Toespraak 11 december 2008 voor vierde verdieping van het Gorcums museum
Dames en heren, laten we de zoektocht vanuit de virtuele vierde verdieping naar het nieuwe icoon voor Gorinchem vervolgen. De vraag was, wat kan beeldende kunst toevoegen aan de identiteit van een stad. Hoe is het mogelijk de cyclus te doorbreken van het oneindig herhalen van alsmaar dezelfde plastic puien van dezelfde wansmakelijke winkelketens. Hoe voorkom je bedoel ik die plotseling toeslaande twijfel bij de argeloze bezoeker in de binnenstad: is dit Culemborg, Doetinchem, Geldermalsen, is dit Tiel? Help waar ben ik. Hoe voorkom je, luidt de vraag, hoe voorkom je een identiteitscrisis.
Als ik het goed vertaal willen Joke, Jack en Piet weten hoe stellen we ons teweer tegen de uniformering van de omgeving en slechten we de altaren van het hedonisme, die door de commercie voor verslaafde consumenten zijn opgericht.
Als je identiteit omschrijft met zoiets als eigen karakter, onderscheid en kenmerk van iets dat gelijk blijft terwijl alles rondom verandert – dan heeft Gorkum sinds de eerste bijeenkomst een gevoelig verlies geleden. Want op de Langedijk zag ik dat met de sluiting van de lunchroom – wat een mooi nostalgisch woord, lunchroom – ook de grafische kunst van de gevel van De Leur is geroofd. Even voelde ik me weer net zo verweesd als toen jaren geleden ineens de zoute bollenwinkel van J.J.de Kroes door een cultuurbarbaar bleek te zijn gesloopt en – later – de gedienstige gebroeders De Mooij (comestibles) overgingen tot uitverkoop van hun winkeldochters en hun exclusief interieur. Misschien vindt u dit larmoyant. Ik weet ook wel, dit zijn allemaal geen voorbeelden van verlies van hoogstaande culturele uitingen. Maar ik denk dat zodra melancholie ontstaat over het verdwijnen van erfgoed en iconen, dat dan de identiteit van een omgeving wordt aangetast en veranderd.
Identiteit wordt veelal verbonden met geschiedenis. Toen ik in de jaren zestig van de vorige eeuw als jongste verslaggever begon bij een krant in het noorden van het land, werd ik het Drentse land opgestuurd om bericht te doen van de herdenking van de slag bij Ane. Achthonderd jaar geleden versloeg daar een stelletje ongeletterde boeren het ridderleger van Otto II van Lippen, bisschop van Utrecht. Een miraculeuze overwinning, althans volgens een of andere obscure geschiedschrijver die zijn waarneming in de annalen liet opnemen. Natuurlijk een volstrekt oncontroleerbaar verhaal, dat in de loop van de eeuwen werd opgepoetst tot een glinsterend icoon. Het was verbazingwekkend te zien hoe allerlei burgers en bestuurders nog steeds gevoelens van trots, eigenwaarde en verbondenheid ontlenen aan dat wapenfeit. Waarom? Omdat zo’n verhaal vanzelfsprekend glans geeft aan het grauwe dagelijkse bestaan en de heroïek van de voorouders nog altijd een pietsje uitstraalt op de tegenwoordige Drent. Eens schreef professor Chorus een serie boekjes over wat hij noemde het innerlijk en uiterlijk van de Nederlanders: zo zijn de Hollanders, zo zijn de Zeeuwen. En zo is dus de Drent. Maar het zijn vooral apocriefe vertellingen.
Ik noem dit voorbeeld om te laten zien dat identiteit ook alles te maken heeft met macht en ideologie. Historici, strategen, pausen en populisten zullen hun invloed al te graag aanwenden om de geschiedenis een duwtje in de goede richting te geven om vervolgens zo een land, volk of stad dat profiel te geven waarbij ze zelf belang hebben. Identiteit is tenslotte een begrip dat mensen zelf aan hun omgeving toekennen. Het is het verhaal dat verteld wordt. Een verhaal voortkomend uit overlevering, een verhaal opgebouwd uit mythes en legenden, propaganda en manipulatie. Zo ontstonden godsdiensten en ideologieën. Het is altijd het verhaal van een groots verleden. Identiteit is dan ook vooral verbeelding.
