‘De Ramp’ (Hoorspel)
CAST 'De ramp' personen: familie: vader moeder Trix Simon tante Bet vrienden: Beliam Rooie Piet Klaasje Nellie ouderlingen: De Winter(grossier/fabrikant) Bongers(wethouder) overigen: predikant Cent de klokkeluider buurman vrienden ouders: Gerrit Sjaan bijrollen: stem 1 stem 2 stem 3 jongen 1 jongen 2 man(1) man(2) vrouw(1) vrouw(2) nieuwslezer 1 nieuwslezer 2 Monus aardbewoner minister figuratie kerk/optocht - verleden en heden - Simon(verteller): 'Van alle rampen die mij als kind overkwamen, was de dood van mijn vader het ergst. Ik verloor m'n jeugd en zekerheid. Ik verloor vooral m'n geloof in rechtvaardigheid. Ik heb dat nooit zo sterk gevoeld als nu, nu verleden en heden elkaar steeds dichter naderen. Hoe ouder ik word, hoe vertrouwder de beelden van toen worden. Misschien heeft dat vooral te maken met het besef dat als verleden en heden tenslotte samenvallen, het einde onvermijdelijk is' (even rust, serene muziek - Kathleen Ferrier, Orphoe en Euri- dici? - muziek sterft weg - omslaan pagina fotoboek) 1 EXT. DAG POLDER buiten het huis in de polder, op een zomerse dag in de oorlog, geluiden van dieren) Trix: 'Simon!' Moeder: 'Waar is die jongen nou' Trix: 'Simon, Simon!' Moeder: 'Hij hoort je niet' Trix: 'Hij is weggekropen in de schuur' Moeder: 'Wat doet die jongen toch raar' Trix: 'Simon, je krijgt iets' Vader: 'Je moet hem niet voor de gek houden' Trix: 'Hij durft niet' Vader: 'Waarom zou hij niet durven?' Trix(proest): 'Hij denkt dat als hij op de foto wordt gezet, hij er niet meer afkan' Vader: 'Simon, kom nou joh, ik ben er toch bij' Simon(verteller): 'Ik zie mezelf. Blond, bol en rond in een streep zonlicht op het plaatsje. Op de rug van m'n vader. Met de autoped voor de poort. Me schuw afwendend in de tuin van tante Bet waar we woonden toen het dorp door de Duitsers onder water was gezet' (omslaan pagina fotoboek) 2. EXT. OCHTEND HUISKAMER (ochtend in de huiskamer, sober vertrek, een kleed op de grond, een pluche kleed over tafel, op het dressoir een zwarte Philips-radio van bakoliet, moeder gooit uit kolenbak kolen op de kachel, Simon(6) komt via trap naar beneden, rekt zich uit, geeuwt en kleedt zich traag aan) - Engelen zijn onzichtbaar - Simon: 'Kunnen mensen onzichtbaar worden mama?' Moeder: 'Kleed je nu eens aan' Simon: 'Engelen zijn toch onzichtbaar?' Moeder: 'Engelen zijn in de hemel' Simon: 'De juffrouw zegt dat engelen overal zijn maar dat je ze niet kan zien' Moeder: 'Als je opschiet mag je mee het paard halen' Simon: 'Zijn geesten gevaarlijk?' Moeder: 'Er is maar één geest, dat is de Heilige Geest' Simon: 'Beliam zegt dat vrouwtje Pepe als geest rondspookt' Moeder(ongeduldig): 'Beliam kletst, er bestaan geen spoken' Simon: 'En heksen? Trix gelooft dat Pepe 's nachts in een heks verandert' Moeder(boos): 'Trix is niet goed wijs. Pepe is alleen maar een kleine, magere vrouw die hard praat. Verder is er niks met haar.' Simon: 'De juffrouw zegt dat mensen in engelen kunnen veranderen' Moeder: 'Schiet nou toch eens op' Simon: 'Misschien zijn ze nu wel hier en kijken ze naar ons' (begint zich haastig aan te kleden) Simon(verteller): 'Trix was een paar jaar ouder. Ik had altijd ruzie met haar. Zij kneep mij, ik trok aan haar vlechten. Ze was bang in het donker. Ze was altijd omringd door vriendjes en vriendinne- tjes. Ik was het liefst alleen. Een keer ver- kleedde ik me als spook en maakte haar zo bang dat ze niet meer alleen naar de zolder durfde. Altijd beklaagde ze zich bij moeder. Mijn vader was een lange, slanke man. Ik zie de smalle, regelmatige afdruk van zijn rechter- wijsvinger op het persoonsbewijs' (omslaan pagina fotoboek) - Optillen aambeeld - 3. INT. DAG HUISKAMER (in de huiskamer, van buiten dringen geluiden door van hard pratende mannen die, in de vorm van een wedstrijd, om de beurt een aambeeld uit de smederij van de buurman proberen op de drukken, steunend geluid van krachtoefeningen, applaus als het lukt, mannenstem: 'Oefenen Arie, blijven oefenen') Simon(bewonderend): 'De smid, die heeft grote handen' Moeder: 'Je vader heeft mooie, slanke handen' Simon: 'Heb ik ook zulke handen' Moeder: 'Een beetje, die van je vader zijn fijner' Trix: 'Poeh, jouw handen zijn dik en vies (gestommel, geren) Trix: 'Blijf van m'n vlechten af, auh, mama!' Moeder(rustig): 'Stop daar nou mee' Simon: 'Papa heeft ook sterke handen hè?' Moeder: 'Aan handen kan je vooral zien of iemand gevoe- lig is. Je vader is heel gevoelig' Vader komt hijgend het huis binnen, gaat kreunend zitten Vader: 'Ik krijg dat aambeeld maar niet boven m'n hoofd' Moeder: 'Hou daar dan ook mee op' Vader: 'Een vent van mijn leeftijd moet dat toch kunnen' Moeder: 'Jij kan weer andere dingen. Jullie zijn net jongens' Vader: 'Het lijkt wel of ik nu al oud word' Moeder: 'Straks vertil je je nog' Vader: 'M'n handen trillen helemaal' Moeder(zacht,uitdagend): 'Ik wil wel dat je handen zacht blijven...' Vader(lichte opwinding): 'O ja, waarom dan wel...' (geluid van gestoei, oppervlakkig gevrij) Moeder(lachend): 'Arie..., niet waar de kinderen bij zijn' - Beste vriend - Simon(verteller): 'Beliam was mijn beste vriend. Hij was een jaar ouder. Hij staat met Trix voor de pomp. We speelden met een pakhuis waarin een hijsbalk zat waarmee we zakjes erwten en bonen omhoog hesen. Ik herinner me hoe op een dag vader en moeder plotseling gedempt gingen praten, alsof ze op hun hoede waren. Ze wilden ook niet meer dat ik naar Beliam's ouders ging' (omslaan pagina fotoboek) 4.EXT. DAG SCHOOLPLEIN (op schoolplein, lawaai van spelende kinderen, Beliam en Simon slenteren rond) Beliam: ' 't Waren Engelse vliegtuigen' Simon: 'Nietwaar, de moffen hebben het gedaan' Beliam: 'Mijn vader zegt dat Engelse vliegtuigen de bommen hebben laten vallen' Simon: 'Mijn vader zegt dat het de schuld van de moffen is. Daarom zijn al die mensen op het dood' Beliam: 'Waarom zeg je moffen?' Simon: 'Mijn vader kan het weten' Beliam: 'Hoe dan?' Simon: 'Omdat mijn vader naar de ra...(slikt haastig haastig in wat hij zeggen wil)...het gezien heeft' Beliam(trots): 'Mijn vader werkt op het gemeentehuis' Simon: 'Jouw vader is pro-Duits' Beliam(fel): 'Wat is dat' Simon(aarzelt): 'Dat weet ik niet, maar mijn vader zegt dat jij er niks aan kan doen' - Optocht - Simon(verteller): 'Ik sta voor ons paard en wagen in een donker- bruin pak dat tante Bet had nagemaakt van het uniform van de Canadezen. Het was een paar dagen na de bevrijding. Beliam was spoorloos. Nadat zijn vader en broer Karel - die te jong was voor schuld en te oud voor onschuld - samen met andere NSB-ers waren opgepakt, was hij met zijn moeder vertrokken. Ik weet nog dat er drie vrouwen waren met kale hoofden. En ik herinner me de NSB-burgemeester die in een kooi van kippegaas door het dorp werd gereden' (omslaan pagina fotoboek) 5. EXT. DAG. OPTOCHT (Joelende mensen in optocht door het dorp, achter een door een paard getrokken wagen waarop de kooi staat) Stem 1: 'Vuilak, eindelijk hebben we jou' Stem 2: 'Jij hebt Maan Levie verraden schoft' Stem 3: 'Hang hem op' Stem 1: 'Abbekerk moet hangen' Stem 2: 'Breng hem naar het raadhuis' Stem 3: 'Nu jullie vriendjes weg zijn, zijn jullie bang he' Simon: 'Gaan ze hem doodmaken papa?' Vader: 'Nee hoor, ze maken hem alleen maar bang' Simon: 'Waarom doen ze dat papa?' Vader: 'Omdat die man fout is geweest' Simon: 'Fout?' Vader: 'Hij heeft anderen kwaad gedaan. En kwaad moet worden gestraft' 6. INT. DAG KEUKEN - Borg staan - (opgewonden stemmen, flarden muziek, vaderlandse liederen, gehos, luidende klokken, langzaam wegstervend, stemmen uit de winkel van pratende mannen, beetje gedempd, geluiden uit de keuken die met deur verbonden aan winkel grenst, klaarmaken maaltijd) Moeder: 'Wie was het?' Vader: 'Ach, Veldman, die van