Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Potten mosterd, stropdassen, koffiezetapparaten -JOURNALISTIEK

Een boek schrijven over journalistieke ethiek zonder dat de uitspraken, beschuldigingen en beweringen van de geïnterviewden gecontroleerd worden: is dat wel in de haak? Verzamelde Bart Brouwers in ‘Alles voor het nieuws’ indianenverhalen?ALLES VOOR HET NIEUWS De flexibele ethiek van de journalist door Bart Brouwers Uitgever Sdu, 168 p., 3 34,90
Het gebeurt zelden dat in Nederland een boek verschijnt dat helemaal over de ethiek van de journalist gaat. Daarom greep ik gespannen naar Alles voor het nieuws – een boek dat volgens auteur Bart Brouwers ‘de deuren naar de journalistieke keuken wijd open zet’.Ik mag dat, hoe belabberd het ook klinkt, graag doen, ‘in de keuken kijken’. Vooral als een beeld beloofd wordt van ‘journalisten die liegen, stelen, informatie kopen en zichzelf verkopen over de rug van het onwetende publiek heen’.Ooit schreef H.J. Evers Journalistiek en ethiek (Eburon, Delft 1987), een vooral academisch boek gebaseerd op uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Daarin zegt bijvoorbeeld professor communicatie A. van der Meiden dat er zo weinig nagedacht wordt over de ethiek van journalisten. ‘In de handboeken van de communicatiewetenschap komt het hoofdstuk ethiek of niet voor of het wordt achterin opgenomen, bedoeld als een soort beleefde toevoeging in de richting van moralisten (…) De oorzaak van deze veronachtzaming is niet zo ver te zoeken. In de heersende filosofie van vrije meningsuiting is altijd de vrijheid van de zender onderstreept en niet die van de ontvanger.’Vandaar mijn gretigheid voor Alles voor het nieuws. Het is niet alleen geschreven door een journalist, er komen ook nog eens dertig hoofdredacteuren en eenvoudige verslaggevers aan het woord. Hier moet dus over de ethiek van het vak zijn nagedacht.Het boek gaat over plagiaat, het aannemen van relatiegeschenken, onafhankelijkheid, objectiviteit, selectie van nieuws en het nieuws dat uitblijft, bescherming van bronnen, (zelf)censuur en de kwaliteit van de journalistiek. ‘Ik ben verbijsterd over het niveau van de studenten,’ zegt chef-redacteur Hans Maarten van den Brink van de kwaliteitskrant NRC Handelsblad. ‘Stagiaires presteren hier vaak slecht en we hebben dan ook maar weinig redacteuren zitten die van een van de scholen (voor de journalistiek) komen.’ Ook de wetenschapsredacteur van het Nieuwsblad van het Noorden, Kees Wiese, vindt ‘een bepaalde academische attitude nodig voor de journalistiek omdat in de manier waarop keuzes moeten worden gemaakt een wetenschappelijke kant zit.’ Want over de vooringenomenheid van journalisten gaat het boek ook. Ik ga er onmiddellijk van uit dat alle gesprekken met de dertig journalisten fatsoenlijk en braaf zijn weergegeven. Bart Brouwers is ook zo netjes te melden dat hij zelf weleens een Swatch-horloge heeft aangenomen van de Maastrichtse importeur over wie hij een verhaal schreef en hij heeft ook een keer meegewerkt aan een deal om zaken met zachtheid in de kolommen van De Limburger (waar hij werkt) te behandelen.Maar waarom raakte ik dan toch zo geïrriteerd bij het lezen van het boek? Dat komt omdat Brouwers, schrijvend over ethiek, tegelijkertijd alle journalistieke wetten negeert. Hij noteert blindelings op basis van ‘hearsay’, hij onderzoekt niet, hij past geen hoor en wederhoor toe, hij controleert de feiten niet. Zo zegt een in het boek geïnterviewde verslaggever van het Rotterdams Dagblad tegen Brouwers: ‘Een journalist van een kwaliteitskrant heeft me eens in geuren en kleuren verteld dat hij tegen inkoopprijzen een keuken had gekocht bij een bepaald bedrijf. Hij heeft daarna inderdaad over dat bedrijf geschreven.’ Dan wil ik weten: wie was die journalist van die kwaliteitskrant, is het echt zo gegaan en wat heeft hij erover te zeggen.En wie bedoelt die verslaggever van De Limburger als hij aan Brouwers toevertrouwt: ‘Je moet toch weten dat je fout zit als je je hele gezin laat kleden door de sponsor van een sportclub. Of als je allerlei dure cadeaus aanneemt of met Jan de wethouder naar het bordeel gaat?’ Namen graag.Verreweg de meeste hoofdredacteuren en verslaggevers die in het boek geïnterviewd worden, staan afwijzend en negatief tegenover het aannemen van geschenken, reisjes, pennen en andere rotzooi van (journalistieke) relaties. Toch lees ik dat de stropdassen, potten mosterd, dozen bonbons, elektronische apparatuur, horloges en koffiezetapparaten de redacties binnenstromen en niet teruggestuurd worden. Waar dan? Ben ik nou zo naïef, onhandig en bijziend of heb ik bij de verkeerde media gezeten? Echt, ik heb in die ruim dertig jaar nog nooit iets op m’n bureau gevonden. Ik herinner me hoe jaren geleden een collega bij Trouw een paar schoenen ging passen bij een bedrijf waarover hij een verhaal had geschreven. Maar die is later dan ook hoofdredacteur geworden bij een roddelblad. Wat ik ook weet is dat sommige journalisten verschrikkelijke fantasten zijn. Ze vertellen sterke verhalen maar zullen die zelf nooit publiceren omdat ze niet waar of niet te checken zijn. Brouwers selecteert ook slecht. Bij zijn opsomming van een aantal al eerder uitentreuren behandelde journalistieke missers, noemt hij in één adem de ‘hoofdenaffaire’ van Willebrord Frequin en de uitzending van KRO’s programma Reporter over het verborgen commissariaat van Elco Brinkman. Dat is natuurlijk absurd. Bij Frequin ging het om een gore uitzending over vermeende seks met doodshoofden, pure sensatie, non-nieuws, fake. Reporter toonde met goede onderzoeksjournalistiek aan (hoogstens was de vorm enigszins discutabel) dat Brinkman geen onderscheidingsvermogen heeft.Brouwers’ keuze van de onderwerpen deugt ook niet. Zo duikt in elk hoofdstuk wel even Ton Verlind van de KRO op (verantwoordelijk voor de uitzending van de ‘hoofden’ van Frequin), die maar blijft jeremiëren dat de collega’s hem zo slecht begrepen hebben. Laat die man nou eens een keer zijn diepe excuses maken voor de smakeloze affaire, dan kan hij eindelijk weer serieus genomen worden.Brouwers doet erg neerbuigend over het ‘gebonden verleden’ van sommige journalisten, die maar niet loskomen van hun ‘achterban’ en daardoor naar ‘hartelust meewerken aan de instandhouding van vooroordelen’. Journalisten kunnen van Brouwers eigenlijk geen lid zijn van een politieke partij ‘want dat doet de onafhankelijkheid geen goed’ en ‘betrokkenheid leidt vaak tot afhankelijkheid’. Wat is dat voor onzin? Het treurige in de journalistiek is dat er veel te weinig betrokkenheid is en te veel waardenvrijheid. Alles voor het nieuws is daar een voorbeeld van – nergens komen woorden als verbondenheid, passie, kwaadheid, bevlogenheid en engagement voor. In plaats van ‘young and angry’ zijn journalisten in het boek van Brouwers ‘young and urban’, met een voorliefde voor amusement en nikserigheid. In zijn voor journalisten verplichte boek Media circus schrijft Howard Kurtz over de ‘generatie welgestelde verslaggevers die zich gevestigd heeft in de buitenwijken van de steden, hun werk doen over telefoon en fax, over yuppenonderwerpen schrijven en niets begrijpen van vervreemding en de noden van de onderklasse.’ Die sfeer ademt ook het boek van Brouwers.Er is in het boek ook nog de uitslag van een enquête opgenomen over ‘ethische’ onderwerpen. Eerlijk gezegd ben ik al jaren geleden opgehouden in enquêtes te geloven. Over ethiek en corruptie staan overigens wel behartenswaardige dingen te lezen in een van de laatste nummers van het Nederlands Juristenblad (aflevering 45/46, 1994) als het gaat over de grens tussen relatiegeschenken en steekpenningen. Iedereen kan, volgens het NJB, zelf de lakmoesproef nemen door zich af te vragen: durf ik openlijk over de ontvangen giften te praten en voel ik me volledig vrij om op zakelijke gronden de relatie met de ander te bevorderen en te verbreken? De bijbel geeft het enige antwoord: het is beter te geven dan te ontvangen.Vrij Nederland 21 januari, 1995

Polderpers