Maar goed, we probeerden na te gaan of er een heilzame rol is weggelegd voor de beeldende kunst in het stadsbeeld van Gorinchem. Nu is het zo dat iedere stad met een beetje allure hetzelfde wil. Overal is een onmiskenbare drang tot onderscheiden. Individuen halen in eindeloze televisieshows de malste strapatsen uit voor hun eigen fifteen minutes of fame – want daarop heeft volgens Andy Warhol iedereen recht. Dorp en stad hebben strategen in dienst om zichzelf op de kaart te zetten – vergeef me het clichee. Er is dan ook sprake van, zeg maar, een hausse en een hype op weg naar uniciteit. Iedere stad wil graag het Guggenheim van Bilbao, de Eiffeltoren in Parijs en de opera van Sydney. Rotterdam heeft Erasmus genaast, Amsterdam gaat Spinoza eren en Den Haag eigent zich Hugo de Groot, alias Grotius toe.
In de provincie werpt Nijmegen zich op als de stad van de verbeelding en beroept zich op een rijk historische verleden. In Den Bosch daar ontmoet je elkaar, luidt de slogan. Maastricht dweept met haar geschiedenis en richt zich op een rijke doelgroep die in een ouderwetse ambiance decadent wil eten. Groningen is de metropool van het noorden. En voor een karakteristiek historisch festijn, moet je in Heusden en Grave zijn. Er is vrijwel geen oord meer of er zijn brochures met een opsomming van het unieke erfgoed, de altijd unieke ligging en de unieke identiteit. De verbeelding kent geen grenzen.
Een recente nota over de kwaliteit en identiteit in Noord-Brabant geeft hoog op over cultuur bij de vormgeving van de ruimte en het zoeken naar eigenheid maar rekent tegelijk af met het verkeren in hoger sferen. Alles dient, zo wordt geschreven, primair in dienst te staan van het aantrekken van een nieuwe groep bewoners, een ander vorm van toerisme en een nieuwe soort werkgelegenheid. It is the economy stupid.
Het is allemaal weinig groots en verhevens. Al dat gezoek naar eigenheid gaat vooral om geld, groei, macht en markt – zaken die vanuit de filosofie van de vierde verdieping nou juist zo worden verfoeid. En veel van wat gevonden wordt dient vooral plat vermaak.
Zie wat gebeurt in de onmiddellijke omgeving van Gorinchem. Nadat enige tijd geleden het Pact van Rhijnauwen werd gesloten om de identiteit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ‘beleefbaar te gaan maken voor bezoekers’ (ik kan er ook niets aan doen maar zo wordt dat omschreven) floreren in Fort Vuren het café en de herberg. In de zomer komen er antieke auto’s bijeen voor rally’s, het wordt belaagd door motorfietsen en het is een adres voor bruiloften en partijen. Ja, je kan er ook schilderijen exposeren maar als ze te lang hangen spoelen de doeken van de muur door het vocht. In Fort Asperen is zo nu en dan een aardige tentoonstelling te zien maar is het toch vooral de gelagkamer die passanten trekt. En overigens is de dadendrang van de pachters zo overweldigend dat de vleermuizen die hier honderden jaren huisden, dreigen te worden verdreven.
Fort Herwijnen, dat sinds kort wordt uitgebaat, heeft een zogenaamde geo-functie gekregen. Maar om te overleven zullen de exploitanten tal van commerciële activiteiten ondernemen, zoals natuurlijk een eetcafé. Plannen voor een hotelaccommodatie zijn inmiddels na gemor van omwonenden geschrapt. In het polderlandschap rondom komen uitgebreide parkeervoorzieningen. Polderwegen zullen worden verbreed om de minnaars van biodiversiteit te mogen ontvangen. Zo ontaarden hemelbestormende ideeën in de komst van ordinaire pretparkjes. Een ongedurig spook waart door de polder dat niet zal rusten tot ook het laatste stukje maagdelijke aarde is verschroeid.
Maar terug naar Gorinchem en de mogelijkheid om de binnenstad te gaan gebruiken als podium voor beeldende kunst om aldus bij te dragen aan een nieuwe opinie, aan de Gorcumse identiteit. Kunst heeft tot taak de natuur na te bootsen, van haar te leren of zelfs haar te overtreffen door toevallige ongerechtigheden regelmatig te maken – naar Plato.
Arthur Schopenhauer die wel de filosoof van de kunstenaars wordt genoemd, heeft gezegd dat de enige soort kennis die zich met de essentie van de wereld bezighoudt en de ware inhoud van haar verschijnselen, de beeldende kunst is, de poëzie en de muziek. Kunst is het werk van het genie, zei hij. Om eraan toe te voegen: Kunst is de godsdienst gaan vervangen.
