in geen half jaar plegen te verdienen. Preutse broeders van Haverschmidt zullen nu onmiddellijk de aanschrijving van de broederschap aangrijpen om op de onzedelijkheid te wijzen. Dat is niet aan ons. Deze alinea is slechts geschreven om aan te duiden dat tegen de bloeiende inkomsten ook fikse uitgaven staan en dat daarmee de ‘solvabiliteit’ van de notaris wel eens aangetast zou kunnen worden.
Maar moest het zover komen? De Kamer van Toezicht in Den Haag weet ervan. De president van de rechtbank die voorzitter van de Kamer is, is enkele malen persoonlijk op de hoogte gesteld van de handel en wandel van de notaris. Hij toonde zich toen bezorgd. De griffier van de rechtbank die secretaris van de Kamer is weet ervan. Ik meen te kunnen zeggen dat Haverschmidt nogal eens de publiciteit haalt bij ons, ja. Er gaat nogal wat over hem rond. Er zijn ook klachten over Haverschmidt bij de Kamer binnengekomen. Een derde lid van de Kamer van Toezicht, mr C.A. Hattinga van ’t Sant, die de broeders vertegenwoordigt, zou er redelijkerwijs alles vanaf kunnen weten. Sinds een aantal jaren werkt bij hem Ch.P. Koppeschaar, een klerk die lange tijd bij Haverschmidt emplooi vond en die tegen Vrij Nederland zegt: ‘Als ik het geweten had was ik daar nooit begonnen. Het notariskantoor werd een onroerend-goedkantoor. Ik heb Haverschmidt herhaaldelijk gewaarschuwd tegen dubieuze contacten. ‘Je mag er niet over spreken’, zegt een oud-medewerker. Je mag het notariaat niet door het slijk halen vanwege een aantal zwakke broeders.’ Want er zijn er nog méér.

Er is — volgens de beste journalistieke gebruiken — de betrokken notaris ook om een reactie gevraagd. Dat viel niet mee. Haverschmidt is een goed ogende man, met een modieuze bril en volgens de laatste mode gekleed. Maar in z’n gedrag beeft hij nog de allure van een ouderwetse notaris.
‘U bent laf, u dient onverwijld op mijn kantoor te komen’, blaft hij de verslaggever door de telefoon toe. Maar dat is ook de bedoeling. ‘Ik ontbied u morgen bij mij.’ Op kantoor:
‘Notaris,’ zeg ik ‘ik ben bezig aan de handel in onroerend goed en begrijp dat u zich daar uitgebreid mee bezig houdt. ‘Ik handel niet’
‘Weet u dat zeker. U heeft begin dit jaar voor een 500.000 gulden aan onroerend goed gekocht…
‘Dat gaat u geen bal aan. Ik doe wat ik wil. Door wie bent u gestuurd?’ ‘Journalisten plegen zich niet te laten sturen,’ zeg ik. ‘Ik dacht dat er voor notarissen wat restricties golden om te handelen. U heeft bij voorbeeld de laatste maanden voor negen ton aan hypotheken opgenomen.’
‘Dat gaat u geen bliksem aan. Ik weet al genoeg. Tegen mensen als u zeg ik, daar is de deur.’

Vrij Nederland Jaargang 40, 13 oktober 1979

Polderpers