Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Trainingen in oost- en centraal Europa, een bijdrage voor het handboek voor journalisten van Press Now

Het verhaal kwam weer bij me op toen Press Now in de herfst van 2000 een bijeenkomst organiseerde over de vraag: zijn journalistieke trainingen nog wel nuttig en noodzakelijk. Ik hoorde daar trouwens voor het eerst van een nieuw gat in de markt voor de donoren, de zogenaamde mid-career training als aanvulling op de basic journalistic skills. En ik vernam ook dat het opzetten van een cursus anti-corruptie voor journalisten grote mogelijkheden biedt voor een donor om aan extra subsidie te komen. Alsof niet elke training in journalistiek bedoeld is tegen leugens en corruptie.
Maar dat terzijde. Het was, meen ik, de derde keer dat wij (Kees Schaepman en ik) Almaty in Kazachstan bezochten. Het was aan het eind van de zomer en van het Tien Shan gebergte woei de samal benauwende lucht door de stad. Ooit bestond in Almaty een wet die beval dat de huizen laag en nederig moesten worden gebouwd, zodat de koele adem van de bergen de stad kon beroeren. De bouwmeesters van Stalin stoorden zich daar niet aan. Er kwamen hoge flatgebouwen. Er werd een ring van chemische fabrieken rond toen nog Alma Ata gebouwd. En als nu de samal van de bergen komt voert die een warme, stinkende, vuile lucht aan die verlamt en ziek maakt.

We waren terug voor weer een cursus journalistiek. Dit maal zouden we – op verzoek van de studenten – speciaal aandacht besteden aan het milieu. De keer daarvoor hadden we een plaatselijke ingenieur op bezoek gehad die juist terug was van een bezoek aan Rijkswaterstaat in Nederland. Wij hadden hem uitgenodigd voor onze studenten een persconferentie te geven over zijn reis. Een manier om jonge journalisten levensecht te trainen. Bovendien prikkelt het hun nieuwsgierigheid omdat ze dingen horen die ze nooit eerder gehoord hebben. De ingenieur vertelde dat hij Rijkswaterstaat om hulp had gevraagd bij de raadselachtige snelle stijging van de Kaspische Zee. De cursisten reageerden gretig en wilden meer weten over dat fenomeen en over het milieu in het algemeen. Om eerlijk te zijn hadden wij, docenten, de persconferentie een beetje gestuurd. Voor we Nederland verlieten hadden we diverse ministeries en instanties gebeld om te weten te komen welke contacten zij met Kazachstan onderhielden en zo vernamen we over de Nederlandse bemoeienissen met de Kaspische Zee.
Al eerder hadden we trouwens Aziz ontmoet, een dwerg met een bochel die veertig jaar geleden geboren was aan de oever van het Aral-meer. Aanvankelijk verraste hij ons met de mededeling dat hij naar de training gekomen was om een vrouw te vinden. Dat was zijn humor. Hij bleek een voortreffelijk schrijver. Op een dag vertelde hij ons en zijn mede-cursisten op meeslepende wijze over zijn leven aan het meer dat verdween. Zijn moeder stierf toen hij nog een baby was. Zijn vader droeg hem elke dag naar school tot hij dood ging aan een geheimzinnige ziekte. Aziz moest van toen af zorgen voor zijn drie jongere broertjes. Elke dag, zo vertelde hij, elke dag moest hij een paar meter verder lopen om het water van het Aral meer te bereiken. Elke dag ving hij minder vis uit het meer om zijn broertjes te voeden. Tot op een dag er geen water en geen vis meer was.
We hadden iedere student gevraagd in eigen woorden het verhaal van Aziz op te schrijven. De nieuwsgierigheid voor het milieu was door het verhaal van Aziz verder gevoed.

We hadden geleerd van eerdere bijeenkomsten in Almaty. Zestig, zeventig jaar lang bestonden er nauwelijks journalisten achter de Oeral. Verslaggevers heetten zoiets als rapporteurs, in dienst van de apparatsjiks van de communistische partij. De eerste maal dat we het land bezochten was kort na de ineenstorting van het communisme. Kazachstan was voor het eerst sinds tijden een zelfstandige republiek. In het regeringsapparaat waren de Russen – die een kleine tweehonderd jaar de dienst uitmaakten – vervangen door Kazachen. Het land was onder Stalin ballingsoord geworden van ongewenste volkeren zoals Wolgaduitsers, Joden, Krimtartaren, Oekraïners, Polen, Oezbeken, Armenen, Koerden, Koreanen en Turken. Een onbekende en geheimzinnige wereld, ontdekt door een westerse donor die ons had uitgezonden om er journalistiek te verkondigen. We hadden ons zo goed mogelijk geprepareerd op de culturele confrontatie. Alles wat over Kazachstan te lezen viel hadden we gelezen. We hadden de geografische en religieuze kaart bestudeerd, we kenden de politieke verhoudingen. Want trainen in journalistiek ìs journalistiek – nooit ergens heengaan zonder grondige voorbereiding.

