In Gelderland wordt niet meer gepraat over aantallen woningen maar over de kwaliteit ervan
De goede woning
Op de goede plaats
Op het goede moment
In het Gelderse rivierengebied is sinds kort het woord woningbouwcontingent op de gemeentehuizen geschrapt. Geruisloos is daarmee de ijzeren wet verdwenen die gemeenten ketende aan een vooraf vastgesteld aantal woningen dat over en reeks van jaren mocht worden gebouwd. Zoveel en niet meer. In de vier jaar dat Th.H.C.Peters gedeputeerde was voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting in Arnhem, leerde hij veel bij. ‘Toen ik hier begon zat ik ochtenden lang te praten met gemeentebestuurders over één of twee contingenten woningen. Ik dacht op zeker moment, wat is dit voor flauwekul. Ik ontdekte dat tegen plannen die goed waren en kwaliteit hadden nee moest worden gezegd omdat het contingent ontbrak. En er moest ja worden gezegd tegen slechte plannen omdat het toegestane aantal te bouwen woningen voldoende was. Wat we aan het doen waren was boekhouden. We hielden geen rekening met wat de consument vroeg. We bouwden dure woningen terwijl er vraag was naar huizen voor starters, voor jonge gezinnen en ouderen. Maar die bouwden we niet. Dat moet veranderen.’
Nu is z´n tweede periode als dagelijks bestuurder van Gelderland ingegaan. En weg met de contingenten, om te beginnen in het westelijk rivierengebied. Peters: ‘Met aantallen houd ik me niet meer bezig. Mijn motto nu is de goede woning op de goede plek op het goede moment. Ik word zo flexibel als het maar kan. Ik wil alleen nog harde afspraken met gemeentebestuurders dat ze uitsluitend bouwen gericht naar het kwalitatieve verlangen van de mensen. Ik geef bestuurders vrijheid en verantwoordelijkheid en ik ga daarbij uit van wederzijds vertrouwen.’
De rol van een provinciaal bestuurder is vooral het verkondigen van de boodschap, ontdekte de gedeputeerde. Want andere middelen van macht zijn gering. Er bestaan in sommige gemeenten in Gelderland nog oude tot zeer oude bestemmingsplannen. Soms dertig jaar geleden ontworpen. Volgens die overjarige plannen zouden er alleen al op de Veluwe nog minstens tweeduizend recreatiewoningen bij kunnen worden gebouwd. Dat wil eigenlijk niemand maar het vermogen om die oude verworven rechten te schrappen is gering. In de wet staat netjes dat bestemmingsplannen een geldigheidsduur hebben van tien jaar maar een fatale termijn wordt niet genoemd. Sancties zijn er evenmin. Alleen verkondiging van de nieuwe tijd, veel behoedzaamheid, behendig opereren én geld, veel geld, kan soms helpen belegen plannen te voorkomen. Zo had het vakantiecentrum de Stakenberg in Nunspeet, eigendom van het pensioenfonds van KPN, nog de bouw tegoed van zo´n tweehonderd recreatiewoningen in een kwetsbaar natuurgebied. Alles en iedereen werd gemobiliseerd om het verzilveren van die oude rechten te voorkomen. Toen KPN genoegen nam met enkele miljoenen kon de gemeente Nunspeet het voorbereidingsbesluit nemen de bouw niet door te laten gaan.