Want werd vroeger de hulp van de kerk ingeroepen om het leven draaglijk te maken, nu dagen industriëlen en politici kunstenaars uit. In de documenten die vanuit de vierde verdieping zijn gepresenteerd klinkt terecht argwaan door: ‘Veelal zijn er economische belangen in het spel waardoor kunst en cultuur worden ingezet om de scherpe randjes van het prefab beleid in de binnenstad af te vijlen’, schrijven Jack van Mildert en Joke van Kerkwijk. Ze passen ervoor te worden ingezet als locale potsenmakers. In plaats van de economie te begeleiden moet een sterk kunst- en cultuurklimaat autonoom en creatief zijn. Kunstenaars moeten leiding en richting kunnen geven, vooruitlopen op wat de markt en economische groei teweeg kunnen brengen, vinden zij. Want er is immers iets verschrikkelijks mis in deze maatschappij.
In een van de laatste nummers van het literair tijdschrift De Gids, treurt landschapsarchitect Adriaan Geuze (hoogleraar in Harvard) hoe het allermooiste polderlandschap op aarde, met z’n duizend jaar oude veenpolders, met zijn weergaloze horizon en ode aan de lage lucht, binnen een tijdsbestek van 25 jaar is verramsjt. En dan bedoelt hij ook de contreien van Gorcum waar net als elders de dialoog tussen stad en het authentieke ommeland werd opgeheven door toegevoegde buffers met een zielloos parkland van bosjes, coulissen, heuveltjes en strandjes – één grote golflink waarin alles nieuw zal worden. Ook de natuur. Ik citeer: ‘De zorgvuldig bedachte ambitieloosheid bracht de Randstad met de vele wethouders van het magische midden een ongekende ramp. Het nieuwe land werd gestolen, onzichtbaar gemaakt en onbereikbaar gehouden. Zoals de Taliban in Afghanistan de eeuwenoude Boeddhabeelden niet konden verdragen en ze met bruut geweld opbliezen, zo vertrapten de behekste wethouders het machtige Polderland. Eén decadente generatie speelde het klaar het mystieke hart van de metropool uit te wonen en te verkruimelen. Zonder dat de Randstad won aan nieuwe stedelijkheid, kwaliteit of wervingskracht werden de polders verpletterd onder onafzienbare suburbane onschuld, een schemerwereld tussen leven en dood.’ Het historische nieuwe land van het Groene Hart werd verwoest en de zuidelijke Randstad gleed mee de afgrond in. Volgens Geuze vooral een gevolg van het decentraliseren van het ruimtelijk beleid. Hij noemt het een duivelsontwikkeling, een ramp die nooit aangekondigd werd.
Ooit werden meester schilders zoals Jacob van Ruisdael, Paulus Potter, Albert Cuyp en Johannes Vermeer verpletterd door de schoonheid van het land met zijn horizon, licht en wolken. Zij verklaarden de polders en het nieuwe land tot de volmaakte schepping. Het door mensenhand gemaakte poldermozaïek kreeg een religieuze dimensie. En de Nederlanders op zoek naar een eigen identiteit, kozen het polderland van de schilders uit de gouden eeuw als hun ultieme zelfbeeld.
Van dat polderland en die identiteit is niets meer over.
Maar gelukkig is er nog het Gorcums museum dat vanuit de Vierde Verdieping het opneemt tegen de verwildering buiten. Kunst dient te ontroeren, behoort te provoceren en burgerlijke ongehoorzaamheid te propageren. Kunst dient te rebelleren tegen het gezag dat een woestijn schept. Volgens Proust bestaat de grootheid van de kunst uit het terugwinnen van die wereld waarvan we afstand hebben genomen en nog steeds verder wegdwalen. Van bijvoorbeeld dat prachtige polderland dat aan speculatiedrift ten onder ging. Als het Gorcumse gemeentebestuur de kunstenaars ernstig neemt is nog iets te redden.
Op verzoek van de Vierde Verdieping houden vier kunstenaars zich al geruime tijd bezig met het toevoegen van een nieuw icoon in de binnenstad. Op verzoek van Jack voeg ik een aantal suggesties toe. Want het charmante van Gorinchem is dat heel veel voorwaarden aanwezig zijn voor een eigen identiteit en een reeks nieuwe iconen.
Toen ik zo’n vijfendertig jaar geleden in deze contreien kwam wonen was Gorinchem een verpauperd stadje, vol met gaten en kieren en krotten.
Maar ik werd getroffen door het licht. Het licht boven de rivier dat zo diffuus is, dat door het water naar alle richtingen wordt weg gekaatst.