dat grote gezin uit de polder' Moeder: 'Die was toch fout?' Vader: 'Fout? Een meeloper. Die man is zo arm als een rat. Hij dacht dat hij het beter zou krijgen' Moeder: 'Dat die naar het dorp durft te komen?' Vader: 'Iedereen is gek, die 't bangst waren schreeuwen nu het hardst' Moeder: 'Wat wil die van je' Vader: 'Hij vraagt of ik borg wil staan' Moeder: 'Pas maar op dat het ons geen klanten kost' Vader: 'Waarom? Hij heeft niemand verraden. Mensen moeten opnieuw kunnen beginnen' Moeder: 'Maar moet jij borg staan? We hebben zelf nog schuld bij De Winter' Vader: 'Iemand moet het doen' Simon: 'Beliam is weg' Moeder: 'Die arme jongen' Simon: 'Rooie Piet zegt dat Beliam's vader de koningin een wijf heeft genoemd' Trix(snibbig): 'Je moet niet napraten' Vader(streng): 'Wat Beliam's vader heeft gedaan, mag je Beliam nooit kwalijk nemen' Moeder: 'Weet je dat Veldman niet aan het Avondmaal mag?' Vader: 'De ouderlingen moeten niet doen alsof zij heilig zijn' Simon(verteller): 'Mijn vader met zijn zeehengel tussen het riet langs de rivier. Hij hield niet van mensen - daarin verschil ik niet van hem. Ik beleef weer de tochten in de Jan Plezier naar de speeltuin 'De Houten Paardjes' in de duinen. Ik zat voor op de bank van de kapwagen waarmee hij boodschappen rondbracht in de polder. En hij leerde me met een koperdraad uit een dynamo snoeken strikken in de Bernisse die toen nog smal was, ondiep en vol van geheim- zinnig leven' (omslaan pagina fotoboek) - Snoeken strikken - 7. EXT. DAG BUITEN (zomerse dag, vredig, stilte met vogelgeluiden, kikkers in het water die geluid maken, in de verte torenklok die slaat, vader en Simon lopen op kousenvoeten door gras langs de rivier) Vader(gedempt): 'Simon, kom' Simon(rent, maakt te veel lawaai, geluid van borrelend water waarin iets wegschiet): 'Waar?' Vader: 'Domoor, nou is 'ie weg' Simon(verongelijkt): 'Het is mijn schuld he?' Vader: 'Je moet sluipen, net als een kat' Simon: 'Dat doe ik toch' Vader: 'Je loopt als een paard. Zacht, zacht' Simon(mokkend): 'Ik kan niks' Vader: 'Een snoek is zo gevoelig dat 'ie wegschiet bij de minste trilling' Simon: '...maar...' Vader: 'Stil, niet praten...' (stilte met geluiden natuur) Vader(fluisterend): 'Ja..., weer één, kom..., voorzichtig...sss' Simon(schuifelt nu langzaam dichterbij, doet vader na: 'sss' Vader: 'Goed zo, kijk daar...' Simon(teleurgesteld): 'Dat is een stok,ik.... Vader(zacht): 'Sss, dat is geen stok, daar staat een snoek' Simon(verwonderd): 'Echt..., is dat een....' Vader: 'Sss, niets bewegen, zie je die kop en die bek. Nu gaan we hem vangen' Simon(zacht): 'Pakken' Vader(zacht): 'Dat lukt nooit, daar is een snoek veel te slim voor...' (stille blikkerende geluiden van een draad) Vader(dempt stem nog verder): 'Kijk, zo maak je een strik, in de draad leg je een grote lus..' Simon: '...een lasso...' Vader: 'Zoiets. Nu laat ik die heel voorzichtig in het water zakken...., voor de kop van de snoek... Simon(ademloos): 'Zooo langzaam' Vader(zacht): 'Geduld, daar gaat het om...als de snoek maar iets merkt schiet die weg...., nu trek ik de lus met een wijde boog over de kop heen .... tot achter de kieuwen...zie je die? Simon: 'Die dingen die heen en weer bewegen?' (stilte, alleen ademen wordt nog gehoord) Vader: '...nu komt het..., ik trek de strik aan.... langzaam, langzaam...(ineens luid)..Nu!! Simon(schrikt): 'Auh' (geluid van kletsend water, snoek die heen en weer slaat met achterlijf tegen water, dan boven water komt en zich in boch- ten wringt, dan in gras wordt gegooid) Simon(vol bewondering, dansend): 'Gelukt, gelukt, ik heb een snoek gevangen' Vader(maakt op achtergrond plots zacht kreunend geluid): 'Ooh, auh' Simon(schrikt): 'Papa, wat is er?' Vader(zwijgt even, dan weer normaal als eerder: ''t Gaat al over, ik had even kramp, denk ik' Simon(verteller): 'In de kamer, in een stoel voor het dressoir met daarop de zwarte, bakolieten Philips-radio. Ik zie nog hoe mijn vader die op de dag van de bevrijding uit een kleine nis haalde op zolder. Roosjen van de NCRV was verplicht. Andere zenders waren eigenlijk verboden. Ik was gefas- cineerd door het mysterie van vreemde, verre stemmen. En voor de radio werden mijn diepste fantasiën werkelijkheid' (omslaan pagina fotoboek) 8.INT. ZONDAGAVOND HUISKAMER - Monus de man van de maan - (Simon is nu ongeveer 10/11 jaar) (krakende, golvende geluiden uit radio(model voor de oorlog), op de achtergrond zacht pratend vader en moeder. Vader: 'Je weet, ik voel me niet zo goed. Daarom wil ik die auto ook kopen, je zit er warm en droog in' Moeder: 'Ga nou eens gauw naar de dokter' Vader: 'Bovendien moet je met je tijd meegaan' Moeder: 'Ik vind toch dat je eerst de lening moet afbetalen' Vader: 'De Winter heeft het geld niet nodig, dat weet je toch' Moeder: 'Ik hou er niet van om schuld te hebben' Vader: 'We hebben met De Winter een afspraak dat we hem elk jaar een deel van de hypotheek aflos- sen. Dat is steeds goed gegaan' Moeder: 'Je weet dat ik die man niet vertrouw. Zodra we niet kunnen betalen, laat hij je failliet gaan' Vader: 'Kom nou Elisabeth. Het gaat steeds beter met de winkel. Ook dankzij jou' Moeder: 'Ja,ja...' Vader: 'De Winter is onze grossier, hij heeft toch ook belang bij een goede klant?' Moeder: 'Nou ja, dan moet je hetzelf maar weten' Vader: 'Je wilt toch niet dat ik in weer en wind op die open kar blijf zitten?' Moeder: 'Ik gun je die auto ook wel, alleen... koop hem dan maar. (geluiden van radio die steeds - op zelfde niveau als gesprek vader en moeder dat hoorbaar moet zijn - op de achtergrond zijn met bijvoorbeeld de Kilama Hawaiins, Sarie Mareis, stem van radionieuwslezer uit ongeveer 1950, dan sterker geluid van omroeper: 'En dan nu, dames en heren, ons wekelijkse hoorspel 'Monus de man van de maan'. Monus is in zijn razendsnelle vliegende schotel de weg in de ruimte kwijt geraakt en op aarde geland. Hier heeft hij vriendschap gesloten met een aardbewoner. Samen beleven ze wonderlijke avonturen, vooral door het mysterieuse vermogen van Monus zichzelf onzichtbaar te kunnen maken' Vandaag gaat Monus vergezeld van zijn vriend, de aardbewoner, op bezoek in Den Haag en daar gebeuren vreemde dingen' Simon(gespannen): 'Den Haag...wat gaat 'ie daar doen?' (op de achtergrond): Vader: 'Je moet niet zo bang zijn...... als De Winter morgen zijn geld wil .... kunnen we altijd bij de bank terecht' Moeder: 'Je hebt wel gelijk maar ... toen mijn vader failliet ging, dat was zo erg....ik wil dat nooit meer meemaken' (geluid radio) Monus(iets hol geluid, anders dan dat van stervelingen): 'Woont hier jullie's regering' (stem man): 'Nee Monus, die woont hier niet, die vergadert hier' Monus: 'Vergadert?' (stem man): 'Dat heet zo als ministers met elkaar praten' Monus: 'O, dat wil ik zien' Stem man: 'Nee Monus, dan kan niet. De vergadering van de ministers is geheim' Monus: 'Geheim? Dat bestaat op de maan niet. Kom! (over radiogeluid stem Simon(zacht): 'Daar zal je het hebben, hij zal toch niet...? Stem man(gedempt): 'Monus, Monus, waar ben je nou....? Monus: 'Ik sta naast je, als die man in dat rare pak de deur open doet ga ik naar binnen..' stem man: 'Niet doen Monus, dat kan niet... (op radio geluid deur die opengaat) Simon(gespannen, luid): 'Hij is binnen, hij is binnen, bij de minis- ters' Moeder(boos): 'Luister je nu weer naar die gekkigheid, zet 'm op de NCRV' (radio geluiden uit kamer ministerraad, beschaafd kuchen, nu klein stukje authentiek geluid van W.Drees in die jaren minis- ter-president) Drees: 'Geachte leden van het kabinet, ik ben .... (stem wordt zachter maar gaat door) Simon: 'Maar mama, dit is spannend' Vader: 'Wat is dat voor een programma' Simon: 'Dat is Monus, die kan zich onzichtbaar maken' (op radio geaffecteerde stem van minister) Minister: 