Onze man in Almaty, verantwoordelijk voor de logistieke opzet van de training, was een sombere nors kijkende Rus. Hij sprak uitsluitend Russisch. Om met ons te kunnen communiceren had hij een Chinese Kazach ingehuurd die over de gave beschikte elke moeilijke situatie met een glimlach en een milde vertaling op te lossen. Pas later gingen wij onze man in Almaty leren waarderen en respecteren. Dat was toen hij ons in een weekeinde honderd kilometer buiten de stad bracht, naar het in het niets aangelegde Kapshagai-meer. We reden door een uitgestrekt steppe-landschap waar zo nu en dan enorme stofwolken opdoemden. Als we dichter bijkwamen zagen we Kazachse herders op kleine vinnige paarden rondom duizenden schapen cirkelden. Hij had, vertelde hij, dertig jaar als correspondent gewerkt bij Litterature Gazette. In de jaren zestig was hij gaan schrijven over de aanleg van het Kapshagai-meer. De regering in Almaty had het meer verordonneerd omdat het belangrijk was voor de ontwikkeling van Kazachstan. Maar onze man in Almaty schreef dat het plan louter om prestige en geldverspilling ging. Het kunstmatige meer zou het landschap ruïneren. De regering reageerde dat het water in het meer nodig was voor de rijstcultuur. Onze man schreef lange verhalen over de onzin van die beweegreden omdat het steppelandschap absoluut ongeschikt is voor de verbouw van rijst. Daarop kwam de regering met een nieuw argument, het meer was nodig voor een te bouwen waterkrachtcentrale. Onze man in Almaty onderzocht en bewees dat de waterstand en het verval daarvoor veel te gering waren. Toen belde president Koenajev van Kazachstan met secretaris-generaal Brezjnev van de Sowjet Unie en zei: ‘Verlos me van die man’. Twee dagen later werd onze man in Almaty op transport gesteld voor opname in een sanatorium aan de Zwarte Zee waar hij twee jaar zou verblijven. Toen hij vrij kwam was het Kapshagai meer vrijwel voltooid. En nu ligt er een volstrekt nutteloze waterplas waarboven in de zomer miljarden muggen dansen en waar zelfs de schapen niet willen drinken. Zwijgend stonden we daar en aten stukken groene meloen die we onderweg bij een oude vrouw langs de weg hadden gekocht.
Sindsdien gebruiken we vaak het verhaal van de correspondent van Litterature Gazette in onze training om te verklaren dat er niet zoiets is als Nederlandse journalistiek, Britse journalistiek, westerse journalistiek, Chinese journalistiek of Russische journalistiek. Maar dat slechts goede en slechte journalistiek bestaat.

Elke training in journalistiek is voor een belangrijk deel improviseren. Toen we de eerste keer naar Kazachstan gingen hadden we wat ervaring als docenten journalistiek aan de Erasmus-universiteit. We droegen dan ook een nauwkeurig voorbereid programma bij ons om de twintig dagen te vullen. Wat is nieuws? Hoe selecteer je nieuws? Hoe schrijf je een lead, drie of vier uitmuntend en uitnodigend geschreven regels waarin het nieuws wordt samengevat. Hoe verleid je de lezer om verder te lezen. Wat staat erin een goed nieuwsbericht? Zorg ervoor dat altijd de vijf W’s beantwoord worden. Bedenk dat je eigen mening niet van belang is, bericht koel en zakelijk. En zo zouden we verder gaan, met de reportage, het interview, het feature-verhaal en met vragen over objectiviteit, commentaar en moraal. De geschiedenis en de organisatie van de media in Europa en de Verenigde Staten van Noord-Amerika zou aan bod komen. En natuurlijk zouden we beginnen met de drie journalistieke principes van nauwkeurigheid, integriteit en rechtvaardigheid.
Maar toen we in het leslokaal aankwamen, een vochtige, koude kelder onder een leeg flatgebouw waar wind en sneeuw naar binnenjoegen, wisten onze studenten niet precies wat we kwamen doen. Journalisten uit Nederland? Waar of no places mocht dat dan wel zijn. En waren journalisten niet zoiets als business-men in kranten? De tweede dag druppelden de deelenemers pas anderhalf uur na de afgesproken tijd een voor een binnen.