Ik ben ooit geboren aan het Haringvliet toen het water nog door getijden werd beroerd en gevoed. Als het eb was lagen de garnalen op de brede slikken voor het opscheppen, platvis sprong omhoog uit kleine poelen en in kreken verstopt achter muren van biezen en wier wrongen zich vuistdikke palingen omhoog. Toen werd de vloed getemd, de slikken verruigden, het water werd ziek en alles wat mooi was verdween. Alleen het licht boven de grote watervlakte bleef. En dat licht zag ik terug boven de Waal die hier Merwede heet. Gorinchem zou dat licht moeten verzilveren, zou zijn gezegende ligging in het hart van het rivierengebied moeten aangrijpen om aandacht te vestigen op dat fenomenaal verschijnsel. Er moet een manier zijn dat licht te vangen, er moet een vorm zijn om mensen met licht te betoveren. Vooral het licht in oktober. In één van de mooiste boeken van de laatste tijd, Nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier, beschrijft de hoofdpersoon het water dat er in het vale licht van de prille dag uitzag als een glad vlak van mat zilver. Toen ik het las dacht ik aan het rivierenland. ‘Het was in oktober en wat me elk jaar weer van mijn stuk brengt is het nieuwe bleke licht dat de winter aankondigde. Een zacht mild licht dat het korter worden van de dagen al in zich droeg. Nee het was niet de bleke nevelige sluier van het nieuwe licht dat me zo deed schrikken. Het was het feit dat het gebroken, minder krachtige licht opnieuw en onherroepelijk het einde van een periode in de natuur en van een fase in mijn leven aangaf.’
Want licht is melancholie.
Licht is als een symfonie, een gedicht.
Ida Gerhardt, ruim honderd jaar geleden in de Haarstraat in Gorinchem geboren, dichtte over het licht in ‘Het weerzien’:
Immer vervaarlijk blijft het schilderij
Rivierenlandschap van Salomon Ruysdael
Rivierenlandschap met veer en overhaal
De zomer is voorbij. Oktoberlicht
Statig vaart onder wolken, tegen tij,
Het grootzeil op, ik denk komend van Dordt
Een machtig tjalk. Licht wordt er uitgestort
In gouden banen, maar de atmosfeer
Draagt al verandering. Er komt onweer.
Van overzee, in tweespalt levenslang
Aanzie ik Holland, in dit groots gericht
Van licht en donker. – Vóór zijn nedergang.
Zo prachtig, ik kan daar maar geen genoeg van krijgen. Ik zou de vierde verdieping van het Gorcums museum en het gemeentebestuur dan ook met klem willen adviseren, maak muren vrij en bevestig deze teksten als iconen op de gevels zodat ieder er mee geconfronteerd wordt. Ik weet, Leiden heeft gedichten op blinde muren staan, Amsterdam heeft ze op trottoirs aangebracht. Maar in het kleine, ingetogen centrum van Gorinchem zullen gedichten, vooral als die over licht, water, rivieren en landschap gaan veel beter tot hun recht komen.
Zoals dit, uit Thuiskomst, ook van Ida Gerhardt:
Dit is mijn droom – het kleine huis aan de rivier;
Het rusteloze scheren van de zwaluw gaat er
Langs dak en raam; de roodborst nestelt bij de vlier
Een schip zeilt traag voorbij; de bel luidt over ’t water
En als ik nader waar de dijk zich buigt voor ’t land
Richt kort zich op die in de lage tuin gebogen
Over de spade staat, – en met de vrije hand
Weert zij het helle licht beschuttend van de ogen
Het is poëzie die ontroert, verwondert en doet verlangen. Zoals de laat negentien-eeuwse schilders Maris, Roelofs, Weissenbruch en Jongkind deden met hun schilderijen – geobsedeerd als ze waren door de schoonheid van het polderland. Die beelden zouden kunnen worden vastgelegd in Gorinchem.
Verder meen ik dat Gorinchem een hommage zou moeten brengen aan de grote inwoners van weleer – althans mensen die een onuitwisbare relatie hebben gehad met de stad. Zoals Hugo de Groot, alias Grotius, die geïnspireerd door de corruptie van het pauselijk bewind en de autoritaire regeerstijl van de koning, nieuwe denkbeelden ontwikkelde over recht, vereniging, oorlog en vrede. Een staat, zei Grotius, is een verband van vrije mensen die zich verenigd hebben ter bescherming van hun rechten en belangen. Alle wetten moeten óf teruggaan op dat vrije verband óf op hoger recht en dat is het natuurrecht dat eeuwig en onveranderlijk is en zelfs voor God geldt. Hij schreef de eerste en grootste verhandeling over het internationaal recht. Hij had veel invloed op Baruch de Spinoza – de wereldberoemde filosoof. Het verhaal hoe hij in een boekenkist uit Loevestein ontsnapte is natuurlijk leuke jongenslectuur en het Hugo de Groot poortje in de binnenstad is grappig, maar in de geschiedenis staat Hugo de Groot op eenzame hoogte. Dat zou op een beeldende wijze buiten de Waterpoort tot uitdrukking moeten worden gebracht.