'Meneer de minister-president, er lagen hier zo juist de geheime stukken die u ons gaf, die zijn ineens verdwenen' Bijval van andere stemmen, consternatie): Ministers: 'Hier ook, het lijkt wel of ze wegzweven... Moeder: 'Grote onzin, ik wil niet dat je daar naar luistert...' (voetstappen, radio wordt abrupt uitgedraaid) Simon(kwaad): 'Ik wil een eigen radio' Vader(sussend): 'Maar dat is toch onmogelijk Simon, niemand kan zich onzichtbaar maken' Simon: 'Het kan wel' Moeder: 'Begin nou weer niet met die rarigheid' Vader(geamuseerd): 'Wat zou jij dan doen, als je je onzichtbaar kon maken' Simon(zwijgt even, denkt na, zegt dan slim): 'Misschien zou ik wel helpen met dat aambeeld op te tillen. Of,of (stottert) stiekem naar De Winter gaan ennuh....de schuld uit zijn boek wegstrepen...' Moeder: 'Zie je nou wel, dat krijg je ervan' Simon(overmoedig): 'Ik verdwijn, ik verdwijn, ik tel tot tien, niemand die me meer kan zien' Trix: 'Jij bent gek' Simon: 'Vrouwtje Pepe maakt drankjes waardoor je onzichtbaar wordt en gaat zweven' Moeder: 'Ophouden, we gaan eten' Simon(verteller): 'Naast me in de klas zat Beliam. Voor me zat Kees de zoon van wethouder Bongers die ook ouderling was. Met dezelfde trotse trek als zijn vader. Achterin zat Rooie Piet. Ik zie voor het eerst dat de klas was ingedeeld naar de rangen en standen van het dorp. Achterin de kinderen van de arbeiders. Voorin die van de notabelen en daar tussen in de kinderen van de middenstand. In de meisjes- banken, twee rijen naar rechts, zat Klaasje de dochter van de machtigste man op het dorp, de grossier en fabrikant De Winter. Schuin achter haar Nellie, die verliefd was op mij. Zij was de dochter van mijn ouders beste vrienden. Maar ik wilde Klaasje' (geluiden van honderden kinderen op een schoolplein, paarden die wagens trekken gaan voorbij) 9. EXT. DAG SCHOOLPLEIN - ruzie met rooie Piet - Simon: 'Ik heb een toffee voor je' Klaasje: ''k Hoef niet' Simon: 'Wil je dan een kaakje?' Klaasje: 'Zeker uit je zak? Bah vies' Simon: 'Ga je vanmiddag mee naar de dijk ' Klaasje: 'Ik ga niet met jou' Nellie: 'Ik ga wel' Rooie Piet(pestend): 'He Siem, weet je dat Klaasje het met Lucas doet' Simon: 'Ah joh, ik hoor je niet' Rooie Piet: 'Da's waar ook, ik heb gehoord dat jij jezelf kan laten verdwijnen' Simon(kwaad): 'Jij blaast kikkers op, dierenbeul' Rooie Piet: 'He, ik zie je niet meer, je bent weg' (doet stap naar voren en geeft harde stomp) 'Voel je me nog wel' Simon: 'Auh, vetzak' Beliam: 'Rooie Piet, wil je ruzie?' Rooie Piet: 'Hou jij je mond maar, anders brengen ze jou ook nog naar een kamp, net als je vader en Karel' Simon: 'Rot jong, daar heeft Beliam niks mee te maken' (geluid van kluwe vechtende jongens) Simon(verteller): 'Vroeger waren het fragmenten uit een andere wereld. Maar nu voel ik weer het jeuken van het gebreide ondergoed. Ik ruik de klas. Ik hoor de stemmen' (omslaan pagina fotoboek) 10. EXT. DAG RIVIER (een drukkende nazomerse dag buiten aan de rivier, opgewonden kinderstemmen) - zwemmen in de rivier - Beliam: 'Laten we gaan zwemmen' Simon: 'Ik heb geen zin' Beliam: 'Je kan er staan' Rooie Piet: 'He, Siem, je durft niet he' Beliam: 'Rooie Piet! (lacht)...moet je kijken' Simon: 'Hij is zo vet dat hij blijft drijven' Beliam(lacht): 'Worst op tafel noemt die dat' Rooie Piet(jennend): 'Siem laat hem ook eens zien' Beliam: 'Hij heeft maar een kleintje' Simon: 'Het is allemaal modder en kikkerdril' Beliam: 'Laten we dan een eind verder gaan' Simon: 'Nee, ik heb zo'n rare onderbroek' Beliam: 'Die trek je toch uit' Simon: 'Klaasje kijkt, Nellie is er ook' Beliam: 'Daar komen ze toch voor' Simon: 'Ga jij maar, ik ga bramen zoeken' Beliam: 'Misschien gaat Klaasje wel met je mee' Simon(somber): 'Ze gaat met Lucas' Beliam: 'Dat neem je toch Nellie, wat kan jou het schelen' (met lichte opwinding) ... ze heeft de grootste borsten van de klas... Simon(verteller): 'Ik sta voor de scheve toren van de hervormde kerk op het plein. In een huisje dat tegen de kerk aanleunde woonde Cent, die koster en klokkeluider was. Elke middag en avond luidde hij de klok. Als we hem hielpen, mochten we aan het slot hoog in het touw springen. Dan liet je je minuten lang meedeinen tot het geluid wegstierf en het touw tot stilstand kwam' (omslaan pagina fotoboek) 11. EXT. AVOND KERKPLEIN - klokluiden - (rennende kinderen in stil dorp) Beliam: 'Opschieten, anders zijn we te laat' Simon: 'Cent wacht niet' Beliam: 'Ik spring eerst, dan jij' Simon: 'Waarom moet jij altijd eerst?' (de klok slaat acht, de deur naar de toren knarst open) 12. INT. AVOND KLOKKETOREN - klokluiden - Cent: 'Waar blijven jullie nou?' (enkele seconden na laatste slag van acht uur begin kloklui- den, eerst aarzelend even later op volle sterkte) Cent: 'Trekken jongens, en laten vieren' (klok gaat luiden) Cent: 'Langzaam, niet haasten,... zo... goed,...regelmatig' (klok luidt, dan plotseling onregelmatigheid, klepel slaat aan één kant) Cent: 'Jongens, potverdorie, de klok klept. Straks denken de mensen dat de dijken zijn doorgebroken' (regelmatig geluid keer terug) Simon: '...of dat er brand is...' Cent: 'Genoeg, stoppen' (jongens en Cent die roepen ...één, twee...jah..., jongens die met kreun omhoog springen in het touw, geluid van klok dat langzaam wegsterft) Beliam(bozig): 'Ik mocht het eerst' Simon: 'Ik was het snelst' Cent: 'Jongens, naar buiten' (deur die knarsend dichtgaat) 13. EXT. AVOND KERKPLEIN (stille geluiden van avondschemer, in de verte loeit koe op stal van boer in dorp, jongens slenteren over plein) Simon: 'Zullen we ruitje gaan tikken?' Beliam: 'Nee, daar is niks aan' Simon: 'Knikkeren?' Beliam: ''t Is al veel te donker' (op afstand vaag kreunend geluid van vrijende mensen) Beliam: 'Hoor je dat?' Simon: 'Wat' Beliam(gedempt): 'Daar bij de nis achter de kerk' Simon: 'Zie je wel dat het nog niet te donker is' Beliam: 'Nee joh, luister nou' (jongens sluipen verder, kreunen wordt harder en wilder) Beliam(fluisterend): 'Ze doen 't weer' Simon(nieuwsgierig): 'Wie?' Beliam(fluisterend, opgewonden) 'Je weet wel, wat Karel zei' Simon(naïef): 'Wat?' Beliam(ongeduldig): 'Saar en de groentenboer, ze... (aarzelt, durft woord eigenlijk niet te zeggen)...naaien elkaar weer' Simon(verbaasd): 'Ik zie ze niet' Beliam: 'Luister... (opgewonden) verdomme' (geluid van mensen die op hoogtepunt zijn, schokkend, hijgend klaarkomen, klok van toren slaat half negen) Beliam(raar opgewonden stemgeluid): 'Die dikke, dat is de groentenboer' Simon: 'Waar is Saar dan?' Beliam(fluisterend): 'Achter hem...tegen de kerk... kijk ze bukt zich....ze gaan weg...gauw...achter de pilaar anders zien ze ons' Simon: 'Is dat alles?' Beliam: 'Ze zijn klaar...jeeh...Karel zegt dat ze heel geil zijn' (voetstappen van mensen die verdwijnen) Beliam: 'Kijk ze gaan allebei een andere kant op' Simon: 'Waarom?' Beliam: 'Doe niet zo stom...ze willen niet gezien worden' Simon: 'Ooh' Beliam: 'He...tegen niemand vertellen...morgenavond gaan we weer' Simon(monologue interieur): 'Wat was ik onschuldig en onbedorven. Iedereen wist allang van de verboden relatie. Het dorp was verdeeld in heimelijke bewondering en strenge afkeur. Het ging natuurlijk over fat- soen, moraal en tucht. Als er over gesproken werd ging dat in woorden van vermaak of ver- maan. Hoe langer de affaire duurde, hoe broeii- ger de sfeer werd. Maar dat het zo'n drama zou worden....' korte onderbreking Simon(verteller): 'Met vader op de bok van de kapwagen. Het moet een van de laatste keren zijn geweest. Kort daarna kocht hij een auto. De weg liep toen nog over de hoge zeedijk. Aan de ene kant, diep beneden, het land en aan de andere kant het water van het Haringvliet dat bij vloed tegen de dijk liep. Op een dag naderde vanuit de verte, boven het water, een