We besloten het hele programma te wijzigen. Journalistiek, zeiden we, is een zaak van deadlines. Het is geen wetenschap, het is ambacht en vakmanschap. Wij kunnen jullie dat leren. Maar eerst discipline. Negen uur beginnen is negen uur beginnen. Wie zonder geldige reden te laat komt dient de training te verlaten. Want een krant maken doe je met een team waarin ieder een taak heeft en niemand gemist kan worden. In dat team bestaat hierarchie, een soort georganiseerde chaos met een hoofdredacteur, chefs, verslaggevers, bureau-redacteuren en opmakers. Bij het maken van een krant, het samenstellen van een radio-programma of een televisie-documentaire heeft elke medewerker een eigen verantwoordelijkheid. Tot het moment van de deadline werkt ieder op de toppen van zijn of haar mogelijkheden. Daarna mag alles. Vervolgens deelden we mee dat we vanaf nu een krant zouden simuleren. Met deelredacties, chefs en een hoofdredacteur die tegenover ons verantwoordelijk was. Ze kregen een uur de tijd om de redactie te organiseren en hun superieuren te kiezen. En we vertelden hen dat we tijdens de duur van de training precies, hard en streng te werk zouden gaan. Te laat komen zou niet worden geacepteerd, nalatig gedrag evenmin. Eén keer zouden we een student een certificaat weigeren. Een andere keer droegen we twee anderen op te vertrekken omdat zij twee dagen lang zonder kennisgeving afwezig waren. Na uitvoerige discussie waaraan iedereen deelnam en een verantwoording van de twee waaruit bleek dat zij waren vastgelopen met een verhaal, mochten ze blijven. De strenge aanpak werkte.
Met elke morgen een redactievergadering. Wij zorgden steeds zo’n drie kwartier eerder aanwezig te zijn om met de tolk de lokale kranten door te nemen zodat we wisten wat het nieuws was dat Almaty en centraal Azië beheerste en we de vergadering efficiënt konden sturen. We inspireerden de discussie over nieuws en onderwerpen – die liggen op straat, zeiden we. Hoe komt het dat er zoveel rioolputten zonder deksels in de rijweg liggen. Wie haalt die weg en gebeuren er geen verschrikkelijke ongelukken? Waar komen de medicijnen vandaan die op de zwarte markt te koop aangeboden worden en waarop ‘geschenk van Unicef en WHO’ staat? Hoe overleven al die oude mensen van wie het pensioen door de inflatie tot een paar gulden per week is gedaald. Hoe lang kunnen zij het volhouden te overleven met de verkoop van hun hele hebben en houden?
We organiseerden levensechte persconferentie met bijvoorbeeld het bestuur van de plaatselijke bejaardenorganisatie over het lot van oude mensen. We gingen op bezoek in de psychiatrische kliniek waar ooit politieke dissidenten werden opgesloten. Nu verblijven daar, in een treurige, kale, naargeestige omgeving geestelijke zwaar zieke mensen. Zonder medicijnen, zonder voldoende eten, zonder verwarming. Vierkante verplegers lopen rond om patienten die door het lint gaan vast te binden of vechtpartijen te slechten. Alleen de aftandse apparatuur voor shock-therapie werkte nog.
Terug in het trainingslokaal bespraken we dan welke vragen niet waren gesteld. Welke dingen niet aan de orde waren gekomen. Hoe professioneel de studenten zich hadden gedragen en welke feiten en gegevens in het verslag dat ze zouden gaan maken, volgens hen niet konden ontbreken. Tenslotte nodigden we de vice-minister van volksgezondheid uit om zich in een persconferentie te laten ondervragen.

