Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

De zaak-Ponte; Een handleiding voor journalisten die meer willen dan persconferenties verslaan en politici interviewen

Op een avond gaat de telefoon. Aan de andere kant zegt op gedempte toon een man zijn naam. We kennen elkaar oppervlakkig. Ik (verslaggever van Vrij Nederland) zie hem soms in een etablissement in de hoofdstad dat we gezamenlijk frequenteren. Hij behoort tot het Haagse circuit. Lobbyist voor een kleine partij die opereert vanuit het politieke midden. Het wisselend succes van die partij is sterk afhankelijk van de ontevredenheid onder de kiezers. Elke keer als de stemming in het land daalt, stijgt haar aanhang. De man aan de andere kant heeft er zijn beroep van gemaakt meningen te beïnvloeden. Ik ben op mijn hoede maar luister nieuwsgierig.

Blijf altijd argwanend. Tipgevers en bronnen hebben een eigen doel voor ogen als ze informeren over wantoestanden. Journalisten kunnen daarvoor worden ingezet. In de terminologie van bijvoorbeeld inlichtingendiensten heten ze dan ‘nuttige idioten’.

‘Vraag me niet naar m’n bron, maar een goede vriend van me heeft zich ontzettend opgewonden over een belastingconstructie van twee CDA-ers die een aantal jaren geleden staatssecretaris van financiën waren,’ zegt de man aan de andere kant. ‘Ik kan je maar heel weinig feiten geven maar echt het is een grote zaak. Je moet pagina 52 uit het boek ‘Betalen is voor de dommen’ van Flip de Kam lezen. Eén van de oud-staatssecretarissen om wie het gaat is Grapperhaus.’ ‘Ik ben één en al belangstelling maar je gegevens zijn wel erg mager,’ zeg ik. ‘Het is alles wat ik weet. Mijn bron wil verder niets kwijt omdat hij zich anders zou kunnen verraden. Maar wat hij zegt is honderd procent,’ zegt de man door de telefoon. De andere morgen begeef ik me naar de boekhandel en schaf me het een paar maanden eerder verschenen boek van De Kam aan. Op de bewuste pagina vertelt een schaterlachende jurist hoe hij de fiscus een oor aannaait. In het kort komt het erop neer dat hij samen met negen anderen een ‘vennootschap onder firma’ (vof) heeft opgericht. Die onderneming heeft vervolgens, met behulp van hypothecaire kredieten van de bank, voor miljoenen aan onroerend goed gekocht. Het aantrekkelijke is dat de tien commanditaire vennoten van de onderneming op die manier profiteren vam eem bijzonder recht op investeringsaftrek. Iedere vennoot mag daardoor persoonlijk jaarlijks enige tonnen van zijn bruto inkomen aftrekken – wat erop neerkomt dat de tien vennoten practisch belastingvrij leven. Het voorbeeld is levensecht. De economie zit in die dagen in een dal. Om daaruit te komen hebben de ministers van economische zaken en vooral financiën een regeling bedacht die ondernemers moet oppeppen nieuwe investeringen te doen. Als premie krijgen ze dan recht op investeringsaftrek en vervroegde afschrijving – afhankelijk van de zorgwekkende toestand van de regio twee keer twaalf procent in de Randstad en twee keer vijfentwintig procent daarbuiten. Als het fatsoenlijk gebeurt kan echt nieuwe activiteit ontstaan. Als het onfatsoenlijk gebeurt – zoals het voorbeeld in ‘Betalen is voor de dommen’ – verandert onroerend goed hoogstens van eigenaar en is sprake van een boekhoudkundige truc. Daar, blijkt later, bezondigt zich ook prof.dr.F.H.M.Grapperhaus aan, afkomstig uit de Katholieke Volkspartij(KVP), staatssecretaris voor financiën in het kabinet-De Jong, adviseur van befaamde internationale accountants- en belastingkantoren, veel gevraagd spreker over belastingmoraal en belastingvlucht.

In ‘Het démasqué in de samenleving’ (Athenaeum paperback 1975), verplichte lectuur voor journalisten, schrijft prof. A.N.J.den Hollander over de aanval op de schijn en de versluiering. ‘In de dierenwereld is verberging, niet opvallen, altijd het passieve wapen van de zwakken geweest; bij de mensen hanteren de sterken het voortdurend in actieve zin’. Zij omhullen zich met de mist van de schijn. Een schandaal ontstaat als de versluiering onvoldoende is. Journalisten behoren een rol te spelen in het onthullen van de schijn en de versluiering.