windhoos. De dag werd zwart als de nacht. Met onheilspellende geel-grauwe kleuren en aan de horizon een grijs-zwarte slurf die op en neerging, fon- teinen water opzoog en liet vallen. Ik sidderde van angst' (omslaan pagina fotoboek) 14. EXT. DAG POLDER - de windhoos - (angstige stilte met in de verte gerommel van donder. Daarna suizen van wind, verder geen geluid want zelfs vogels zijn gevlucht). Simon(angstig): 'Papa, wat is dat?' Vader(praat voor zich uit): 'Ik moet snel van die dijk af' Simon: 'Komt er onweer?' Vader(bezorgd): 'Ja maar geen gewoon onweer' (geluid van galopperend paard en ijzeren wielen van wagen over grindweg) Simon: 'Ik ben bang' (suizen van wind gaat nu over in fluiten en rukwinden) Vader(nerveus): 'Ik moet het halen....hup Bles,harder..' Simon(schreeuwt): 'De lucht valt, de lucht valt...' Vader(prevelt angstig voor zich uit): '...bergen bedek ons, heuvelen kom over ons..' (storm zwelt verder aan) Simon(huilend): '...de lucht valt boven op ons...' Vader(kort): 'Stil nou, daar is de stoep al naar beneden' (ratelend voertuig gaat nog sneller, even door en komt dan tot stilstand) Vader: 'Snel Simon, spring, hou je vast aan Bles en mij' (geluid nu van hevig vallende regen, het duurt kort en is krachtig, wind gaat plotseling ligen) Vader: 'Hier staan we veilig, het is nu snel over' (regen houdt op, het wordt stil en de vogels gaan plotseling uitbundig zingen) Simon(roept): 'De hooiberg is weg en daar ligt een dak van een schuur' Vader(opgelucht, vrolijk): 'Maar wij zijn er nog (korte stilte). Dat was nou een windhoos, die zul je je altijd blijven herinneren' Simon(haalt opgelucht adem): 'Wat was ik bang' Vader: 'Ik ook, jongen' Simon(verbaasd): 'U ook?' Vader: 'Dat wordt nooit anders. Angst en verbazing maakt van alle mensen weer kinderen. Dat zijn- momenten waarop je het liefst in het niets zou willen verdwijnen' Simon(in zichzelf): 'Onzichtbaar worden' (- Einde expos‚ -, muziek als eerder) OMSLAG Simon(verteller): 'Het dorp was de wereld. De kerkstrijd die hier ooit woedde, was vooral een opstand tegen de boeren die hun gezag niet wilden afstaan. Sindsdien heetten wij dolerenden. We waren ver in de meerderheid en waarschijnlijk uitver- koren. De diaconie hielp de allerarmsten op voorwaarde van verplichte kerkgang. Iedereen die anders dacht dan wij, verdiende gebed en medelijden. Maar in het nieuwe gezag hadden zich de oude verhoudingen hersteld. Met De De Winter, grossier en fabrikant, als de machtigste man. En Bongers, de wethouder, als voorbeeld van rechtzinnigheid. (omslaan pagina fotoboek) 15.INT. OCHTEND HUISKAMER - ouderlingen komen - Moeder: 'Ik zal blij zijn als het voorbij is' Simon: 'Als wat voorbij is' Vader: 'Ik laat me niet de les lezen' Trix(fluisterend tegen Simon): 'Ouderlingenbezoek' Moeder: 'Hou je nou maar in, dat is het beste' Simon: 'Wie komen?' Vader: 'Ik zeg wat ik wil zeggen' Trix: 'De fabrikant en de wethouder' Moeder: 'Je weet hoe De Winter is, als je brutaal bent wordt hij lastig' Simon: 'Die zijn heel streng' Vader: 'Je weet toch dat ik die fabrikant niet meer nodig heb. We kunnen zo naar de bank' Moeder(tot de kinderen): 'Eten jullie nu eens door, anders kom je te laat op school' Simon(verteller): 'Eén keer per jaar kwamen de ouderlingen op bezoek om de gewone kerkleden te ondervragen over hun geloofsleven. Dagen ervoor was ieder- een nerveus. De gordijnen gingen dicht, de deur op slot zodat niemand de ernstige bezoekers konden storen bij hun visitatie' 16 INT. AVOND HUISKAMER ( benarde stilte, alleen klok tikt) Ouderling De Winter : 'Ik lees U voor uit Johannes en Openbaringen: 'Kinderkens, het is de laatste ure en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristenen geworden waar uit wij kennen dat het de laatste ure is. Er zijn vele verleiders in de wereld gekomen die niet beleiden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist' (Bijbel wordt opzij geschoven, gedragen, langzame stemmen) Ouderling Bongers: 'Broeder en zuster, kinderen, de antichrist is overal' Ouderling De Winter: 'Ons is nog niet alles geopenbaard, maar wij geloven dat de roomse kerk, waar de paapse mis een vervloekte afgoderij is, de antichrist is' Ouderling Bongers: 'De communisten vormen ook de antichrist' Ouderling De Winter: 'Iedereen die onze gemeenschap bedreigt kan deel uitmaken van de antichrist' Ouderling Bongers: 'De antichrist kan in onszelf zijn' Ouderling De Winter: 'Broeder, hoe weet u dat de antichrist niet in U is?' Vader(geprikkeld): 'Hoe weet Ú het' Ouderling Bongers(vermanend): 'Broeder, iedereen moet zichzelf onderzoeken' Vader: 'Liefde is lankmoedig, zij denkt niet kwaad' Ouderling Bongers: 'Wij zijn aangewezen u te onderzoeken broeder. Wij maken ons ernstige zorgen. Trix zou nu wel eens belijdenis kunnen doen. We zien u zondags maar één keer in de kerk' Moeder: 'Arie voelt zich de laatste tijd niet goed, hij moet veel rusten' Ouderling Bongers: 'Is het gebed dan wel voldoende?' Ouderling De Winter: 'Wij zijn in het laatst der dagen gekomen. Met oorlogen, rampen. De aarde, zo weten we, zal door vuur vergaan' Ouderling Bongers: 'De Schrift zegt dat de elementen zullen bran- den en vergaan, alles zal branden' Ouderling De Winter: 'De verleider, waarover de Schrift spreekt, kan hoogmoed zijn. U heeft, broeder, een auto gekocht. Hoedt u voor hoogmoed' Vader: 'U heeft er toch zelf ook een?' Moeder: 'Arie heeft hem nodig voor de winkel.' Simon(verteller): 'Ik sta op het schoolplein en ben bang. Bang voor volwassenen die in raadsels spraken. Bang voor geheimen die ik niet kon doorgronden. Bang voor verschrikkelij- ke verhalen over dingen die geweest waren en gingen komen. Bang voor de jongste dag, waar ik nog niet op was voorbereid. Ineens hoorde ik echt heldere, ijle stemmen in mezelf die me vermaanden. Ik stond als aan de grond genageld' (omslaan pagina fotoboek) 17. EXT. DAG SCHOOLPLEIN - oorlog op het schoolplein - (schoolplein, lawaai spelende kinderen, gejoel, geluid van ratelend wagen met paard die voorbijgaan) Rooie Piet(roept): 'We zullen ze eens laten zien wie de sterkste is' Jongen(1): 'Ze moeten bij hun eigen openbare kak school blijven' Beliam: 'De heidenen komen' Jongen(1): 'Bieten jongens, bieten' Stemmen in Simon(heldere, krachtige kinderstemmen): 'Je mag hier niet aan meedoen. Zij weten niet wat ze doen' Rooie Piet: 'Gooien. Ze moeten terug naar hun eigen school- plein' (gejoel neemt toe, geluid van vallende bieten, verschrikte kreten, auh, gevloek, gescheld) Jongen (2) van ver: 'Dolerenden...' Jongen(1): 'Heidenen...' Jongen(2) van ver: 'Farizeërs...' Jongen(1): 'Antichristenen...' Stemmen in Simon: 'Alleen schuldigen worden gestraft, zij zijn onschuldig' Rooie Piet: 'He Siem.... Beliam: 'Ze gaan al achteruit' Rooie Piet: 'Raak, hij bloedt' (geluid van schoolbel, herrie wordt minder, beide groepen gaan eigen schoolplein op en school binnen) Rooie Piet: 'Die hebben we mooi te pakken' Beliam: 'We grijpen ze vanmiddag nog wel' Rooie Piet(dreinend): 'Was je weer bang Siem? Durfde je niet? Heilig jongetje' 18. INT. DAG SLAAPKAMER - Kernproeven op radio - (Radio, authentieke opname uit eind jaren veertig van versla- gen/commentaren atoomtests in de Nevada-woestijn) Stem Nederlandse radio-lezer of nabootsing Polygoon-journaal: 'Opnieuw zijn in de Nevada-woestijn, in het westen van de Verenigde Staten, twee atoombom- men tot ontploffing gebracht. Volgens waarne- mers waren de explosies de zwaarste, sinds de Amerikanen in 1945 met hun atoomproeven begon- nen. Het Pentagon heeft tot dusver vijftig kernproeven uitgevoerd. De Atoom Energy-commis- sie heeft laten weten dat de proeven volstrekt onschuldig zijn...