Nu keerden wij terug voor onze derde training in Almaty. Zoals afgesproken hadden we ons gedegen geprepareerd op het milieu als thema voor de nieuwe cursus. Uit Engeland hadden we het boek Ecocide in the USSR laten komen. Bovendien hadden we Environmental legacy of the former Soviet Republics van de universiteit van Edinburgh geraadpleegd. Erg veel om over verontrust te zijn. Het was maandagochtend, een paar uur nadat ons vliegtuig was geland. In het trainingslokaal waar de zes computers nog steeds niet werkten, was de stemming bedrukt. Spoedig bleek waarom. De avond daarvoor was in Moskou Vladislav Listjev, de bewonderde presentator van het programma Chas Peak, vermoord. Sommige cursisten kenden hem persoonlijk en iedereen kende zijn programma’s. We besloten onmiddellijk tot een aangepast programma. Censuur, onverdraagzaamheid, ethiek en de gevaren voor een journalist in een maatschappij die niet toestaat dat macht en mafia worden geschoffeerd, zou de komende dagen centraal staan. Het werden twee onvergetelijke weken.

Elena, een jonge hoogblonde verslaggeefster uit Almaty, begon aarzelend te vertellen dat ze onlangs een verhaal had geschreven over de handel in rottend vlees op de Ziloni-bazaar – de grootste overdekte markt in de hoofdstad. Ze ontmoette de manager die haar gratis fruit en groenten aanbood als ze niet zou publiceren. Toen ze toch haar verhaal schreef kwamen bedreigingen en werd haar op straat toegesist dat haar haar uit de kop zou worden getrokken. Elena is moeder van een kind. Een jaar eerder was haar man overleden aan kanker, een volksziekte in Kazachstan. Irina die bij dezelfde krant werkte als Elena, volgde schuchter met een verhaal dat een week eerder een mannelijke collega bij het verlaten van de redactie door drie mannen was mishandeld. Hij had bericht over medicijnen die door de mafia op de zwarte markt werden gebracht en met woekerwinsten verkocht. Eens, nog voor de val van het communisme, reisde Irina naar Pavlodar in het noorden van Kazachstan. En onderwijzer vertelde haar daar schokkende verhalen over de directrice van een school die kinderen schopte en sloeg en studenten voor haar liet werken. Ze kon dat straffeloos doen omdat haar broer secretaris was van het plaatselijke partijcomite. Irina onderzocht het verhaal en kwam tenslotte bij de directrice zelf terecht. Die werd woedend en ging haar op dezelfde manier te lijf als ze gewend was met de scholieren te doen. Ze sloeg, schopte, griste naar de perskaart van Irina en vocht om het notitieblok in handen te krijgen. Omdat plotseling de secretaresse binnenkwam kon ze ontsnappen. Terug op haar redactie, werd ze geconfronteerd met de onderdirecteur van de school in Pavlodar die spoorslags naar Almaty was gereisd om zich bij de hoofdredacteur te beklagen over de journaliste. Later zei de hoofdredacteur: ‘Ik geloof jou, maar we publiceren geen woord, het is te gevaarlijk.’ Irina nam daar geen genoegen mee. Ze bezocht het centraal comité van de communistische partij en dat bleek de feiten te kennen. Twee weken later werd de directrice alsnog op non actief gezet. Irina herinnerde haar medestudenten aan de metafoor van Poeskin in zijn boek ‘De dochter van de kapitein’. Daarin wordt het eerste grote verzet van Yemelyan Pougachyov tegen het feodale bewind van de czaar beschreven als een liefdesverhaal. Ze voegde eraan toe: ‘We moeten weer als Poeskin gaan schrijven. Dan zijn we pas veilig. Officieel bestaat in ons land geen censuur. Maar er is zelfcensuur. Dat zit in onze genen. We hebben vrijheid maar we hebben ook altijd het gevoel dat het morgen weer voorbij kan zijn.’
Kubatbek uit Kyrgizstan, een jongen met een verweerd gezicht, voelde zich zichtbaar gesterkt door de vrijmoedigheid van de twee vrouwen. Hij vertelde hoe begin dat jaar in zijn land twee kranten werden gesloten. De krant ‘Vrije Bergen’ kreeg een verschijningsverbod na kritiek op de president. Met ‘Politiek’ ging het precies zo. Tenminste tien journalisten waren net voor zijn vertrek naar Almaty door de politie afgeranseld. Ineens verloor hij zijn schuchtere lach toen hij zei: ‘Journalisten zouden bewapend moeten zijn om zichzelf te beschermen’.

