Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Hoofdstuk 6 De boerenleenbank is overvallen

Omdat het huis onder aan de dijk ver buiten het dorp ligt, dringt het gerucht altijd wat trager door. Toen Aart de veehandelaar dan ook over het jongste drama vertelde, was het zeker al drie kwartier oud. Ik zag meteen dat er iets mis was. De manier waarop hij met zijn veekar woest de stoep van de dijk afreed, dat is niets voor Aart. Hij is gewoonlijk stil en bedachtzaam. Misschien komt dat omdat hij wat moeizaam praat. Hij is eigenlijk een beetje rare veehandelaar. Hij is goudeerlijk en hij houdt niet van loven en bieden. De laatste keer verkocht ik hem een ooi met twee lammen. Hij keek. Zei niets. Liep rondom de dieren heen. Zei nog niets. Toen staarde hij enige tijd in de verte en bood vijfhonderd gulden. Dat was een goeie prijs, wist ik. Maar ik maakte misbaar. Voel nu eens die buik, zei ik. Kijk eens naar die kont. Wat een prachtige dieren. Die zijn toch wel vijfdriekwart waard. `Vijf is de prijs’ antwoordde Aart en hij bleef onvermurwbaar. Zo gaat het elk seizoen en ik weet inmiddels dat ik nergens een betere prijs krijg.

Die ochtend toen hij mij het laatste nieuws van het dorp vertelde, kwam hij om de ram terug te halen. Elk jaar, laat ik het zo zeggen, logeert een paar maanden zijn ram tussen de schapen om voor nageslacht te zorgen. Deze keer was het een lastig beest. Op het laatst vrat hij de schors weg van de oude appelbomen en moest ik hem in de kleine wei scharen om een ramp te voorkomen. Ik denk dat het kwam omdat hij uitgekeken raakte op de ooien. Maar het was ook een beste ram. Elke morgen kon je bij het voeren, aan de platliggende wol op de rug van de ooien zien dat ze die nacht betreden en gedekt waren. Ik weet zeker dat er half mei lammeren geboren zullen worden.

Maar goed, Aart de veehandelaar was enigszins opgewonden. Met een grafstem vroeg hij mij of ik veel geld op de boerenleenbank had staan. Ik was enigszins verrast over de vraag maar antwoordde naar eer en geweten dat dat niet zo was. `Dat mag je van geluk spreken’ sprak hij, nog steeds somber, `zojuist is de bank beroofd’. En haastig laadde hij de ram in alsof het kwaad hem op de hielen zat.

Even later reed ik naar het dorp en ontmoette overal groepjes mensen die de situatie bespraken. Dikke Jannie van rooie Willem had zich als vanouds als een rots in de Nieuwe Steeg geposteerd en beweerde bij hoog en bij laag dat zij de rovers in een rode auto met duizelingwekkende snelheid voorbij had zien rijden.

In het postkantoor vertelde de vrouw van `de kiene’ met overslaande stem dat zij de politie, dekking zoekend achter de bloembakken, de boerenleenbank had zien naderen. Maar de overvallers waren toen al een paar minuten eerder verdwenen. Omdat ik aan Mark beloofd had hem op te halen van school, om hem zo enigszins bij te staan bij alle naweeën van de gruwelen van de Cito-toets, ontmoette ik de schoolmeester. Die zei diepzinnig dat het nu wel voorbij zou zijn met `het genoegelijke leven van de landman’ op het dorp. Want de laatste maanden heeft zich veel meer afgespeeld op het dorp.

Alles is begonnen met een inbraak in de rijdende winkel van de super-kruidenier. Op een morgen mistte hij pakjes tabak en sigaretten uit de rookafdeling. Een paar maanden later werden uit het bejaardenhuis sieraden en een geldkistje gestolen. Kort daarna kwam ik op een ochtend in het postkantoor. Het was kwart voor acht. Maar omdat ik de beheerder ken als een zachtmoedig en behulpvaardig man die zich niet aan openingstijden stoort, vroeg ik een cheque te wisselen voor tweehonderd gulden. `Helaas is dat niet mogelijk’ zei de beheerder bedrukt, `ze hebben alles weggehaald.’ Ik begreep eerst niet wat hij bedoelde. Wilde het hoofdkantoor niet meer dat hij voor half tien de kas openstelde? `Nee’, antwoordde de beheerder met omfloerste stem, `ze hebben mij overvallen.’

Toen pas zag ik achter hem een tweede man – een vertegenwoordiger van het hoofdkantoor. En uitvoerig maakten zij mij duidelijk dat kort daarvoor twee mannen met kousen over hun hoofd een zijingang van het postkantoor waren binnengedrongen. De beheerder begreep er eerst niets van. `Ik houd niet van grapjes’ zei hij nog tegen de gemaskerde mannen en sloeg een van hen met een klap tegen de muur. Toen toonde de ander `een blaffer’ en besefte de beheerder dat het ernst was. Afijn, langzaam begreep ik dat de man van het postkantoor een nachtmerrie achter de rug had. Ik probeerde hem op te beuren. Halverwege het gesprek kwam de directeur van de boerenleenbank binnen – die tegenover het postkantoor is gevestigd. Er werden nog meer woorden van warmte en begrip gesproken en de bankdirecteur vertelde dat in zijn organisatie 250 mensen ziek en overspannen thuiszitten als gevolg van overvallen. De vertegenwoordiger van het postkantoor vond dat de beheerder een paar dagen vrij moest nemen om de ervaringen te verwerken. Maar deze wilde op zijn post blijven. Hij hield dat hardnekkig vol. Maar laatst vertelde hij me dat hij `s nachts soms overeind in z’n bed schiet omdat hij weer een overval meemaakt.

En nu is ook de boerenleenbank overvallen. Twee mannen met bivakmutsem over hun gezicht en met een wapen in hun hand eisten het geld op van de mevrouw in de snelkas. Het bedrag dat meegenomen werd zou volgens Dikke Jannie een vermogen zijn. Dat bleek later nogal mee te vallen.

Erger was de schrik. Want op het dorp worden tegenwoordig ’s nachts weer de deuren op slot gedaan en de ramen gesloten.

Polderpers