In de periode die volgt benut ik elk vrij moment om meer over de bijzondere constructie te weten te komen. Ik wend me tot een bekende belastingspecialist die me de ongekende mogelijkheden van de investeringsaftrek uitlegt. Een bevriende notaris brengt me het onderscheid bij tussen de stille en beherende vennoten van de vennootschap onder firma, hoe ze ieder zelfstandig ondernemer zijn met hoofdelijke aansprakelijkheid. Daaruit vloeit voort dat ze onder elkaar de belastingaftrek mogen verdelen. Ik noem steeds hypothetische voorbeelden. De naam Grapperhaus durf ik in deze fase niet te noemen, om te voorkomen dat hij zelf gealarmeerd raakt en bang dat anderen op een idee worden gebracht. Intussen heb ik nog niets tastbaars over de hoofdrolspeler gevonden. Hij woont in Wassenaar maar het kadaster in Den Haag meldt geen opmerkelijk bezit van de man. Ik vervoeg me bij de Kamer van Koophandel maar heb pech. Mijn bevriende relatie is voor lange tijd afwezig. Ik kan zijn collega’s niet vermurwen me via het intern gebruikte personenregister toe te laten tot de bescheiden van Grapperhaus. Zo kom ik niet verder. Op een avond besluit ik mijn man uit het Haagse circuit te bellen voor nóg een sleutelwoord. In het kort vertel ik hem van mijn mislukte pogingen Grapperhaus te vinden. Hij wil me nu liever niet ontmoeten ( ‘je weet nooit wie ons samen ziet’) maar belooft terug te bellen.

De journalist is, vrij naar W. Churchill, ‘een klein mannetje met een klein potloodje’. Hij/zij weet uit zichzelf niet zoveel. Maar de journalist bezit een adresboekje met een paar honderd telefoonnummers van mensen die kunnen helpen. Hij beschikt over een lijst van namen met vaste en wisselende tipgevers, van relaties en bronnen die meestal omzichtig en altijd discreet benaderd moeten worden.

Een paar dagen later meldt hij zich weer. Zijn vriend wil nog twee gegevens kwijt maar daarna geen woord meer. Het onroerend goed waar de investeringsaftrek op van toepassing is, is ooit van Coop-Nederland geweest en staat in Utrecht. ‘Over de naam van de firma moet mijn bron cryptisch blijven omdat maar heel weinig mensen die kennen. Je moet maar eens zoeken naar een Franse brug. Dit is echt alles wat ik je kan zeggen.’
Een dag en een nacht probeer ik naar de code te doorgronden. Ik bespreek het met mijn partner en dan besluit ik te gaan zoeken onder de naam Pont. Het Handelsregister in Utrecht – dat ik eerst raadpleeg – is pertinent. Er is geen firma onder die naam ingeschreven en ook niets wat daarop lijkt. Wederom meld ik me daarom in Den Haag. De assistent aan de bali van het Handelsregister schudt het hoofd en zegt: ‘De naam Pont kennen we niet, nee, we hebben wel Ponte. Bedoelt u die soms?
Die naam bedoel ik. Plotseling is er de euforie van de ontdekking. In vlot tempo noemt de baliassistent de namen van de vennoten: Prof. dr. F.H.M.Grapperhaus, dr.W.L.G.S.Hoefnagels, prof. mr. M.V.M.van Leeuwe benevens de heren A.I.J.Aukes, E.J.M.Hettema en H.J.P. Zoete uit Helmond. Uit de veelheid van voorletters constateer ik tenminste één overeenkomst: alle vennoten moeten haast wel een rooms-katholieke opvoeding gemeen hebben. Onmiddellijk schieten de historische woorden van prof. dr. P.A.J.M.Steenkamp uit een intervieuw in Vrij Nederland me te binnen dat ‘bij katholieken het eigen geweten niet voldoende ontwikkeld is’. Bij nader onderzoek vind ik bovendien uit dat de drie heren uit Helmond de directie vormen van het levensmiddelenconcern Edah, gevestigd aldaar. De heer Van Leeuwe verdeelt zijn tijd tussen commissariaten van grote bedrijven en het hoogleraarschap in ‘belastingrecht en staatshuishoudkunde’ aan de katholoeke universiteit in Nijmegen. Dr. Hoefnagels is net als Grapperhaus voormalig staatssecretaris van financiën en later gemankeerd president-directeur van het concern Koninklijke Scholten-Honig. En het woord Ponte, zo meldt het woordenboek, betekent uit het Frans vertaalt ‘een speler die het in het roulettespel opneemt tegen de bankier’. Een andere vertaling is ‘hoge ome’. Beide begrippen blijken van toepassing op zowel de vennoten als het doel van de onderneming.