Voorts menen bijna alle gemeenten – omdat bestuurders met hun succes kunnen pochen – recht te hebben op een eigen bedrijventerrein, ook al is het beter, spaart het ruimte en is het efficiënter gezamenlijk iets te ondernemen. ‘Uiteindelijk rest ons dan één machtsmiddel, dat is goedkeuring onthouden aan een bestemmingsplan. Maar ja, zo werkt dat in 2003 niet meer,’ zegt Peters. Overleg is beter. Daarom heeft Gelderland toetsing van bestemmingsplannen achteraf afgeschaft en is overgegaan op begeleiding – ambtenaren noemen dat ‘aan de voorkant naar binnen gaan’. Jan Bekhuis, die samen met twintig andere collega´s bestemmingsplannen beoordeelt, zegt: ‘Ik doe dit werk negen jaar. Veranderd is dat wij nu de gemeenten zien. Daarvoor zagen wij alleen maar plannen die op ons bureau belandden en waartegen we ja of nee konden zeggen. Nu gaan we zelf naar de gemeenten toe. We praten minstens twee keer per jaar met hen. We willen niet meer hun kleine plannetjes zien. We zien alleen nog de grote onderlegger. We praten alleen nog over het ruimtelijk beleid voor de komende jaren. Al het andere vloeit voort uit de afspraken die we maken. En echt, het gaat goed.’
Speurend gaan Peters en zijn ambtenaren rond in de provincie op zoek naar mogelijkheden beheerst en bescheiden te bouwen. Overal waar boerderijen verlaten worden, kazernes overbodig raken en asielzoekerscentra ontvolken, wordt eerst gekeken of er mogelijkheden zijn voor woningbouw. In de winkelstraten van bijvoorbeeld Arnhem en Nijmegen worden honderden etages boven winkels gebruikt voor opslag of staan soms leeg. Die moeten weer gereed worden gemaakt voor bewoning. ‘Prachtige plaatsen voor starters en ouderen die gebruik kunnen maken van alle voorzieningen dichtbij. Dáár liggen grote kansen,’ zegt Peters. Hij wil eigenlijk geen nieuw rood meer, het equivalent voor witte schimmel – lelijke wijkjes aangeplakt tegen oude kernen: ‘Nieuw rood betekent dure huizen en daar komen mensen op af die goed kunnen betalen. Ik wil alleen nog duurdere huurwoningen en goedkopere koopwoningen en gebruik maken van bestaande panden.’ In het jargon wordt dat inbreiden genoemd.
En voorts wil Peters streng de duizenden overtreders in Gelderland aanpakken die permanent wonen in recreatiehuizen: ´Als je gaat zwabberen raak je gezag kwijt.’ Grootsprakig heet dit al De Gelderse Aanpak.
Want bestuurders hebben het licht gezien. In het nieuwe streekplan Koersen op kwaliteit dat volgend jaar zal worden vastgesteld wordt zelfs begrepen dat natuur en milieu onder druk staan: ‘Het lawaai, de versnippering, het nachtelijk licht en de verontreiniging door verkeer en andere menselijke activiteiten tasten het ecologische evenwicht aan.’ Er wordt gepleit voor een beter evenwicht, voor meer identiteit, verscheidenheid en duurzaamheid. Eigenlijk bestaat Gelderland niet, het is de optelsom van de Achterhoek, de Veluwe en het Rivierengebied. Elk ruimtelijk project van betekenis dat van nu af aan tot stand komt, zal een bijdrage moeten leveren aan de identiteit van de streek of de stad waar het tot stand komt, luidt de nieuwe filosofie. Deemoedig belijdt Peters dat in het verleden niet begrepen is dat de Achterhoek verschilt van het Rivierengebied, enzovoort. Elke streek eist een ander beleid.
Deze keer in B&G de provincie Gelderland. In oppervlakte de grootste, met twee miljoen mensen, dertienhonderd ambtenaren en een omzet van ruim zeshonderd miljoen euro.
De wanhoop van commissaris Kamminga:
‘Als ik nu langs Haaften rijd wend ik de ogen af. Een tragisch voorbeeld van overheidsonmacht’
Door Rudie van Meurs
Het provinciehuis te Arnhem heeft veel weg van een bastion. Een entree met veel traptreden. Het heeft met ijzer beslagen zware deuren en een hoge drempel. In een donkere grote hal zit ver weg, achter een glazen pui, een bode aan een bali. Een neerdrukkende omgeving. Vooral wachtende burgemeesters die ontboden worden voor hun periodieke beoordeling, voelen zich hier klein en hulpeloos. Hier baste ooit mr.J.W.Geertsema dat hij voor zijn werk als commissaris van de koningin aan twee dagen per week genoeg had. Hier zetelde de autoriteit.
