Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Hoofdstuk 5 De dood van de pauwehen

Achteraf gezien is het waarschijnlijk dat de pauwehen overleden is aan verdriet. Ik heb ouderdom overwogen. Maar naarmate ik langer nadenk over die treurende, uitgebluste ogen en vooral het medeleven van de andere dieren, is verdriet het waarschijnlijkst.

Ze had, dat maakt de oorzaak wat mysterieus, slordig gebroed. Andere seizoenen trok ze zich steeds in volstrekte afzondering terug op een geheime plaats in het fluitekruid tussen de meidoornhaag. Na een maand liep, nee schrijdde ze langs met achter haar vier kuikens.

Deze lente legde ze haar eieren in een slordig kuiltje op de berm naast de vlier. Uit het raam zag ik haar met de dag somberder worden in de alsmaar neervallende regen. Dieren zijn tot broeden veroordeeld. Het is natuurlijk geen pretje drie, vier weken op een paar stomme eieren te moeten zitten. Dit seizoen was bijzonder onaangenaam. Tenslotte stond de hen op en was er maar één kuiken. In haar haast het nest te verlaten had ze een ander kuiken vertrapt. Twee eieren waren helemaal niet uitgekomen. Ik had de indruk dat ze zich een beetje geneerde. Ze paradeerde niet, zoals andere jaren. Ze trok zich terug in de griend. Daar lag ze neer in het gras en raakte met haar snavel voorzichtig het snaveltje aan van het kuiken.

Op een dag was het kuikentje verdwenen. Dat was de hen nooit eerder overkomen. Het maakt de geschiedenis ook ingewikkelder. Heeft ze, in een moment van onoplettendheid, zitten te suffen? Of was toen misschien al haar geduchte scherpzinnigheid verzwakt? De pauwehen had altijd zoveel gezag dat geen ander dier haar tot op een meter durfde te naderen. Ze rende nerveus door de boomgaard. Ze riep met gejaagde, overslaande stem. Ze zocht in de griend. Met opgestoken veren liep ze dreigend op de katten af. Toen, na drie dagen zoeken, begon ze te treuren. Ze zat stil neer naast het huis. Ze stond toe dat de hond haar likte. Ze reageerde niet toen ik haar oppakte en onder de jasmijn zette. Ze vastte drie dagen. Haar ogen werden dof van verdriet. Toen ze dood ging zaten de hond en de katten om haar heen. Vanaf een afstand keek de pauwehaan toe.

Somber loop ik over het verlaat in de zomerka naar het niemandsland tussen de griend onder aan de dijk en de kleiput. Het is op de dag dat de zon doorbreekt. Plotseling strijkt een wolk van vlinders neer op de distels en brandnetels die manshoog op het veld staan. Verder weg ligt de hooiwei van Peer. Voorzichtig volg ik het pad langs de rand van het hoge gras dat zaad schiet en waartussen kamille, klaprozen en koolzaad staan. Grote, groene kikkers springen weg en duiken onder het blad van de gele plomp in de kleiput.

Aan het eind van een brede sloot ligt de schapenwei van de boer van de Kater. Ooit was hier een waterbos met zwarte elzen en oude wilgen en groeide er pijlkruid, kleine egelskop en waterranonkel. Er stond zelfs nog kalmoes die de oude Daan er in de oorlog had neergezet, om er medicijnen uit te winnen. Maar de boer zette er illegaal bulldozers in, rooide de bomen en spoot alles wat leefde dood.

Bijna keert m’n wrevel terug. Ineens heb ik het gevoel bespied te worden. Ik kijk vanuit m’n ooghoeken links en rechts. De wei is leeg op een paar schichtige schapen na. Ik loop door, het gevoel blijft. Dan zie ik op een berg gestapelde stoven, restanten van wilgen die hier ooit gerooid werden, twee steenuilen. Bewegingloos, streng en nauwlettend houden ze de bezoeker in de gaten. Waarom vliegen ze niet weg? Pas als ik tot op enkele meters genaderd ben, gaan ze traag omhoog. Recht boven me blijven ze biddend staan, bezien me nu zelfs bozig en dalen dan een paar meter verder neer. Ze verliezen me geen moment uit het oog. Ze hebben iets te verbergen. Voorzichtig loop ik rond de berg stoven, buk me, rek me en gluur door de geheimzinnige openingen. Er kan een bunzing zitten, of een rat of een haas.Maar dan zie ik, beschut door de grauw-bruine kleuren van het dode hout, drie jonge steenuiltjes. Ze hebben nog net geen veren. Het dons maakt ze kwetsbaar en argeloos. Maar het mooiste zijn de ogen. Vol verwondering. Ik doe een stap voorwaarts maar dan ineens hoor ik op minder dan een meter boven me een klagend, schel geluid. Door m’n haren voel ik een windvlaag, veroorzaakt door het uilenpaar dat rakelings over me heen vliegt.

Haastig keer ik om. De jonge uilen glippen weg tussen het hout. De dag is weer licht en vrolijk.

Polderpers