In ‘The muckrakers manual'(Loompanics Unlimited, 1980) somt Kevin Martin, begonnen als verslaggever van de Noordamerikaanse underground-pers waar veel degelijke en gravende journalistiek begon, de hoedanigheden op waarover onderzoekers dienen te beschikken: gevoel voor nieuws; skepsis, gedrevenheid, een zekere schroomvalligheid noem het naïviteit, en onverzettelijkheid. Je moet, zo voeg ik eraan toe, vooral ijverig zijn, anti-autoritair zodat je de miezerigheid en de onwaarachtigheid herkent. ‘Elke regering wordt geleid door leugenaars en niets van wat zij zeggen moet worden geloofd,’ schreef ooit de wereldberoemde journalist Izzy F. Stone van ‘Stone’s Weekly’. Dat is een credo voor de journalist. Het is dan voorts heel prettig een liberale hoofdredacteur te hebben die niets vraagt en je je gang laat gaan.

Met behulp van een bevriende beurs-redacteur ga ik de geschiedenis na van Coöp-Nederland – ooit een machtig bolwerk van producenten en verbruikers met winkels, bakkerijen en meelfabrieken die voor een deel van de vakbonden waren en van de leden. Althans voor een heel klein beetje. Maar toen het woord ‘samenwerking’ aan inhoud verloor en het Coöp slechter en slechter ging, kregen de kapitalisten het voor het zeggen. Het bedrijf werd opgeheven.
Omdat bankdirecteur W.Mazzola gedelegeerd commissaris is van Coöp-Nederland maar ook commissaris bij Koninklijke Scholten-Honig(KSH), verhuist Coöp voor een deel naar KSH van Hoefnagels. Om precies te zijn, de industriesector met de meelfabrieken en bakkerijen. En omdat Hoefnagels toevallig én president-directeur van KSH is én commissaris bij Edah, gaat een ander deel van Coöp over naar (juist) Edah. In dit geval de honderdenvijftig winkels van de coöperatie én het kapitale distributiecentrum van Coöp-Nederland aan de Europalaan 30 in Utrecht. Voor het distributiecentrum betaalt Edah – zo blijkt uit een copie van de akte in het openbare register van het Kadaster in Utrecht – het bedrag van zestien miljoen gulden. Dat voltrekt zich in 1973.
Maar volgens de vriend van mijn man uit het Haagse circuit is het distributiecentrum thans in handen van Ponte. Daarover meldt het kadaster met geen woord. Ik houd een titelonderzoek, vraag de gegevens op van het pand Europalaan 30, zoek in het hypothekenregister, probeer het op de namen van Edah en Ponte. Niets. Ik ben ten einde raad. ‘Hoe kan dat nou’ vraag ik mijn vaste ambtenaar aan de bali. Hij zegt aarzelend: ‘Kan het niet dat Ponte economisch eigenaar geworden is. In dat geval worden in het Kadaster geen wijzigingen opgenomen.’
Thuis herlees ik het uitreksel uit het Handelsregister van Den Haag en sla mezelf voor het hoofd. Daar, in de onderste regels, staat dat Ponte onder ‘de daden van beheer’ vooral begrijpt ‘aan-en verkoop van onroerend goed, ook in economisch eigendom’. Dit moet de oplossing zijn.