Maar sinds kort staan de ramen open.
Het is de ochtend na zijn werkbezoek aan Duiven. Het gesprek gaat over het nut van benoemde bestuurders. Commissaris J.Kamminga zegt afgemeten ‘dank u wel’ als de verslaggever meent dat functies als die van commissaris van de koningin een leuke plaats zijn voor uitgerangeerde bestuurders. Hij is er niet op tegen als zijn baan ooit onderdeel van verkiezingen wordt. Het is hem om het even. Maar een benoemde bestuurder heeft als voordeel dat die niet steeds hoeft te scoren. Die is onafhankelijk en kan als het moet onwillige gemeentebesturen de les lezen. Dat heeft hij gisteren in Duiven gedaan. ‘Er gebeuren daar een aantal dingen die niet kunnen. Het college zegt, wat nu gebeurt kan echt niet maar de raad zegt we doen het toch. Het gaat om een aantal niet agrarische activiteiten in het buitengebied. Een boer die niet meer boert, landbouwmachines ging repareren en een tweede-hands autohandel begon. Een proces van tien jaar. Zonder vergunningen natuurlijk. De gemeente dient dan te controleren. De burgemeester die onafhankelijk is, streng en niet herkozen hoeft te worden, wilde optreden. Zijn wethouders waren het wel met hem eens maar zwakten de zaak af en temperden de voorzitter. En de raad tenslotte had alle begrip voor de ondernemer en zei, we geven hem een generaal pardon.’ Dan komt u en geselt de raad?
Kamminga: ‘Dan ben ik de bassende autoriteit en dan neem ik mijn verantwoordelijkheid. Dan ben ik aanvoerder van de rijksheren. Dan sein ik de inspecteur ruimtelijke ordening in. Binnenkort kunnen ze hem in Duiven verwachten. In het uiterste geval zou de minister van VROM de handhaving in de gemeente over kunnen nemen.’
Zijn baan is sinds de introductie van het dualisme spannender geworden, zegt de commissaris.
Duidelijk is nog niet wie de baas is. Wie neemt het initiatief, het college of de staten? Zowel het college van GS als de staten moeten nog wennen aan de nieuwe machtsverhoudingen: ‘Sommige gedeputeerden zijn zeer verontrust. Ze krijgen het gevoel zo ingeperkt te worden in hun mogelijkheden tot ontplooiing dat het lijkt of ze het niet meer leuk vinden. Dat merk ik in de collegevergaderingen. De tijd is voorbij de gedeputeerden rustig konden bedenken wat ze wilden om tenslotte als het hen uitkwam met een startnotitie te komen. Dat kan niet meer, initiatieven worden nu genomen in overleg met de staten. Mijn rol is vooral het bewaken van dualiseringsproces. In het college van GS ben ik de boodschapper van de staten. En in de staten ben ik de boodschapper van het college. Ik probeer er de stemming wat in te houden.’
Gedeputeerde Th. Peters heeft de autoriteit van de provincie zien veranderen. Eerst statenlid, nu in zijn tweede periode als dagelijks bestuurder, ontdekte hij dat de ivoren toren niet meer bestaat: ‘Wij staan nu met de rug naar het provinciehuis toe, we gaan erop uit. We brengen samen dingen tot stand. De afstand tussen gemeentehuizen en het provinciehuis is een stuk kleiner geworden. Ik heb de indruk dat mensen gemakkelijker het provinciehuis binnenstappen dan tien jaar geleden. We zijn nog wel een hogere overheid maar stralen dat niet meer uit. Nu doen we het samen. Met gemeentebestuurders, met de Gelderse Land- en tuinbouworganisatie, met de Gelderse milieufederatie. We doen mooie dingen en we zeggen als dat nodig is nee.’