(stem sterft weg) -Hele dagen boven - Moeder(roept): 'Simon, Simon' 19.INT. DAG KEUKEN Trix: 'Hij zit weer boven' Moeder: 'Hij moet kolen halen' Trix: 'Simon, je moet helpen' Moeder: 'Ik begrijp niks van dat kind, hele dagen zit 'ie boven' Trix: 'Ze zeggen dat hij niet helemaal goed is' Moeder: 'Wie? Ze mochten willen dat alle kinderen zo waren. 18B. INT.DAG SLAAPKAMER -bommen of bliksem - Nieuwslezer: '....Critici, die zeggen dat de proeven radio actieve besmetting tot gevolg kunnen hebben en oorzaak zijn van onzichtbare straling, werden door een woordvoerder van de commissie omschreven als 'onruststokers'. Geruchten dat atoomproeven een kettingreactie kunnen veroorzaken waardoor op aarde een onbeheersbare vuurzee zal ontstaan, werden 'onverantwoord' genoemd. De bekende nieuws-commentator Walter Cronkite die de explosies op afstand bijwoonde, heeft de proeven ongevaarlijk genoemd. De beroemde acteur John Wayne zegt dat de atoombom, die in de Nevada-woestijn wordt beproefd, een zegen is voor de mensheid. Op die manier kan de vrije wereld zich wapenen tegen het communisme...' (stem sterft weg) Moeder(komt hijgend de trap op, boos): 'Heb je niks beters te doen?' Simon(mompelt): 'Het kan echt' Moeder: 'Wat bazel je nou' Simon(in zichzelf): 'De mensen kunnen zelf de aarde door vuur laten vergaan' Moeder: 'Straks gaat je fantasie nog met je op de loop' Simon(in zichzelf): 'Of de bliksem doet het' Moeder: 'Schiet op. Je vader voelt zich niet goed. Ik ben bezig. Je zusje helpt. Jij moet ook wat doen' 20.EXT. AVOND POLDER - Hemel achter de sterren - (Een zomeravond, wandelend over stille dijk, door de polder) Simon: 'Ik zie Groote Beer' Beliam: 'Da's geen kunst, die kan iedereen vinden' Simon: 'Welke ken jij dan nog meer?' Beliam: 'Ik zie Jachthonden, Ossenhoeder en Noordenkroon' Simon(overdonderd): 'Hoe kén je die?' Beliam: 'Van mijn broer Karel' Simon: 'Is hij dan weer thuis?' Beliam(stroef): 'Ja...al een paar dagen' Simon: 'Dat wist ik niet' Beliam: 'Hij wil weg...iedereen doet rot tegen hem' Simon: 'Ja.... (stilte, voetstappen, vogelgeluiden, een uil) Simon(hervat gesprek): 'Als ik naar de sterren kijk, denk ik altijd aan wat daar achter is' Beliam: '...nog meer sterren... Simon: 'Nóg verder.... Zou daar de hemel zijn?' Beliam: 'Misschien. Dat zeggen ze. Er is in elk geval ontzettend veel ruimte' Simon: 'En de hel?' Beliam: 'Aan de andere kant natuurlijk' (stilte, voetstappen, vogelgeluiden) Simon: 'Mijn vader zegt dat iedereen naar de hemel gaat' Beliam(toegeknepen): 'Ook NSB-ers?' Simon: 'Hij zegt van wel' (stilte, voetstappen, er wordt veel gedacht, zo nu en dan gesproken) Simon: 'Dood gaan is net zo iets als uit elkaar vallen Je geest verdwijnt uit je lichaam en gaat.. zoef...naar boven' Beliam(weer frivool): 'Iedereen wordt gelijk. Ik weet niet of dat zo leuk is. Geen meisjes meer, dan kan je het ook niet meer doen...' Simon 'Er komen andere dingen voor in de plaats' Beliam: 'Karel zegt dat je de hemel op aarde moet zoeken...' Simon(gretig): 'Ja..., ik denk vaak dat alle dode mensen onzichtbaar om ons heen zweven' Beliam: 'Wie weet' Simon: 'Dan kunnen de mensen die dood zijn ons zien. Zou je elkaar herkennen' Beliam(spottend): 'Dan zou je later Klaasje weer tegenkomen' Simon: 'Flauw' (stilte) Simon(denkt na): 'Maar als de aarde door vuur vergaat, is er ook geen plaats meer voor de hemel' Beliam: 'Niet als alles astraal is' Simon: 'Astraal?' 21.INT. DAG KERK - Kerkdienst - (klokgelui, mensen die kerk binnekomen,orgelspel, gemeentele- den zingen lijzig (hele noten) gezang24 'Een vaste burcht is onze God Een toevlucht voor de zijnen Al drukt het leed al dreigt het lot Hij doet zijn hulp verschijnen' (kuchende mensen) predikant: 'Allereerst, geliefden in de Here Jezus, moet ik u meedelen dat een broeder en zuster schuld- bekentenis hebben afgelegd voor overtreding van het zevende gebod' (geroezemoes, stem dominee vervaagt, hij leest in de verte voor) Pedikant: 'Alle onkuisheid is van god vervloekt. Daarom moeten wij, haar van harte vijand zijnde, kuis en ingetogen leven, hetzij in de heilige huwe- lijken staat of daarbuiten. Ik lees u ook voor uit de brief van Paulus aan Korinthe: 'Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oirbaar. De spijzen zijn voor de buik en de buik is voor de spijzen maar god zal beide, deze en die teniet doen. Doch het lichaam is niet voor hoererij maar voor de Heere en de Heere voor het lichaam. Vliedt de hoererij. Alle zonde die de mens doet is buiten het lichaam maar die hoererij bedrijft zondigt tegen zijn eigen lichaam' (Opwinding in de banken waar de jongens zitten volgende tekst over woorden van predikant heen) Rooie Piet(fluisterend): 'Een moetje. Vijf minuten lol, negen maanden wachten' Beliam: 'Wie zijn het?' Rooie Piet: 'Wedden dat het Barend en Lenie zijn?' Simon: 'Waarom niet Kees en Annie? Die gaan ook trou- wen' Rooie Piet: 'Stommeling, iedereen zegt dat 't Lenie is' Beliam: 'Lenie is veel geiler' Simon: 'Hoe weet je dat' Beliam: 'Dat heeft Karel gezegd' UIt de ouderlingenbank stem van ouderling Bongers: 'Stilte in de kerk' Simon(verteller): 'Gedwongen huwelijken waren een voortdurende bron van opwinding. Aanvankelijk moesten de jongen en het meisje die aan de verleiding van de geslachtsdaad hadden toegegeven, met gebogen hoofden voor in de kerk plaatsnemen om hun schuld te belijden. Sinds een meisje daar een geestesziekte van had overgehouden, was anoni- miteit ingevoerd. Voor ouders en jonge mensen was de verkeringstijd een angstige periode. Ouderlingen raadden ons jongens aan om veel te gaan roeien op de rivier' Predikant(stem komt opzetten en verdwijnt weer naar de achter- grond): 'Wederom moet ik een broeder en een zuster van deze gemeente ernstig vermanen omdat zij in ontucht leven. Dat is een gruwel, een ernstige aantasting van het sacrament en in strijd met de kerkelijke tuchtregels 'Omdat ons lichaam en ziel, tempelen van de Heilige Geest zijn, wil hij dat we die beide zuiver en heilig bewaren. Daarom verbiedt hij alle onkuise daden, gebaren, woorden en ge- dachten en lusten en wat de mens daartoe trek- ken kan' 'Of weet gij niet dat ulieder lichaam een tempel van de Heilige Geest is die in u is, dien gij van god hebt en dat gij uws zelfs niet zijt. Want gij zijt duur gekocht. Zo verheer- lijkt de here god in uw lichaam en in uw geest welke godes zijn' 21A. INT. DAG KERK Onmiddellijk na eerste alinea geroezemoes in de kerk. In de jongensbank richt Beliam zich fluisterend tot Simon. De stem van de predikant verdwijnt bij 'kerkelijke tuchtregels' naar achtergrond): Beliam: 'Simon...hoor je over wie het gaat?' Simon: 'Saar en de groentenboer?' Beliam: 'Ik weet het zeker' Rooie Piet(schuift opgewonden bijbel door): 'Hier, Ezechiël, moet je lezen' Beliam(leest zacht voor zichuit): 'Er waren twee vrouwen, Ohola en Oholiba. Deze hoereerden in Egypte, daar werden haar borsten gedrukt de tepelen haars maagdoms betast en haar schaamte ontdekt' Rooie Piet(jennend): 'He Simon, heb jij wel eens de schaamte van Klaasje gezien' Simon: 'Hou je kop' (geluid van een stomp) Rooie Piet(grinnikend): 'Zoekt en gij zult vinden' Beliam(zacht): 'Ik heb ze gezien, Saar en de groentenboer' Rooie Piet: 'Dat wist ik al lang' Simon: 'Kijk...op de galerij....' (geroezemoes wordt ineens weer sterker) Beliam: ''t Is Saar, ze gaat de kerk uit' Simon: 'En haar man gaat met haar mee' (stem predikant op preekstoel weer op en daarna dempen) predikant: 'En een uit de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, kwam en sprak met mij: Kom herwaarts en ik zal u tonen het oordeel der grote hoer die daar zit op velke wateren. En op haar voorhoofd was een naam geshcreven, name- lijk Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde' (geluid van naderende voetstappen in kerk, dominee preekt, ingehouden stilte van kerkgangers die uitzien naar wat gaan