Theodore Roosevelt, president van de Verenigde Staten in de jaren na de eeuwwisseling, hekelde woedend het ‘schandelijke en kwaadwillende geschrijf’ van journalisten over mensen die volgens hem verdienstelijke staatsburgers waren. Als goed christen citeerde hij uit ‘Pilgrim’s Progress’ (de christen- en christinnereis naar de eeuwigheid) van Johannes Bunyan, daar waar het gaat over de ‘muckraker’. Christiana de christin, ziet op haar reis een man ‘die niet anders dan nederwaarts scheen te kunnen zien. Altijd was hij met gebogen hoofd en met een vuilnishark in de hand rusteloos bezig en naar het scheen geheel onbewust dat iemand naast hem, hem een kroon volhoudt en voorstelt die voor zijn vuilnishark te ruilen.’ Maar de man (de ‘muckraker’) harkt maar door, hij heeft noch tijd noch lust tot opzien en harkt zo naarstig hij kan de strootjes, de stokjes en vuilnis van de grond bijeen. Uitlegger, die Christiana begeleidt, vertelt dat ‘zodra de wereldse dingen iemands hart echt in hun macht hebben, zij over de geest van de mensen gaan heersen.’Zij blijven dan maar doorgaan ‘in de onreinheid van de zonde te wroeten zonder te beseffen dat de hemel met zijn schatten boven hen voorbij vaart.’ Afijn, wat ik bedoel is dat op slag het woord ‘muckraker’ wereldberoemd werd. Anders dan Roosevelt bedoelde werd het een erenaam voor vasthoudende journalisten. Een goed Nederlands woord is nooit gevonden. De aanduiding ‘onderzoek-journalistiek’ is een pleonasme omdat iedere journalist hoort te onderzoeken. ‘Onthullings-journalistiek’ klinkt meteen weer hijgerig. Het beste is het vak en de aanduiding van ‘verslagger’ in ere te herstellen.

Ik zoek nog eenmaal contact met mijn man uit het Haagse circuit. ‘Kan het zijn dat Ponte het gebouw aan de Utrechtse Europalaan 30 in economisch eigendom heeft gekocht?’ Een paar dagen later belt hij terug en antwoordt met ‘ja’.
Mijn bevriende notaris doceert vervolgens een uur over het ‘juridisch’ en ‘economische’ eigendom van onroerend goed. In de laatste constructie wordt een koper wel eigenaar, maar zonder dat daarvoor aktes getransporteerd behoeven te worden. Zonder dat dus ook vijf procent registratierecht plus notariskosten (in het onderhavige geval ongeveer acht ton) betaald behoeven te worden. Er verandert niets in het kadaster. Dat heeft ontegenzeggelijk als voordeel dat nieuwsgierige derden de transactie moeilijk kunnen achterhalen. Juridisch blijft Edah eigenaar van het pand. Met de hypothecaire geldleningen ter waarde van tweeentwintig miljoen gulden, die door het Philips Pensioenfonds en twee banken op het pand Europalaan 30 zijn verstrekt, verandert niets. Edah blijft daarvoor garant staan, alleen zal Ponte nu de rente en aflossing voor haar rekening nemen.
Die situatie kan eindeloos voortduren. Eigenlijk is het economische eigendom van Ponte een beetje te vergelijken met het burgerlijk huwelijk van practiserende katholieken. Ze zijn wel van elkaar maar ze worden pas echt een eenheid als ze in de moederkerk bij elkaar zijn gekomen.
Een aantal maanden eerder heb ik toevallig een functionaris van het kruideniersconcern Edah ontmoet, die mij wilde vertellen over onrust onder het personeel. Van de meisjes en de jongens in de Edah-supermarkten wordt een steeds grotere inspanning gevraagd, vanwege het verlangen van de bedrijfsleiding met minder mensen meer geld te verdienen. Ik bel hem op met de vraag of het distributiecentrum in Utrecht nog in handen is van Edah. Hij weet het niet maar laat de vraag achteloos stellen door een lid van de ondernemingsraad aan de secretaris van de directie. Die antwoordt: ‘Vanzelfsprekend, dat pand is van ons, dat kunnen we niet missen.’
In deze fase van het verhaal acht ik het moment rijp Edah-directeur Zoete om enige opheldering te vragen. Ik kies hem omdat volgens mijn informatie uit het bedrijf, hij de minst geslepen directeur is binnen de directie. Hij is op vakantie. Ik stel de vraag aan zijn secretaresse: ‘Ach mevrouw, ik ben bezig met een verhaal over Coöp Nederland. Is het waar dat tegenwoordig het distributiecentrum in Utrecht eigendom is van Ponte?’
Ze verzoekt me een moment te wachten, houdt overleg met een collega en zegt dan: ‘Nee hoor, de naam Ponte is ons volstrekt onbekend en wij hebben het pand na de overneming van Coöp Nederland in bezit gekregen.’