Zoals in Lienden waar ooit een klein dorp verrees aan de Linge, alias villapark Lingemeer. Recreatiebungalows, produkt van een bestemmingsplan dat permanent wonen verbood. Maar weldra vestigen de bewoners zich er definitief. En nu ligt midden in de Betuwe een illegaal woonoord. Daar wordt nu al jaren over geprocedeerd. De gemeente won inmiddels vijfentwintig zaken. Eens zal het recht z´n loop krijgen want Peters piekert er niet over onrecht te laten voortduren: ‘Het is toch niet eerlijk dat als iemand aanklopt om een burgerwoning in het buitengebied te bouwen, we nee moeten zeggen. Tegelijkertijd zouden er mensen illegaal op prachtige plekken mogen blijven wonen? Dat kan toch niet. Je kan dan toch niet zeggen, blijf maar lekker zitten?’
Met dezelfde strengheid zal hij, zo kondigt de gedeputeerde aan, die duizenden mensen tegemoettreden die op de Veluwe permanent in zomerhuizen wonen. Hier en daar wordt geroepen om een generaal pardon. Hij zegt: ‘Nee, nee. Geen sprake van. Van m´n leven niet. Ik zou dat oneerlijk en onrechtvaardig vinden. Alles maar legaliseren is de gemakkelijkste weg. Ik verschil daarin ook met de visie van Kamp toen hij minister van ruimtelijke ordening was. Die wilde een soepele behandeling voor bestaande situaties, hij wilde het handhaven overslaan en eerder legaliseren. Maar in het woordenboek van de provincie Gelderland komt het woord legaliseren niet voor. Alleen in uitzonderlijke gevallen zullen wij daaraan meewerken.’ Soms lijkt de provincie wel een telefonische hulpdienst voor al die mensen die bellen om te horen of ze permanent mogen blijven wonen of dat vermeende priveleges ontnomen kunnen worden. Het zijn vanzelfsprekend niet alleen maar calculerende burgers die meten hoever ze in hun weerspannigheid kunnen gaan. Ambtenaar Dick Hamhuis, projectleider van het nieuwe streekplan, vestigt de aandacht op de advertentiepagina´s van de zaterdagkranten waar zomerhuizen worden aangeboden om er 365 dagen per jaar te kunnen recreëeren. Hij zegt: ‘Ik vind dat misleiding. Vanuit de provincie is dan ook contact met de makelaardij gezocht in een poging dat tegen gaan. Het is goed om ook met de markt in gesprek te zijn. Voor gemeenten is het een ontzettend probleem de bewijslast voor illegale bewoning rond te krijgen.’Commissaris Kamminga, ooit zelf makelaar, is gematigd in zijn oordeel. Hij wijst naar de Haagse politiek, de minister van VROM en de Raad van State – die moeten uitkomst geven: ‘Er is te veel gedoogd. De beslissing van duizenden mensen om permanent in recreatiewoningen op de Veluwe te gaan wonen dateert nog uit de tijd vóór Volendam en Enschede.’