Iedereen begon zich nu in de discussie te mengen.
Andrej uit Tasjkent barstte uit in een litanie van klachten. Zodra een journalist in zijn land Oezbekistan het maar waagde één regel of zelfs maar de volgorde van een bericht van de regering of het staatsagentschap te wijzigen, volgde direct ontslag. Zelfs voor een interview met een toerist of een buitenlandse ondernemer was toestemming nodig van de staat. ‘Bij ons heerst totale censuur,’zei hij. Oleg uit Turkmenistan, ongetwijfeld de beste student in het gezelschap, ging staan. ‘Jullie hebben tenminste nog kranten van privé-eigenaars,’ zei hij tot z’n collega’s in Kazachstan. ‘Bij ons in alles van de staat. Wij worden drie keer gecontroleerd. De eerste keer als we onze copy afleveren. De tweede keer bij de eindredactie en de lay-out. En de derde keer als de krant is gedrukt. Als er ook maar één zwarte stip voorkomt op de foto van onze president, wordt de krant in beslag genomen.’
Maar in Kazachstan is het helemaal niet zo ideaal, interrumpeerde Sergey van het dagblad Caravan. Hij praatte hard en monotoon. Een jaar eerder had hij in zijn krant bericht dat de zoon van Almaty’s burgemeester drie verdiepingen van hotel Kazachstan had opgeëist om er een showroom te vestigen voor zijn importbedrijf van Italiaanse auto’s. Korte tijd na de berichtgeving in Caravan – waarbij hij ook onthulde dat parlementariërs werden omgekocht met auto’s om te zwijgen – werd zijn moeder ontslagen als directeur bij een overheidsinstelling. Zelf werd hij na de publikatie voortdurend bedreigd en moest hij zich schuil houden.

De dagen daarna volgden de vertellingen en woede over de tegenwerking die journalisten in centraal Azië ondervinden elkaar op.
Ik dacht ineens weer aan die training na de bijeenkomst van Press Now in de herfst van 2000 over de rol van de trainer. Wat kan op zo’n moment de docent-verslaggever uit het journalistiek redelijk behaaglijke westen doen? Wij hebben vooral geluisterd. We toonden respect. We probeerden de discussie te leiden. We hebben gepraat over de Code van Bordeaux. We hebben ethische gedragsregels geformuleerd. We spraken over eigen ervaringen – die vanzelfsprekend in het niet vielen bij de problemen van onze studenten. Halverwege de cursus nodigden we een oudere journalist uit Almaty uit van wie we wisten dat hij onomstreden was en bewonderd werd door vriend en vijand. Het is altijd goed om bij trainingen lokale journalisten uit te nodigen met gezag, die kunnen inspireren tot doorgaan. Wij kenden Grigory Breigin al sinds ons eerste bezoek. Een zestig jarige joodse journalist afkomstig uit wit-Rusland. Hij was ooit onder Stalin met zijn ouders in een trein naar Kazachstan gedeporteerd. Ze hadden hem in het oneindige niets van het steppelandschap uitgeladen en aan zijn lot overgelaten. Sindsdien had hij alles overleefd. Honger, kou, discriminatie, kampen. In Almaty werd hij een geacht journalist. Hij richtte het succesvolle dagblad Caravan op, kreeg ruzie met de eigenaar, begon een nieuw blad, enzovoort. Nu was hij hoofdredacteur van z’n eigen weekblad Zerkalo(spiegel). Als hij het woord nam zweeg iedereen. En als hij gesproken had zag je dat de anderen zich gesterkt voelden om door te gaan.
Toen aan het eind van de training het afscheid kwam, overheerste bij ons als trainers een gevoel van machteloosheid. De studenten reisden terug, naar Turkmenistan en Oezbekistan waar platte perscensuur heerst. Terug naar de bescheiden redactiekantoortjes in Almaty waar ordinaire zakenmensen beslissen over de koers van de krant.Of terug naar de radiostations waar de staat bij onwelgewallige berichtgeving de stroom afsluit of de frequentie afpakt.
Maar er was ook een gevoel van lichte hoop. Als een paar van die studenten zou uitgroeien tot wat Breigin was geworden, zouden zij hun kennis en moed overdragen op anderen en was alles niet voor niets geweest. Want zouden immers ook Sodom en Gomorra niet gespaard zijn gebleven als een handvol rechtvaardigen over was geweest?