De verslaggever die langdurig en grondig onderzoekt moet vooral behoedzaam te werk gaan. Ga nooit direct op de mensen af over wie je wilt schrijven. Vermijd onmiddellijk over de zaken te beginnen die je onderzoekt. Werk in cirkels. Begin eerst met de wijdste cirkel, lees alles, vergaar kennis, klamp betrouwbare relaties aan. Maak de cirkel kleiner en zoek informanten die vroeger bij de geïncrimineerde ondernemer of onderneming hebben gewerkt. Van hen krijg je namen van medewerkers die opstandig en kritisch zijn, die je vervolgens om informatie kan vragen. Wees discreet, zeg nooit tegen anderen met wie je eerder gesproken hebt. Hou je aan je woord, noem nooit namen van mensen die niet genoemd willen worden. Spaar niemand. Het Handboek voor de Journalist staat wat dat betreft haaks op de Heilige Schrift. De laatste zegt: onderzoekt alle dingen en behoudt het goede. Het eerste schrijft voor: Onderzoekt alle dingen en maak het voze, het slechte, de schijn openbaar.

Twee weken later is Edah-directeur Zoete terug van vakantie. Met opzet besluit ik eerst hem te spreken en pas later contact te zoeken met Grapperhaus of Hoefnagels. Zij, althans daar ga ik vanuit, zijn door de vol geverfd in hun omgang met verslaggevers. Zij kunnen wel eens met ontwijkende, nietszeggende antwoorden komen en intussen hun partners instrueren geen commentaar te geven. Ik bel Zoete en stel dezelfde vraag die ik eerder aan zijn secretaresse stelde. Het is even stil. Hij schraapt zijn keel, aarzelt en zegt: ‘Het pand in de Europalaan is bij de fusie met Coöp aan Edah toebedeeld. Dat is zo gebleven.’
‘Is dat werkelijk zo?’ vraag ik hem. ‘Ik heb hier voor me een uitreksel uit het Handelsregister van de vennootschap onder firma Ponte. Uw naam staat erop en volgens goede informatie die ik kreeg is Ponte thans economisch eigenaar van het pand.’
Het blijft nu langer stil. Zoete zucht, stuntelt ‘och’ en ‘ach’ maar zegt dan in de wetenschap verloren te hebben de waarheid: ‘U heeft gelijk, het distributiecentrum is door Ponte van Edah gekocht.’ Nu moet ik achter het bedrag komen waarvoor Ponte van Edah gekocht heeft. De vriend van mijn man uit het Haagse circuit heeft geweigerd dat te noemen. Ik moet daarom bluffen. Ik weet dat Edah het centrum zelf voor zestien miljoen heeft gekocht. Het zal toch niet zo zijn dat de directeuren van Edah winst voor hun onderneming hebben laten liggen?
‘Ik heb van mijn informant begrepen dat Edah het pand voor achttien miljoen verkocht heeft,’ formuleer ik met enige stelligheid.
Het blijft nu weer lang stil. ‘Daar kan ik u geen antwoord op geven. Wij hebben besloten dat het bedrag geheim moet blijven,’
antwoordt Zoete tenslotte. Met ‘wij’ bedoelt hij zichzelf, Hettema en Aukes die als directeuren van Edah, zonder wetenschap van de rest van de staf van Edah, het distributiecentrum verkochten aan Zoete, Hettema, Aukes van Ponte.
‘Is het nu zo dat Edah het pand van Ponte gaat huren?’ Zoete bevestigt dat. Ook nu wil hij geen bedragen noemen omdat het om een interne overeenkomst gaat. Ik probeer bij de afdeling ‘registratie en successie’ van de belastinginspectie in Utrecht het bedrag te achterhalen. Het deponeren van een kopie van de huurakte is niet verplicht maar Grapperhaus en Hoefnagels weten beter dan wie ook dat zoiets op prijs wordt gesteld. Bij faire overeenkomsten gebeurt dat ook. Maar deze transactie is heimelijk tot stand gekomen.

‘Feiten,’ schrijft prof. A.N.J.den Hollander, ‘zijn steeds constructies door onze geest geïsoleerd uit een complexe en verwarde werkelijkheid.’ De verslaggever kiest de feiten . Journalistiek kan daarom nooit neutraal of objectief zijn maar is altijd geëngageerd. Dat kan maatschappij-bevestigend, maatschappij-kritisch en maatschappij-ondermijnend zijn.