Op zijn tochten door de provincie geniet de commissaris vooral. Soms verbijt hij zich. Zoals de keren wanneer hij Haaften passeert, een dorp aan de Waal in de gemeente Neerijnen. Aan het eind van de jaren negentig zag je vanaf hier de rivier traag en oneindig door het mooiste landschap gaan. Met aan de overkant het silhouet van Zaltbommel waar de dikke toren van de St. Maarten nog de hoogste afmetingen heeft. Meer dan twintig jaar stonden hier de uiterwaarden te koop, volgespoten met zand, aangeboden door een particulier. Klaargemaakt voor vestiging van bedrijven. Met een goedgekeurd bestemmingsplan. Actiegroepen en particulieren pleitten voor verandering van dat bestemmingsplan. Maar het gemeentebestuur was zeldzaam inert. Toen, ineens, werd het rivieraanzicht dichtgetimmerd met hoge, lelijke distributiehallen. Honderden meters dichte gevels, gebouwd volgens de laatste onwikkelingen in de snelweg-architectuur. Een open landschap ging verloren. Kamminga stond, voor de ontwikkelingen aan het eind van de jaren negentig toesloegen, ooit in Haaften. Hij was net benoemd tot commissaris: ‘Het was allemaal even mooi, kades en daar midden in het rivierfront café De Verdraagzaamheid. Wat ik storend vond waren de overblijfselen van een oude machinefabriek. Ik zei toen, dat ding moet weg, die oude frabriek moet vervangen worden door iets moois. Maar Rijkswatertaat vertelde me dat zoiets niet kon. De grond aan de overkant was namelijk vier centimeter te laag en moest daarom bijdragen aan ruimte voor de rivier.Dus geen mooi parkje en helemaal geen woningen. Op hetzelfde moment werd in Haaften, waar ik stond, nog een klein stukje te lage grond opgespoten om er bedrijventerreinen van te maken. Op het provinciehuis zei ik in het college, dat is toch te gek voor woorden wat daar gebeurt? Ik ben toen naar de dames De Boer van VROM en Jorritsma van Verkeer en Waterstaat gegaan. Zij waren het roerend me eens. Ik zei, vriendinnen, we doen het zo. We gaan daar in Haaften en Zaltbommel ruimte voor de rivier vele malen groter maken. We besluiten om gezamenlijk die uiterwaarden van Haaften terug te kopen, graven ze af, laten water toe en zetten er natuur op. Tegelijkertijd slopen we die machinefabriek in Zaltbommel en gaan op die plaats mooie dingen ontwikkelen. Ik had het uit laten rekenen. Het ging om zo´n tien miljoen om de uiterwaarden in Haaften te kopen, dat geld konden we terugverdienen met de ontwikkelingen in Zaltbommel. Iedereen was het met me eens. Maar het mislukte in Den Haag. De ministers hadden niet die invloed en power om Rijkswaterstaat te overtuigen de eigenaar van de uiterwaarden in Haaften uit te kopen en de rommel in Zaltbommel te slopen. Als ik nu langsrij wend ik de ogen af. Potverdrie, het is verschrikkelijk. Een tragisch voorbeeld van overheidsonmacht.’ En nu moet in Hellouw, even verder en ook gemeente Neerijnen, de dijk worden teruggelegd en veel huizen worden gesloopt om de rivier meer ruimte te geven? Kamminga(handen in wanhoop geheven): ‘Ja, ja…en als het in Haaften anders was gegaan wás er al meer ruimte voor de rivier geweest. De rechtlijnigheid van Rijkswaterstaat heeft gewonnen. Die zei, als wij toestaan wat u wilt is het hek van de dam, dan komt iedereen met een goed idee en dan moeten we daar ook naar luisteren. Wij hebben normen gesteld. Die grond bij Zaltbommel is te laag, punt uit. Tegen mevrouw De Boer zei de dienst, wat wilt u nou. Alle plannen liggen klaar. Op welke titel wilt u ze tegenhouden? En wilt u echt geld van de samenleving gebruiken om iets af te breken dat u lelijk vindt? Mevrouw, dan had u eerder moeten zijn. De grond is verkocht, een groot bedrijf gaat er nieuwe hallen bouwen en dan komt u om vijf minuten voor zes om dat tegen te houden? Ik vertel u dat hele verhaal zo uitvoerig om de twee dames ook te beschermen. Ze wilden wel maar konden niet veel meer doen. Toen zei mevrouw De Boer tegen mij, het is allemaal al goedgekeurd. Wat wilt u dat ik nog doe?’
En de commissaris vervalt in somber gepeins. Veel van wat misgaat in de provincie heeft te maken met verschil in dynamiek. ‘Als u echt wilt weten wat het ergst is dat ik in de afgelopen zeseneenhalf jaar ben tegengekomen, dan zijn dat die procedures. Om tot verandering van wet- en regelgeving te komen is een onacceptabel lange tijd nodig. Toen ik uit het bedrijfsleven kwam wist ik dat wel. Nu ik er middenin zit is het nog veel erger. Het is werkelijk afschuwelijk dat je niet kan doen wat eigenlijk iedereen redelijk vindt. De tijd die het aanpassen van wetten en regels vergt, loopt scheef met de dynamiek van onze tijd.