gebeuren: De Winter(bars met onderdrukte stem): 'Meekomen...jij' Simon(verteller): 'Door de volle kerk loop ik spitsroeden achter fabrikant en ouderling De Winter, de vader van Klaasje. Hij neemt me mee naar de bank onder de kansel waar ik gedwongen word te gaan zitten tussen hem en ouderling Bongers' 22 INT. DAG HUISKAMER - Een schande - (na de kerk, in de huiskamer, rinkelen koffiekopjes) Trix: 'Een schande' Moeder: 'Je gaat voortaan bij je vader zitten' Trix: 'Ik word erop aangekeken' Moeder: 'Je moet eens leren meer eerbied te tonen' Simon: 'Maar....' Moeder: 'Je krijgt geen eten, ga maar naar boven' Simon gaat naar boven, hoort beneden stemmen) Moeder: 'Waarom zeg jij er niks van' Vader: 'Moest dat nou zo?' Moeder: 'Waar heb je het over' Vader: 'Dat weet je heus wel, de dominee pakte ze wel heel hard aan' Moeder(gegeneerd): 'Niet waar Trix bij is' (korte stilte) Moeder: 'Je ben nog steeds niet bij de dokter geweest' Vader: 'Binnenkort, echt...' Simon(verteller): 'De dagen die volgden waren vol dood en ver- derf.Een meisje uit m'n klas werd overreden door de vrachtrijder. Een ander kind raakte verpletterd onder een wagen met hooi. Een zwaarmoedige boer hing zich op aan de hanebal- ken. Het dorp werd 's nachts ineens ver- licht door de eeuwige vlam van de Vondelingen- plaat, waar spookachtige fabrieken verstikkende dampen verspreidden. De okkernotenbomen zouden er tenslotte aan dood gaan. Mensen kregen astma en werden ziek. Vroiuwen klaagden dat ineens de nylons van hun benen bladderden. En in Korea dreigde een derde wereldoorlog' 23.INT. DAG KAMER BELIAM - vrijwilligers voor Korea - Radiogeluid, dr.W.Drees spreekt vrijwilligers toe die op het punt staan naar Korea te gaan(24-10-52), thuis op kamer van Beliam' Beliam: 'Karel heeft getekend' Simon(verbaasd): 'Wat?' Beliam: 'Hij gaat naar Korea' Simon(kan het niet geloven): 'Karel?' Beliam: 'Iedereen kan wat doen tegen het gele gevaar, zegt hij' Simon: 'Maar Karel kon toch niet bij de marine?' Beliam: 'Ze willen hem nu graag hebben' Simon: 'Vind je vader het goed?' Beliam: 'Hij zal als held terugkomen' Simon: 'Maar...eh...hij zat toch bij de bij ...de Hitler-jugend' Beliam: 'Ooh...hij was toen nog zo jong. Dat telt niet. Hij is nu vrijwilliger' Simon(verteller): 'Ik zie de laatste foto van ons gezin. Ik, in een geleende witte trui van een buurjongen, naast mijn vader. Trix en mijn moeder aan de andere kant. We waren met de auto naar een fotograaf in de stad geweest. Mijn vader's ogen staan flets in een smal gezicht. (omslaan pagina fotoboek) 24.INT. AVOND AUTO (geluid van kleine bestelauto over polderweg, buiten stormt en regent het hevig) Moeder: 'Het is aardedonker' Vader: 'Het lijkt wel de eerste dag' Moeder: 'Spot jij maar, pas op... Vader: '... een kuil, ik ken de weg als m'n broeks- zak' Simon: 'Papa, mag ik rijden' Vader: 'Nu? Veel te gevaarlijk' Simon: 'U hebt het mezelf geleerd' Vader: 'Niet nu' Moeder: 'Heb je hem echt geleerd?' Vader: 'Het komt misschien nog wel eens goed van pas' Moeder: 'Ik wil het niet horen' (zwijgen, geluid auto die moeizaam over modderweg rijdt) Moeder: 'Straks kunnen we niet verder' Vader: 'Dan gaan we lopen' Moeder: 'In jouw toestand?' Vader: 'Til er nu niet zo zwaar aan Elisabeth' (korte, drukkende stilte) Vader(geforceerd vrolijk): '...een haas.., het stikt hier van de hazen.' (geeft extra gas) Trix: 'Niet doodrijden...' Moeder: 'Doe nou voorzichtig, ik ben zo zenuwachtig' Vader: 'Waar zou je nou bang voor zijn?' Moeder: 'Ik heb zo'n somber voorgevoel, de hele dag al' Vader: 'Nou ben ik bij de dokter geweest en nu word je somber' Moeder(huilend): 'Ik kan er ook niks aan doen maar...' Vader: 'We zijn er, ze hebben de stormlamp bij het hek gehangen' 25.EXT. AVOND HUIS GERRIT EN SJAAN - Gerrit en Sjaan - (deur auto gaat open, buiten gaat de storm woedend tekeer) Vader: 'Simon geef me een hand....(tot moeder) ...neem jij Trix, pas op het bruggetje' Moeder: 'Wacht, ik kan geen hand voor ogen zien' (stem uit het duister) Gerrit: 'Ik dacht al dat jullie niet kwamen' Moeder: 'Arie wilde perse komen voor hij volgende week naar het ziekenhuis gaat' Simon(verteller): 'Gerrit was mijn vaders beste vriend. Hij was in hetzelfde jaar getrouwd. Ze hadden kinderen van onze leeftijd, Gert en Nellie - die op mij verliefd was. Ze woonden in een houten barak achter in de polder bij de hoge zeedijk. Mijn vader stond borg voor Gerrit en Gerrit voor mijn vader. Ik zat aan de tafel onder de olielamp en at pinda's met drop' 26.INT. AVOND HUISKAMER GERRIT EN SJAAN -Flying Enterprise - Geluid krakende radio met reportage Arie Kleywegt over Flying Enterprise(begin januari 1952 - zie beschikbare tekst plus band uit archief. Iedereen zwijgt en luistert gespannen) Gerrit (volbewondering): 'Wat een kerels, wat een moed' Vader: 'Ze houden het niet' Gerrit: 'Ik was er al lang afgestapt' Vader: 'Misschien hebben ze wel een reden om aan boord te blijven' Gerrit: 'Wat bedoel je?' Vader: 'Je waagt toch niet je leven voor alleen maar een schip?' Gerrit: 'Een kapitein gaat als laatste van boord' Vader: 'Hij is nu toch nog de enige die op het schip is?' Gerrit: 'Die kapitein is een echte held' Vader: 'Ik geloof niet in helden' Simon(verteller): 'Ik weet niet of het kwam door de storm, de zwarte duisternis buiten of de cryptische gesprekken van die avond tussen mensen die niet zeiden wat ze zeggen wilden. Maar in me daalde een diepe neerslachtigheid. Misschien dat ik toen al besefte dat dit de laatste ontmoeting was van mijn ouders met hun vrienden en de rampen die zich aankondigden' (korte stilte overgaand in monologue interieur(?) 'De werkelijkheid is altijd anders. Woorden zijn er om angst en onzekerheid te verbergen. Onschuld verdwijt met kennis. En helden bestaan niet. Kapitein Curt Carlsen bleef niet aan boord van de Flying Enterprise omdat hij een held was, maar om te voorkomen dat een geheime lading zirconium, bestemd voor de eerste atoomonderzeeër Nautilus in verkeerde handen zou komen' geluid van wind, gejaag in de schoorsteen, kraken van houten huis) Gerrit: 'Over een paar uur is het eb, voor de dijken ben ik niet bang' Sjaan: 'Je weet nooit, je mag het gerust weten, ik ben elke keer weer bang' Moeder: 'Het is misschien raar, maar zulke avonden denk ik vaak aan het verbond met Noach' Sjaan: 'Maar daarom kan de polder nog wel onderlopen' Gerrit(staat op, duidelijk ongerust): 'Als er iets gebeurt, hebben we tijd genoeg om naar 't dorp te gaan' Moeder(lacht): 'Jullie kunnen altijd bij ons terecht' (storm nu op hevigst, deur gaat open) Gerrit: 'Ik ga even kijken of buiten alles goed is' Vader: 'Wacht, ik ga met je mee Gerrit' (deur gaat dicht, vrouwen en kinderen zijn alleen) Sjaan: 'Ziet hij er tegen op?' Moeder: 'Arie zegt zo weinig' Nellie(op de achtergrond tegen Trix): 'Is er iets ergs?' Trix: 'Papa moet naar 't ziekenhuis' Simon(opgewekt, een beetje overdreven) 'Dan kan ik de auto rijden' Nellie(bewonderend): 'Kan je dat?' Trix(bozig): 'Dat is het enige waar jij aan denkt' Sjaan: 'Heeft hij pijn? Moeder: 'Dat is het niet, hij is zo gauw moe en zo lusteloos' Sjaan: 'Misschien wel gewoon bloedarmoede' Moeder: 'Die dokter weet ook niets. Arie heeft zelf moeten zeggen dat hij naar het ziekenhuis wil' Sjaan: 'Heb je hulp?' Moeder: 'Opa helpt en Bet komt. Ze is wel een zeur maar ze meent het goed' (deur gaat open en dicht, gestommel) Gerrit: 'Er zijn een paar pannen af, meer niet' 26B.EXT. AVOND ROND HUIS - rondom het huis - (storm wordt minder, in kamer ontstaat duidelijke opluchting) geroezemoes van stemmen, deur gaat open en Gerrit gaat weer naar buiten om dakpannen op te rapen) Vader(opstandig): '...eerst de oorlog, dan Indonesië en nu weer Korea. Hebben ze dan niks geleerd' Gerrit: 'Maar, achter de 38e breedtegraad