In die historische galerij zou ook plaats moeten worden gemaakt voor Henk van Randwijk, aan wie wij allen veel verplicht zijn. Hij werd geboren in de Knipsteeg was onderwijzer, dichter en journalist maar vooral verzetsman in de Tweede Wereldoorlog. Vanuit zijn verzetsgroep kwam het illegale Vrij Nederland voort en later, na een schisma in de groep, het illegale Trouw. Hij liet de onvergetelijke tekst na, gebeiteld in een monument aan het Weteringplantsoen te Amsterdam:
Een volk dat voor tirannen zwicht
Zal meer dan lijf en goed verliezen
Dan dooft het licht…
Ida Gerhardt zou er guller herdacht moeten worden voor al het moois dat ze ons naliet. Misschien zou de stad in navolging van Bredevoort Boekenstad, Gorinchem Gedichtenstad kunnen worden.
Ongetwijfeld verdient Hendrick Hamel een plaats in de galerij. Ad Dekkers, zeker. En waarom zou elders in de stad geen ruimte worden gereserveerd voor het digitale paradijs van de geometrisch abstracte kunst van Peter Struycken en die van zijn tijdgenoten uit deze stad. Ik besef dat de meningen verschillen maar misschien is er toch wel zoiets als een Gorcumse school en zijn er mogelijkheden die materieel vorm te even. ik begeef me op onbekend terrein, maar uit gesprekken die ik had met Jack Oostrom en Pim van Maurik viel op te maken dat veel mogelijk is in deze stad. De organisatie van twee edities van Symposion heeft het zelfbewustzijn zo gesterkt dat elk nieuw idee om Gorinchem te verheffen, een gouden idee kan zijn. Zo heeft de wethouder bedacht in de toekomst elke tien jaar een symposion van beeldende kunst te organiseren, zoals Münster dat al langer doet. Hij zal daar straks ongetwijfeld meer over vertellen.
De vierde verdieping van Het Gorcums museum zou zich een plaats in de harten van de mensen kunnen verwerven door beeldende kunst te verbinden met schaarste, ik bedoel met stilte en met duisternis. Eind juni was Rob Sweren uit Arnhem hier die in zijn kunstwerken stilte tot uitdrukking brengt. Mensen in stilte op een dakrand, anderen in een cirkel op de grond om een half uur lang in stilte te hemel te aanschouwen. Ik hoorde hem met dankbaarheid aan. Op het moment dat ieder de ander met lawaai probeert te overtreffen en rusteloosheid norm is, zou de beeldende kunst in Gorinchem stilteplaatsen moeten bieden, stilleven en stilte als grondtoon.
Het zelfde geldt voor duisternis. De gemeente zou samen met de vierde verdieping vooraan moeten staan in een creatief offensief tegen lichtvervuiling. Want of dat nu leuk is of niet, over Nederland rolt traag een grijze golf vol nostalgie over alles wat voorbijging. Die golf senioren wil terug wat schaars is geworden en de beeldende kunst zou hen daarbij kunnen helpen.
En dan nog even iets heel anders. Op Times Square in New York staat een schuldenmeter waarop valt te lezen dat iedere Amerikaan op dit ogenblik een schuld heeft van een half miljoen dollar aan de wereld. Een barometer van een financiële catastrofe. Omdat Gorinchem schatplichtig is aan het water en het rivierenland, zouden beeldende kunstenaars buiten de Waterpoort een machine kunnen ontwerpen die laat zien hoe de zeespiegel rijst, hoe het land inklinkt en hoe dramatisch de gevolgen kunnen zijn voor het hart van het rivierenland. Een barometer van een andere nakende catastrofe die in één oogopslag aanschouwelijk maakt hoe vloed en klimaat samenspannen tegen dit laagland. Een klein Neeltje Jans maar dan gericht op het bovenwater. Dat zou ook heel informatief kunnen zijn voor al die nieuwe bewoners in Gorinchem-oost die zo zelf kunnen uitvinden hoe benard zij wonen in een beklagenswaardig stukje rivierengebied.
En overigens vind ik dat het stadsbestuur zich permanent zou moeten omringen met een denktank van beeldende kunstenaars, waterbouwkundigen en wijzen burgers om te voorkomen dat politieke beslissingen de omgeving nog meer geweld aandoen.
Rudie van Meurs
(Toespraak 11 december 2008 voor vierde verdieping van het Gorcums museum)