Voor een training in journalistiek bestaat, dat wil ik met het verhaal over Almaty zeggen, geen blauwdruk. Elk moment vergt een andere aanpak. Iedere verslaggever heeft zijn of haar eigen politieke en culturele achtergrond. Elke omgeving kent haar eigen grenzen, mogelijkheden en onmogelijkheden. Een keer bezocht ik – als onderdeel van een training – met vijftien jonge Albanese radio-verslaggevers de stad Mitrovicca in Kosovo. De stad is hopeloos verdeeld. In het zuiden van de stad leven de Kosovo-Albanezen, in het noorden de Kosovo-Serviërs. In het noorden staat het ziekenhuis van de stad en dat was het doel van ons bezoek. We reden over de brug van de rivier die de stad in tweeën deelt. We hadden zorgvuldig de reis besproken en vooral afspraken gemaakt over objectiviteit en journalistiek gedrag. We wisten dat het personeel in het ziekenhuis bestond uit uitsluitend Serviërs. Maar we hadden zo lang gepraat over vooroordelen, minderheden, etnische achtergronden, journalistieke ethiek, journalistieke houding en tolerantie dat iedereen had ingestemd de tocht te ondernemen. Opdracht was een zo objectief mogelijk verslag van een verdeelde stad. Plotseling begon een jonge verslaggeefster uit de groep te schreeuwen en te razen naar een verpleegster die ze herkende als een van haar vroegere collega’s. Ik greep in, excuseerde me namens de groep, nam de jonge verslaggeefster apart en liet het interview opnieuw beginnen.
Toch is haat te overwinnen. In Prizren, zestig kilometer van Pristina, gaf ik les aan tien albanezen, drie Turken, twee Roma en drie Serviërs uit Orhaovac – allemaal Kosovaren. Toen de Serviërs, geëscorteerd door Duitse KFOR-militairen het trainingslokaal binnenkwamen, heerste er wantrouwen, reserve en ijzige stilte. Maar na drie dagen bestond de groep uit collega’s en dronken ze elkaars raki. In Albanië, waar ik een keer of tien was, bestaat agressieve ‘hate-speech’. Politici tegenover politici, journalisten tegenover journalisten. Nationalisten tegenover socialisten en andersom. Meningen liggen star en onwrikbaar vast. Verslaggevers brengen voor een groot deel hun dagen door in het journalistencafé Bar-West en laten zich inspireren door elkaar. In plaats van bronnen en feiten laten ze zich leiden door persoonlijk ressentiment. Reportages worden nauwelijks geschreven. Verslagen over de treurige sociale toestanden buiten Tirana komen mondjesmaat in de kranten voor. Terwijl Albanië voor journalisten nou juist fantastische mogelijkheden biedt. Er zijn een paar welvarende kranten en er zijn enkele uitstekende journalisten. Toch worden kranten vooral gevuld op basis van geruchten, verzinsels en persoonlijke afrekeningen.
In soms opperste wanhoop hoe verder te gaan, sprak ik met Fatos Lubonja, schrijver, denker en een van de rechtvaardigen in Tirana. Lubonja bracht zeventien jaar door in de gevangenissen en werkkampen van Enver Hoxha omdat hij vocht voor menselijke waardigheid en vrijheid. Ik vroeg hem opnieuw en opnieuw, heeft het zin om verder te gaan. Lubonja dacht lang na en zei: ‘Het enige wat je kan doen is, breng onze journalisten morele waarden en ontwikkeling bij. Als Press Now erin slaagt een paar van onze journalisten principes bij te brengen, dan is al jullie inspanning niet voor niets geweest’.