staan wel honderden miljoenen Chinezen en Japanners' Vader: 'Die moeten dan door dat gespuis hier worden tegengehouden?' (vader maakt plotseling kreunend geluid, laat dakpan vallen) Gerrit(bezorgd): 'Is er iets met je Arie' (kreunen gaat even door) Vader: 'Het is alweer voorbij' Gerrit: 'Het is goed dat je besloten hebt naar het ziekenhuis te gaan' Vader: 'Ja.... Vader: 'We hebben het ergste gehad, geloof ik' 26B. INT. AVOND HUISKAMER GERRIT EN SJAAN - Roddel - (Vader en Gerrit komen huis weer binnen, deur opent zich, vallen in gesprek van vrouwen die gesempt praten over) Sjaan: '....ik begrijp niet wat hij in haar ziet, die vrouw heeft vijf kinderen en de groenten boer.... Gerrit: 'Ja, laten we het eens hebben over Saar en de groentenboer' (besmuikt gelach) Moeder(gegeneerd): 'Ze gaan maar door, het duurt al maanden' Sjaan: 'Terwijl hij toch zo'n aardige vrouw heeft' Moeder: 'Hij heeft geen fatsoen, Saar is nog erger' Sjaan: 'Zelfs Nellie begon er een keer over' Moeder(dempt stem): 'Simon heeft ze in een nis van de kerk gezien. Vreselijk' Sjaan: 'Vijf kinderen en een vent die niks doet' Moeder: 'De ouderlingen zijn er geweest, de dominee, ze gaan gewoon door' Sjaan: 'De fabrikant bemoeit zich er nu mee' Moeder: 'Echt..? Wist je dat Arie?' Vader: 'De groentenboer heeft schuld bij De Winter, dat weet ik' Moeder: 'O, dan zie ik al wat er gaat gebeuren... Sjaan: 'Wat dan?' Moeder: 'Let maar op, straks gaat de groentenboer failliet' Gerrit: 'Waar bemoeit die fabrikant zich mee. Ik zeg maar zo, een vuur dat brand moet je laten uitwoeden' (besmuikt gelach) Vader(ernstig): 'Elk vuur houdt een keer op met branden' (er valt een stilte over diepere betekenis die begrepen wordt) Simon(verteller): 'Een paar dagen later ging mijn vader voor onderzoek naar het ziekenhuis. Enige tijd daarna werd hij opgenomen. We reisden met de stoomtram heen en weer. Mijn vader werd steeds stiller, mijn moeder verdrietiger. Er volgde nog operatie. Het proces werd er door ver- sneld. De artsen zwegen. Mijn vader klampte zich vast aan hoop en later, toen hij alle tekenen begrepen had, aan geloof in een wonder. Na drie weken kwam hij thuis. Hij lag stil en verwonderd in de al- koof. Hij was mild en wilde zich verzoenen met zijn schaarse vijanden' 27. INT.AVOND HUISKAMER - Vader is ziek - (in de huiskamer) Moeder: 'Waarom hij' Tante Bet: 'Gods wegen zijn ondoorgrondelijk' Moeder: 'De kinderen hebben hem nodig Ik kan hem niet missen' Tante Bet: 'God wil hem hebben' Moeder: 'God is een egoist' Simon(verteller): ' 's Avonds op mijn zolderkamer hoorde ik moeder en Trix huilen. Zacht en onderdrukt. Ik besefte dat er verschrikkelijke dingen zouden gaan gebeuren maar ik doorgrondde ze niet. De dood, die nog steeds niet bij naam genoemd werd, was voor mij eerder een spannende reis naar het onbekende, dan het ultieme einde. Ik zat naast zijn bed. Hij was al bijna te zwak voor woorden. Hij vroeg me voor te lezen uit Jacqueline van der Waals. Simon: 'Ik keek in de gouden heerlijkheid Van een najaarslaan, Het was of ik gouden deuren wijd Zag openstaan Het werd mij, toen ik binnen ging Of ik door gouden gewelven liep Ik aarzelde even, ik ademde diep Diep van verwondering.... Vader: 'Simon' Simon: 'Papa' Vader: 'Weet je nog...toen...die windhoos' Simon: 'We waren allebei bang he' Vader: 'Ja...' Simon: 'Bent u nu weer bang?' Vader: 'Nu niet meer..' Simon: 'Omdat u een engel wordt.... Vader: 'Misschien....lees maaar.. Simon: 'Ik zag aan het einde van mijn pad een kleine ronde poort, als blauw saffier in goud gevat en haastig vol verlangen trad ik door de gangen voort Ik dacht: 'Als bij mijn aankomst wijd die poorten open staan in welk een grote heerlijkheid zal ik dan binnengaan Indien van goud de gangen zijn... (stem tempert en verdwijnt langzaam) Simon(verteller): 'Op het laatst deden geluiden hem zoveel pijn, dat de straat voor het huis werd afgesloten voor verkeer. In een nacht ontwaakte ik door gehuil van tomeloos verdriet' 28. INT. OCHTEND HUISKAMER - aan het sterfbed - (Simon 's vroeg in de ochtend in de kamer naast het bed van de overleden vader, rust en stiltes. Simon is alleen en praat met vader) Simon: 'Papa...' Simon: 'U bent niet echt dood he...' Simon: 'U kan mij toch zien... Simon: 'Is het fijn om onzichtbaar te zijn... Simon: 'U kunt mij wel zien, ik u niet, gek is dat he... Tante Bet(komt binnen): 'Simon, kom, papa kan je niet meer horen' Simon: 'Hij hoort me wel' Tante Bet: 'Jongen, je vader is nu in de hemel' Simon(boos): 'De hemel is hiér, papa is hier' Simon(verteller): 'Ik zag de wanhoop van mijn moeder en ik hoorde het huilen van Trix. Maar zelf voelde ik eerder nieuwsgierigheid dan verdriet. Ik was dertien en reageerde dwars en obstinaat op het mede- lijden dat de omgeving toonde' 29.INT. DAG HUISKAMER - voor de begrafenis - (luiden van de klok, gedempt praten van bezoek) Tante Bet: 'Simon, weet je het echt zeker' Simon: 'Ik ga niet mee' Tante Bet: 'Ik wil niet dat je later spijt hebt' Simon: 'Ik krijg nooit spijt' Tante Bet: 'De begrafenis is het laatste wat je voor je vader kan doen' Simon: 'Hij is niet dood, hij blijft hier' Moeder: 'Laat hem maar, het is nog zo'n kind. Hij beseft het nog niet (rumoer van schuifelende mensen, klokgelui sterft weg) - Wanhoop en dreiging - Simon(verteller): 'Eerst waren er nog de fantasie en het mede- leven. Later kwamen de gevoelens van onrechtvaardigheid, dreiging en verongelijkt- heid. Mijn vader was echt dood, hij had mij écht verlaten. 30 INT. DAG SLAAPKAMER SIMON - Karel is terug - (Radiogeluiden over oorlog in Korea, ongeveer augustus 1952 eventueel mixen met herdenking Nederlandse slachtoffers 19/3- /51) Beliam: (komt hijgend binnen): 'Karel is terug uit Korea' Simon(bitter): 'Dat heeft hij geluk gehad' Beliam(lachend): 'Karel zegt, onkruid vergaat nooit' Simon: 'Je vader zal wel blij zijn' Beliam: 'Hij heeft een onderscheiding van de Amerikanen gekregen' Simon(mompelt zacht): 'Oorlogsmisdadiger wordt held' Beliam: 'Wat zeg je...?' Simon: 'Nee, ik lees iets in Trouw' Beliam(samenzweerderig) 'Hij wil terug voor die Koreaanse meiden, ze doen alles voor een dollar' (Simon zet radio aan, stem radionieuwslezer(zoals eerder): 'is in gevaar komen, zo heeft de minister- president gezegd. Korea.In Korea hebben gisteren de Amerikaanse strijdmachten de stad Pjongjang gebombardeerd. De bevolking werd een kwartier eerder met pamfletten van het bombardement op de hoogte gesteld. Een piloot verklaarde achteraf dat hij nooit eerder zulke zwarte rook had gezien Er werd naar schatting tienduizend liter napalm op de stad uitgegooid' Washington. In de Amerikaanse stad Washington heeft een klein aantal mensen gedemonstcreerd voor het Witte Huis tegen de oorlog in.... Beliam: 'Karel zegt dat de Koreanen heel blij zijn met onze steun tegen het communisme' Sim: 'Zal wel' (Radiogeluid wordt uitgedraaid) Beliam: 'Zullen we bramen gaan plukken. Klaasje en Nellie gaan ook mee' Simon(verrast): 'Gaat Klaasje mee? Beliam: 'Ik weet aan de Haasdijk, bij het aardappelland een heleboel bramen' 31.INT. DAG TRAP - Toffees niet nodig - (beiden lopen de trap af) Simon: 'Wacht' Beliam: 'Wat doe je?' Simon: 'Toffee's Beliam: 'Dat hoeft niet' Simon: 'Jawel' Beliam: 'Klaasje heeft gezegd dat ze nu wel wil' Simon: 'Waarom nu wel?' Beliam: 'Om je vader denk ik' Simon: 'Stomme meid' Beliam: 'Kom nou' 32.EXT. DAG POLDER - Bramen plukken - (buiten in de polder, helder najaarsdag, Simon en Beliam komen van ver aan fietsen, fietsen worden neergezet tegen hek) Nellie: 'Mooie grote, daar aan de slootkant' Klaasje: 'Ga jij maar' Nellie: 'Kom nou, ze zijn heel zoet' Klaasje: 'Ik wil geen schrammen op mijn benen' Nellie: 'Waarom heb je dan ook geen broek aangetrok- ken?' Beliam: 'Wat hoor ik, heb jij geen