En wat is uw boodschap als u bijvoorbeeld de gemeente Neerijnen op werkbezoek komt. Kastijdt u dan het gemeentebestuur?
Kamminga: ‘Iedereen in de provincie weet dat als ik zulke dingen tegenkom ik er iets over zeg. Ik verhul niet, ik opereer eerlijk en rechtlijnig. Onlangs nog kwam ik in aanvaring met de gemeente Heerde. Altijd hoorde ik dat gemeentebestuur maar klagen en zuchten, zeuren en zaniken en nooit kwam het eens met een initiatief. Ik heb toen gezegd, ik kan daar niet meer tegen. Jullie moeten daar mee ophouden. Doe eens iets, kom eens met iets nieuws.’
Te weinig verbeeldingskracht?
Kamminga: ‘Eerst keek het bestuur me met grote ogen aan. Toen is het met terugwerkende kracht boos geworden en kwam er een groot verhaal in de Zwolse Courant. Daarop heb ik de dames en heren hier nog eens ontvangen en weer uitgelegd wat ik bedoelde. Ja, zeiden ze toen, u heeft niet helemaal ongelijk. En warempel, ze hebben nu iets aangepakt en dingen veranderd.’Gedeputeerde Peters schuwt zelfkritiek niet als het gaat over de rol van de provincie (‘boekhouders waren we’), hij is evenmin content over de gemeenten. ‘Ik zeg tegen de gemeentebesturen, jullie moeten weer de baas worden als het gaat om de woningbouw.’
Wie is dat nu dan?
Peters(denkt na): ‘Eh, soms is het allegaartje. Soms is het een bedrijf dat verplaatst moet worden. Soms is de projectontwikkelaar te veel de baas. Geef nou eens goed aan, vraag ik de gemeenten, aan welke woningen je behoefte hebt. Gemeenten zijn soms geen goede en deskundige onderhandelingspartners van ontwikkelaars. Dat geldt voor de meeste, voor kleinere maar ook grote gemeenten. Plannen zouden ook meer heroverwogen moeten worden. Daar vaart de kwaliteit wel bij. Wat gemeenten ook vaak vergeten is dat de onteigeningswet nog altijd geldig is. Onlangs heeft de wethouder van de gemeente Tiel daar gebruik van gemaakt door in te grijpen in het bouwplan Passewaaij. Hij vond dat de projectontwikkelaar iets ging bouwen wat de perken te buiten ging. Het gemakkelijkst is dan je oren te laten hangen naar die bouwer. Je kan ook gaan onteigenen. Die dreiging leidde in Tiel tot een beter plan. Wat wij moeten doen is veel meer luisteren naar de wensen van de consument. Den Haag zegt dat in een woningplan dertig procent particulier gebouwd moet zijn. Maar als daar geen behoefte aan is, waarom zou je dat dan doen? Er is maar één instantie die bepaalt wat en waar gebouwd wordt en dat is de gemeenteraad. Die moet de regie weer in handen nemen. Jarenlang is het mis gegaan. Jarenlang is volkshuisvesting sluitpost geweest in welke begroting dan ook. Er kon geen bedrijf verplaatst worden, geen school gebouwd, geen rondweg aangelegd of stallen gesloopt – alles werd betaald met de prijs van de woningen. Daarom werden veel te lang veel te dure woningen gebouwd. We moeten daarom ook grote vraagtekens zetten achter de Vinexwijken. Mijn broertje is alleenstaand. Die heeft zes, zeven jaar moeten wachten op een woning. In vinexwijk De Waalsprong kan hij niet kopen, allemaal huizen van zes tot zeven ton. Het is onmogelijk voor startende bewoners daar te beginnen.’Er gaat ook wel eens iets goeds
Zojuist heeft de provincie de eerste ronde van een proces gewonnen tegen ontzandingen in de gemeente West Maas en Waal. Ooit werd, ondermeer vanuit het provinciehuis, gezocht naar een geschikte lokatie om te ontzanden en werd gesproken over en met West Maas en Waal. De ontzanders, die al toastten op de goede afloop, kochten voor veel geld veel grond in de contreien van de twee rivieren. Maar tijd en weldenkendheid kwamen tussenbeide. Het plan ging niet door en de bedrijven stuurden een rekening van honderd miljoen euro richting provinciehuis vanwege geleden schade. Maar de rechter maakte duidelijk dat de provincie zorgvuldig handelde.
