Hoofdstuk 2 Het silhouet aan de overkant
Zelf woon ik in ’t Rot. Aan de overkant ligt Brakel. Geografisch is de afstand, per pontveer, acht minuten. Maar psychologisch is het verschil zo groot en zo ver als je dromen reiken. Eigenlijk is de overkant een andere wereld, de Onderwereld. En de reiziger die de overtocht aanvaardt is Herakles. Mijn eerste hond heette Skylla.
Mijn relatie met de overkant is diep en innig. Dat is ongemerkt ontstaan. Jaren geleden, toen ik aan deze zijde van de rivier kwam wonen, vond ik het spannend omdat de overkant anders was. Later zag ik de lucht en daaronder de contouren van huizen en boerderijen. Soms hard en scherp getekend, in het licht van de zon die meedogenlozer schijnt aan de overkant. Op andere momenten, als de nevel uit de rivier oprijst en over de uiterwaarden witte wieven ronddwalen, bestaat de overkant alleen uit de toren van de kerk en het dak van het doktershuis. En weer andere dagen kleurt het water grauw en staan de huizen ineengedoken verscholen in flarden regen, die aan de overkant altijd barbaarser valt.
Weer later ontdekte ik het licht van oktober als de zon ergens ter hoogte van Loevestein in de rivier zakt. Zoals het licht alleen maar in oktober kan zijn, klaar en melancholiek over een zomer die voorbij is. En alles aan de overkant wordt mild en zacht.
Maar misschien is het dorp aan de andere kant wel het mooist in de nacht, als achter het Huis van Brakel de maan opkomt en het water van zilver wordt. De bomen en huizen zijn donkere schaduwen. Alleen de kerk die tegenwoordig verlicht is, detoneert enigszins door frivoliteit die helemaal niet bij het dorp hoort. Voor de rest is het ingetogen, stil, mythisch. Zoals een dorp hoort te zijn.
Ik hou van Brakel om z’n silhouet. En ik weet bijna zeker dat Marsman, toen hij in Utrecht woonde, hìer `Holland’ gedicht heeft: ` De hemel groots en grauw/ daaronder het geweldig laagland met de plassen/ bomen en molens, kerktorens en kassen/ verkaveld door de sloten, zilvergrauw’.
Er zou een wet moeten komen ter bescherming van dorpssilhouetten. Want eens was de overkant nóg mooier. Links van mij, dus rechts aan de overkant, is Brakel zoals het hoort te zijn. De dijk verscholen achter grienden en populieren die het land zo mysterieus maken. Meer dan honderd jaar geleden liep hier dagelijks Chr.H.D.Buys Ballot over de dijk naar de latijnse school in Zaltbommel. Twaalf kilometer heen, twaalf kilometer terug. Vijf jaar lang. Vloekend tegen de storm en de regen, zwetend onder de onbarmhartig schijnende zon. Gefascineerd door de wind. En het kan niet anders of hij moet hièr – op dit traject – de basis hebben gelegd voor zijn befaamde, naar hem gelijknamige wet, die zegt dat als je met je rug naar de wind op het noordelijk halfrond staat, het centrum van het lagedrukgebied zich links van je bevindt en het hogedrukgebied rechts. Buys Ballot werd de eerste directeur van het KNMI en hij was een zoon van een dominee uit Brakel die wegens een `verzwak’ vroegtijdig met emeritaat ging. De huidige predikant kent de uitdrukking niet maar suggereert dat zijn collega onder een kwakkelende gezondheid leed. Maar volgens overlevering gaat een cryptische betekenis achter het woord
schuil en zou de vader van de metereoloog de dienstbode hebben verleid.
Rechts van mij, links aan de overkant, voorbij de hervormde kerk richting Kooihoek begint wat ik sinds de gebeurtenissen meer dan twintig jaar geleden het `stuk van Stuvers’ ben blijven noemen, – kaal, recht, fantasieloos, getrokken langs de lineaal van de technische ambtenaar. Stuvers was een legendarische dijkgraaf die leefde op een breukvlak van de tijd. Hij bewerkstelligde welvaart en ontnam schoonheid. Daar had toen nog alleen een gideonsbende oog voor. Stuvers liet dijken bouwen, zo plomp en zo kaal dat het landschap onherstelbaar veranderde. Zijn optreden zou de oorzaak worden van de eerste schermutselingen tegen de dijkverzwaring die tenslotte in het hele rivierengebied zouden worden overgenomen.
Om aan te tonen hoe ver zijn macht reikte liet de eigenzinnige dijkgraaf, die verzekerd was van de steun van een bangelijke burgemeester, volstrekt onnodig het halve dijkdorp en het raadhuis `Ronduit’ afbreken. Dat ging dramatisch ten koste van het silhouet van Brakel. Zo voorspoedig en zo autoritair als de dijk bij Brakel is verzwaard, zo is het geen enkel waterschap meer gelukt in de rest van het rivierengebied. Stuwers zaaide wind.
Verzet in Brakel is geen sinecure. De gezagsgetrouwheid staat in het silhouet geschreven. Nederig, de kerk in het midden, het Huis van Brakel als restant van een vroegere heerlijkheid, het doktershuis als imponerend monument van kennis en de Kooihoek die het verschil aangeeft tussen de boer en zijn arbeiders. Daartussen de huizen, klein, laag, sober. Nog altijd vier SGP-ers en vier CDA-ers die de gemeenteraad domineren. Als koninginnedag op een zaterdag valt, doven om vijf voor twaalf ’s nachts de lichten en sterft het geluid. Als de jaargang zo ongelukkig is dat 1 januari op een zondag valt, wordt oud-en-nieuw binnen gevierd. De vermaarde moestuin is, tot grote spijt van de meerderheid van de raad, één keer per maand op een zondag open – maar die is dan ook eigendom van het Gelders Landschap.
Op zondag verstilt het silhouet tot een verre, vreemde wereld die alleen daar aan de overkant nog bestaat.