Onmiddellijk na Zoete wil ik Hoefnagels confronteren met de feiten. Ik ben een seconde te laat. Hij is lange tijd in gesprek. Als de telefoon tenslotte overgaat blijkt de oud-staatssecretaris zojuist op de hoogte te zijn gebracht door Zoete. Hij kan niet veel meer doen dan de antwoorden van Zoete bevestigen. Ook Grapperhaus weet al dat publiciteit op komst is. Hij heeft nagedacht en wil speculaties tegengaan. Ponte heeft – zo laat hij me weten – het distributiecentrum overgenomen voor zestien miljoen gulden. Een verrassend laag bedrag.
Zo kan eindelijk de balans worden opgemaakt. Ponte, een brievenbusfirma, is opgericht op 13 november 1975. Dezelfde dag wordt de economische overdracht van het voormalig Coöp-pand aan de Europalaan in Utrecht beklonken. Dat is juist vijf dagen vóór de deadline van 18 november, als volgens plan de regeling voor investeringsaftrek afloopt. Dankzij die snelle beslissing kunnen de zes vennoten jaarlijks een aftrekpost op hun belastingformulier gaan opvoeren van f 320.000,-. Zo scheppen zij zich hun eigen belastingparadijs in de Randstad.
Als het verhaal gepubliceerd wordt noemt minister van financiën W.Duisenberg het gedrag van zijn ex-collega’s ‘volstrekt verwerpelijk’. De dienstenbond Mercurius reageert ongemeen fel: ‘Wat ons betreft mogen zij (Grapperhaus c.s.) zelfs subiet over de grens worden gezet als ongewenste Nederlanders, onder verbeurd verklaring van hun op de beschreven manier verkregen bezittingen.’ Kranten spreken schande, de Kamer discussieert en christen-democraten spoeden zich ter biecht. Grapperhaus blijft overeind: ‘Het is een griezelige zaak dat iemand ergens zijn geheimhoudingsplicht geschonden heeft. Wat blijft er op die manier nog van privacy over?’ klaagt hij.

‘Bezit corrumpeert en macht corrumpeert in het kwadraat,’ zei eens oud-premier W.Schermerhorn. De macht in Nederland berust al decennia lang bij christen-democraten die een ‘confessioneel overheersingsmodel’ hebben aangebracht. Een verslaggever die de macht in Nederland wil onderzoeken dient de kerkelijke verhoudingen te kennen en de slaafse onderworpenheid van de christen-politicus aan de kerk. De gezondheidszorg, het onderwijs, de bestuurlijke overheden worden gedomineerd door CDA/KVP-koepels. Omdat de macht vast in handen ligt bij het CDA, is het vanzelfsprekend dat daar het boeiendste materiaal aanwezig is voor onthullingen over corruptie en schadalen

Het eerste artikel over de ingenieuze constructie van de christen-democratische vennoten van Ponte wordt gepubliceerd in Vrij Nederland van 10 oktober 1977. Twee dagen daarna, op een maandag, spoedt drs. R.F.M.Lubbers (let op de voorletters), demissionair minister van economische zaken, zich op kousenvoeten van Kralingen naar de Rotterdamse Kamer van Koophandel op het Beursplein. Daar geeft hij op gedempte toon de employee aan de bali te verstaan dat hij zijn naam wil schrappen uit de vennootschap onder firma R3. Niet per 12 oktober maar met terugwerkende kracht vanaf het tijdstip 1 januari 1976 – zo laat Lubbers weten.
Want R3 is van precies dezelfde constructie als Ponte. In R3 profiteren de drie gebroeders Lubbers – inclusief de minister – van investeringsaftrek die door de minister van financiën als ‘moreel verrwerpelijk’ wordt beschouwd.
Goddank is op dat ogenblik een ambtenaar zo moedig de komst van Lubbers naar de Kamer van Koophandel aan de buitenwereld bekend te maken.
En dan begint een nieuw schandaal.

(Verscheen in 1991 als hoofdstuk in het boek ‘Onthullingsjournalistiek – een leidraad voor de speurende verslaggever’ Uitgave Wolters-Noordhoff Groningen

Polderpers