En commissaris Kamminga haalt een vergelijkbare situatie aan, het niet doorgaan van het Multimodaal Transport Centrum aan de Waal bij Valburg, waar weer andere ondernemers verkeerd speculeerden om hun toekomst veilig te stellen. Hij vertelt hoe bij hem de twijfels kwamen toen hij de situatie met eigen ogen zag en begreep wat er ging gebeuren. Ver voor zijn komst waren de ideeën er al: ‘Iedereen vond ze goed en iedereen meende dat Valburg, waar rail, weg en water bij elkaar komen, een uitgelezen locatie was om iets te beginnen. Zo’n drie, vier jaar geleden kwamen de eerste twijfels. We stonden voor de beslissing een ontwikkelingsbedrijf op te zetten om de plannen verder te ontwikkelen. We gingen nadenken over het landschap, milieu, rentabiliteit. De gemeente Valburg was de eerste die zich realiseerde dat het wel eens fout kon gaan. Zelf herinner ik me nog goed hoe ik met burgemeester Galama van Elst naar de rand van zijn gemeente ging. Nou, zei hij toen, zie je daar die boerderij. Prachtig mooi, antwoordde ik. Nou tot zover komt het MTC. Ik zei wát? Ik kon het niet geloven, kaart erbij en ja het was echt zo. Ik ben vervolgens teruggegaan naar het college en heb gezegd, jongens realiseren jullie wel wat er gebeurt? Weten jullie wel wat we overhoop halen en wat levert het nou helemaal op? Achtduizend arbeidsplaatsen. Ik ben toen eens gaan praten bij de grote containerbedrijven zoals Nedlloyd en kreeg niet de indruk dat ze stonden te trappelen om iets te beginnen. Toen kwamen er ook nog die berichten bij over de rentabiliteit van de Betuwelijn. En in de samenleving ontstond steeds meer protest. Toen hebben we besloten tot een discussie over de nut en noodzaak van het project. We hebben professor Heertje en honderden anderen op een symposium bij elkaar gezet. Tenslotte is er in de staten gezegd, we stoppen er mee.’
Was dat nou voor of na de uitspraak van de Raad van State die oordeelde dat het niet door moest gaan?
Kamminga: ‘Dat weet ik niet helemaal, de Raad van State heeft vele uitspraken gedaan. Het was een langlopend proces en het werd steeds lastiger. Uiteindelijk vind ik de hele affaire een voorbeeld van hoe het Gelderse bestuur luisterde naar de samenleving. Ik vind het dapper wat we gedaan hebben. Een voorbeeld dat een bestuur besluiten neemt op basis van democratie en gezond verstand en luistert naar de samenleving. De provincies hebben jarenlang in een klimaat geleefd platgedrukt te worden tussen rijk en gemeenten. Wel potverdorie. De provincie moet weer zelfbewust worden. We kunnen veel en dat moeten we uitstralen.’
Beneden in de immense, donkere hal van het provinciehuis drentelt H.J.Zomerdijk, burgemeester van Duiven, zich warm voor zijn periodieke examen voor de commissaris van de koningin. Die heeft me in het gesprek al vertelt hoeveel waardering hij voor de burgemeester heeft. Ik ken hem nog van het hoge water in 1995, ga naar hem toe en zeg zacht dat hij mag blijven.
Zomerdijk schatert het uit.
B&G-magazine, augustus 2003