We waren een aantal maal in Yaroslawl, vierhonderd kilometer ten noorden van Moskou. Een paar dozijn orthodoxe kerken die alle op instorten stonden, domineerden de stad. Het was hartje winter. Op het ijs van de Wolga zaten om de vijftig meter kleumende mannen met een stok en lijn te vissen in kleine ronde gaten.
We waren gekomen om jonge docenten van de plaatselijke universiteit te onderwijzen hoe ze een training journalistiek moesten opzetten. Want de universiteit wilde een faculteit journalistiek beginnen. Op een avond werden wij en de decaan opgehaald door een Mercedes van het nieuwste model. Binnen zat een zeer corpulente vrouw in vossebont die ons naar een restaurant bracht waar twee mannen in vlekkeloos costuum op ons wachtten. Zij waren, zo bleek later, ooit hun carrière begonnen als medewerkers van de economische sectie van de KGB ter plaatse. Na de omwenteling waren zij plotseling naar voren gekomen als de nieuwe economische elite van Yaroslawl. Ze hadden de plaatselijke chemische fabrieken overgenomen, een transportbedrijf opgebouwd en beheersten nu met z’n drieën de negotie van de stad. Ze hadden, vertelden ze, een groot hart voor de universiteit en vooral voor de nieuw op te richten faculteit journalistiek. Om die financieel bij te staan hadden ze samen met de decaan een stichting opgericht. Ze stelden voor dat wij, of de donor die ons uitgezonden had, in die stichting zouden participeren. De volgende ochtend in het klaslokaal vertelden wij de jonge docenten onze ervaringen. Ze voelden zich lichtelijk gegeneerd, wisten zich eigenlijk geen raad met de situatie maar lieten ook weten dat de universiteit geen cent en geen enkele mogelijkheid had om zelf iets te ondernemen of te beginnen. Hadden we daarvoor begrip? Dat hadden we. Soms moet je coalities met de duivel sluiten. Maar toch – hoe kan je een krant beginnen met de mensen waarover je juist zou moeten schrijven? We vertelden over hoe de journalistiek ooit in de Verenigde Staten van Noord-Amerika begon. Een handjevol journalisten, ook wel muckrakers genoemd, reisde rondom 1920 door het land en beschreef de wantoestanden als gevolg van de opkomst van de nieuwe tijd en het nieuwe materialisme. We noemden Upton Sinclair die in de slachthuizen van Chicago werkte en beschreef hoe niet alleen het vlees van zieke beesten werd ingeblikt, maar ook handen en ledematen van arbeiders die bekneld raakten in machines. En we bespraken het werk van Ida Tarbell die vijf jaar onderzoek verrichtte naar Standard Oil van John D.Rockefeller. Het resultaat was een serie van artikelen over afpersing, omkoping, moord en geweld. Zo werd de macht gewonnen. We vertelden ook dat diezelfde Rockefeller later de Rockefeller-foundation in het leven zou roepen om nobele doelen zoals armlastige universiteiten te steunen. Was ook hier in Yaroslavl niet sprake van het begin van een nieuwe tijd? Wat we leerden is voorzichtig om te gaan met morele oordelen. In de Russische federatie komt het vaak voor dat wetenschappers, politici, ambtenaren en zakenmensen die zich laten inverviewen geld vragen. Een verslaggever die een radioprogramma wil maken moet soms eerst op zoek naar een sponsor. Je kan daarover discussieren maar je kan het niet veroordelen.

Journalisten-trainers uit het westen dienen zich vooral bescheiden op te stellen. Ze moeten over enige zelf-kennis en zelf-kritiek beschikken. De legendarische Izzy F.Stone, die in z’n eigen blad Stone’s Weekly zoveel onthullingen publiceerde over de de leugens en misstappen van de Amerikaanse overheid, zei het eens zo: ‘Elke regering wordt geleid door leugenaars. Niets van wat ze zeggen moet worden geloofd’. Dat geldt, zo vertel ik op trainingen, voor overheden in west en oost. De vroegere president van de VS, Lyndon Johnson, loog en gebruikte journalisten om in commissie te liegen toen hij de wereld liet weten dat Vietnamese kannoneerboten Amerikaanse oorlogsschepen hadden aangevallen in de Golf van Tonkin. Het resultaat was een jarenlange oorlog in Vietnam. De regering-Nixon loog over Watergate. De regering-Bush loog en misleidde de publieke opinie over de Golf-oorlog. Duizend kilometer verder bekeken journalisten video-opnamen over de oorlog en schreven onzin-verhalen over wat generaal Schwarzkopf vertelde. De Franse regering vertelde onwaarheid over het tot zinken brengen van een Greenpeace-schip in Australië en de Nederlandse regering loog over de rol van de Nederlandse militairen in Srebrenica. De levenslessen van Stone zijn opwindend lesmateriaal omdat ze studenten op een ander been zetten en anders over journalistiek gaan nadenken. En het kan nooit kwaad de student-journalisten te herinneren aan wat ooit de Britse journalist John Pilger schreef over de schrijver Simon Louvish. Louvish vergezelde ooit, glasnost was nog niet uitgevonden, een groep Russen door de Verenigde Staten. De Russen waren verbaasd te ontdekken dat in kranten en op de televisie bijna alle opinies over essentieële onderwerpen op hetzelfde neerkwamen. ‘Om in ons land zoiets te bereiken hebben we een dictatuur nodig en trekken we mensen desnood de vingernagels uit. Hier is daar geen sprake kwam. Vertel ons, wat is jullie geheim’, vroegen ze Louvish.

Onze ervaring uit al die trainingen, in binnen- en buitenland, is dat in elk gezelschap studenten er altijd wel weer twee of drie uitspringen die de belofte inhouden uitstekende journalisten te worden. Ik bedoel journalisten die niet alleen gevoel voor nieuws en onderwerpen hebben en die kunnen schrijven maar die vooral de journalistiek als een gemoedstoestand ervaren. Die ermee opstaan en naar bed gaan. Die kandidaten zijn natuurlijk nooit vooraf te selecteren, daarvoor zijn trainingen nodig. En daarom reizen trainers af naar Kazachstan, Rusland, Bulgarije, Bosnie en Kosovo om tussen al het gruis een parel te ontdekken. Om de goede journalisten van de slechte te onderscheiden. En die goede journalisten die hebben een paar dingen gemeen.
Ze vechten tegen leugens.
Ze onderzoeken grondig de handelingen van regeringen, ambtenaren, publieke diensten en ondernemers. Ze zoeken naar echte feiten en informatie en publiceren daarover, in plaats van zich te laten gebruiken voor geruchten en speculaties die verspreid worden door politici en mannetjesmakers. Ze informeren hun lezers, luisteraars en kijkers op grond van zorgvuldig geselecteerde gegevens en stimuleren daarmee vrije meningsuiting. Zodat recht kan worden gedaan.

Soms moet je als trainer en donor een missie weigeren. Ik was verschillende keren in Zagreb. Aanvankelijk een goed opgezette training waar journalisten uit heel Kroatië naar toe kwamen. Gretige, enthousiaste mensen, allemaal uiterst kritisch over de toenmalige president Tudjman en de kliek die hem omringde. Maar de training – twee keer per jaar – verliep. Langzaam raakte de vijver leeggevist waaruit de organisatie in Zagreb studenten haalde. De laatste keer dat ik er was bestond het gezelschap uit onverschillige studenten van allerlei disciplines, voorlichters en anderen die een vage relatie met de journalistiek onderhielden. Ik vertelde de organisatie dat ik zo niet verder wilde. Ach, antwoordde de president, als Press Now er niets meer in ziet dan zoek ik wel een ander. En hij liet weten dat donoren-NGO’s uit Zwitserland, Skandinavië, Engeland en Frankrijk stonden te popelen geld in de training in Zagreb te investeren.
Want er zijn heel veel non-gouvernementele-organisaties met geld op zoek naar projekten. Er is sprake van grote concurrentie. Er is soms heel weinig bereidheid samen te werken. Achter elke donor staat een organisatie en die organisatie moet in stand blijven. Soms leidt dat tot uitwassen. Er is in oost-Europa een media-instituut met intussen miljoenen aan apparatuur, computers, radio-studio’s, WPN’s, televisie-faciliteiten en een complete bibliotheek. Hoogstens twee keer per jaar arriveert er een klein gezelschap studenten voor een training journalistiek. De eigenaar-directeur is uiterst bedreven in het aanklampen van donoren-ngo’s, hij speelt ze tegen elkaar uit en weet steeds weer nieuwe projekten te bedenken waar Brussel, Phare, Matra, UNDP, OVSE, Unesco, BBC, NOS enz. geld in willen investeren.
Het media-instituut van de directeur is intussen uitgegroeid tot één groot Wereldtijdschrift.

Press Now en de trainers van Press Now moeten zich daar niet voor lenen. Onze opdracht moet zijn die goede veelbelovende journalisten te vinden, aan wie de inspanning besteed is. En we moeten contact met ze blijven onderhouden. Mijn grote wens is in verschillende landen en in samenwerking met gelijkgezinde ngo’s kleine bendes roving reporters op te zetten, toegewijde en agressieve journalisten die bereid zijn te berichten over de werkelijke noden en problemen van de maatschappij. Want wat de wereld nodig heeft zijn jonge, boze, rebelse, anti-autoritaire journalisten die vechten tegen leugens en corruptie en die de waarheid en niets dan de waarheid schrijven.

Herwijnen 30 november 2000

Polderpers