broek aan. Klaasje: 'Viezerik' Simon: 'Zal ik ze voor je plukken?' Klaasje: 'Ik wil geen bramen' Simon: 'Waarom niet' Klaasje: 'Ik mag ze niet eten van vader' Simon: 'Wat kan er nou mis zijn met bramen' Klaasje: 'Er kan op gespoten zijn' Beliam: 'Hoe weet je vader?' Klaasje: 'Omdat hij het zelf verkoopt' Simon: 'Als het goed is voor de aardappels, kan het toch niet slecht zijn voor bramen' Klaasje: 'Mijn vader zegt dat het gevaarlijk is' Simon(geschrokken): 'Waar is Nellie' Klaasje: 'Net was ze er nog' Simon: 'Ze zal toch niet...' Beliam(roept): 'Nellie, Nellie' Simon(verteller): 'Niemand kende in die jaren de gevaren van DDT en pas ontdekte andere bestrijdingsmiddelen. Er heerste een euforisch geloof over de toe- komst, waarin zelfs ziekten op het veld zouden zijn uitgebannen. Lichtzinnig werden bussen met wit poeder en gele vloeistoffen op het gewas gedumpt. Als een loonspuiter ziek of onwel werd werd hem geadviseerd veel melk te drinken' Simon: 'Nellie, Nellie' Klaasje: 'Ze zit gewoon in de slootkant' Simon(geschrokken): 'Daar ligt ze' Beliam: 'Wat is er met haar' Simon: 'Ze beweegt niet' (geren door struiken en over grond) Simon: 'Nellie!' Beliam: 'Ik geloof dat ze bewusteloos is' Klaasje: 'Ze stelt zich alleen maar aan' Simon: 'We moeten de dokter halen' (boos tegen Klaasje): 'Waarom verkoopt je vader die rotzooi' Simon(verteller): 'Nellie bleef enkele uren bewusteloos - volgens de dokter was ze in coma. Ze kreeg injecties en ging tenslotte braken. Nog jaren daarna rustte een taboe op het zoeken naar bramen aan de rand van een aardappelveld' 33.INT. DAG SLAAPKAMER (Radio, stem polygoonjournaal) 'Op de Eniwetok-eilanden in de Stille Oceaan hebben de Amerikanen gisteren hun eerste waterstofbom tot ontploffing gebracht. Volgens deskundigen is de proef, onder codenaam 'Mike', een groot succes geworden. De waterstofbom, ook wel een superbom genoemd, is vele honderden malen sterker als de atoombom die Hiroshima heeft verwoest en een eind maakte aan de tweede wereldoorlog. Woordvoerders van het Pentagon hebben gezegd dat het bezit van tien water- stofbommen voldoende is om de wereld te contro- leren en te verdedigen tegen het communistische gevaar. In de Verenigde Staten is onder tegenstanders van de proeven grote beroering ontstaan.... (voetstappen op trap, deur gaat open) Moeder: 'Simon, kom nou eens jongen' (op de achtergrond klinkt zacht radio, die door moeder wordt uitgedraaid) Moeder: 'We hebben allemaal verdriet... (zwijgen van Simon) Moeder: 'Je moet je niet zo afzonderen... Simom: 'Waarom niet' Moeder: '...we hebben elkaar nodig... Moeder: '...nu papa er niet meer is ben jij meer nodig dan ooit' Moeder: 'Kom nou, je moet niet naar al die narigheid luisteren' (deur gaat dicht, radio weer aan) '...na de proef met de waterstofbom is één van de eilanden volledig verdwenen. De kernfysicus Robert Oppenheimer, die de vader van de atoombom wordt genoemd, heeft gezegd dat de nieuwe bom de mens in staat stelt de hele mensheid te vernietigen. Hij citeerde daarbij het lied van de Hindoes. 'Ik ben de dood die alles rooft, die de werelden aan het wankelen brengt.' Oppenheimer vertelde over de lichtflits die hij zag na de eerste atoomexplosie: een helwitte vuurbal die aanzwol en de hemel en bergen scheen te bedelven....' Simon(mompelt): 'De aarde en de elementen zullen branden... alles zal door vuur vergaan...' Moeder(vanaf beneden) 'Je maakt jezelf ongelukkig, Simon. Hou op en kom beneden' Simon: 'Wat kan ik dan nog doen?' Moeder: 'Boodschappen rondbrengen. Er is heel veel te doen' 34.INT.AVOND AUTO - Na de dood - (geluid van rijdende kleine bestelauto) Simon(verteller): 'Mijn moeder verlangde dat ik mijn vader zou vervangen. Zelf trok ik me, in de weken na zijn overlijden, het liefst terug op m'n kamer. De enige afleiding gaf me het rijden in de bestelauto. Als het bijna donker werd reed ik door de polder en bracht bestel- lingen rond. Als ik Molenaar tegenkwam, de plaatselijke agent, draaide hij z'n hoofd om. De wet gold niet voor ons, die al genoeg waren aangedaan. Op een avond reed ik over het kerkplein en zag in het licht van de koplampen de vrouw van de groentenboer.(autogeluid verdwijnt) Psalmzin- gend liep ze rondjes rondom de kerk. (geluid van vrouw die psalm 32 zingt): 'Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven. Die van de straf voor eeuwig is ontheven. Wiens wanbedrijf waardoor hij was bevlekt Voor 't heilig oog des Heeren is bedekt Welzalig is de mens wien 't mag gebeuren Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren (stem verdwijnt langzaam) 35.INT. DAG HUISKAMER - Gek geworden - Tante Bet: 'Verschrikkelijk' Moeder: 'Zo'n aardige vrouw' Tante Bet: 'God straft' Moeder: 'Maar wel de verkeerde' Trix: 'Ze is gek geworden. Iedereen op het dorp heeft het erover' Moeder: 'Gek, gek...? (geluid van motor kleine bestelwagen voor de deur, Simon komt binnen) Moeder: 'Je moet niet overmoedig worden' Simon: 'Ik kwam Molenaar tegen' Moeder(schrikt): 'Zie je wel....nu heb je een bon' Simon: 'Hij draaide z'n hoofd om' Moeder(opgelucht): 'Hij mag ons... Trix: '...maar als het die ander was geweest hadden we een bekeuring gehad' Moeder: 'Bemoei jij er nou niet mee' (winkelbel gaat, Trix praat in winkel met ouderling De Winter, Trix komt huiskamer binnen) Simon: 'Ik kan toch niet met drie dozen op de fiets... Moeder: 'Dan rijd je maar drie keer' Moeder: 'Nu nog klanten?' Trix(zacht): 'De Winter, mama... Moeder: 'Wat wil hij...? Trix: 'Hij wil u even alleen spreken' Moeder: 'Mij, wat wil die man. Hier, pak m'n schort' (kamt haar, geritsel van kleren, verlaat huiskamer, in de winkel zachte stemmen van moeder en De Winter:) Moeder: 'Dag De Winter, u wilt me spreken De Winter: 'Ja zuster, u eh, u weet toch van de eh..schuld die uw helaas zo jong overleden man bij mij had' Moeder(kalm): 'Wij hadden geen geheimen voor elkaar, De Winter' De Winter: 'Natuuurlijk zuster, iedereen wist hoe dicht u bij elkaar stond.Ik ben helaas genoodzaakt - u weet misschien dat ik aan het uitbreiden ben, dat vergt allemaal veel, veel geld - ik ben helaas daardoor verplicht die lening op te zeggen. Ik wil u natuurlijk wel enig respijt geven maar laten we zeggen aan het eind van het jaar wil ik toch wel de beschikking krijgen over het geld....' (na 'ik ben helaas genoodzaakt' gaan stemmen nog meer verva- gen, inmiddels in de huiskamer) Simon: 'Moet je weer stiekem luisteren...' Trix: 'Stil...ik wil het weten' Simon(zacht): 'Waar gaat het over' Trix: '...over geld.....' Tante Bet: 'Trix ga bij die deur vandaan' (De deur van de winkel naar buiten slaat dicht, moeder kmomt kamer binnen, ze huilt) Simon: 'Wat moest hij' Trix: 'Waarom huilt u' Tante Bet: 'Elisabeth, sterk zijn' Moeder: 'De Winter... Simon: 'Is het om Klaasje?' Moeder: 'De Winter wil dat ik betaal' Tante Bet: 'Dat je betaalt, nu?' Trix(paniek): 'Mam, gaan we nu failliet?' Simon(cynisch): '...broeder De Winter...' Tante Bet: 'Stil, dat heeft er niets mee te maken' Trix: 'Is het veel?' Moeder(beheerst): 'Arie had me al gezegd dat het kon gebeuren. Ik geloofde hem niet' Trix: 'Hebben we het geld' Moeder: 'Dat is het niet. Maar ik vind het zo erg dat die man ons niet vertrouwt' Simon: 'Waarom?' Moeder: 'Hij heeft het geld zelf nodig, zegt hij' Simon: 'Zeker om gif te kopen' Simon(verteller): 'Ik voelde nog de woede over alle onrechtvaardigheid. Het hele dorp, de hele wereld stonk naar bederf. Niet het goede, zoals de dominee zei, maar het kwaad dat de fabrikant aanrichtte overwon. De groentenboer ging failliet nadat De Winter hem niet meer wilde bevoorraden en zijn geld terugeiste. De vrouw van de groentenboer ging tijdens een zware onweersbui als engel verkleed door het dorp en kondigde de jongste dag aan. De man van Saar kon de schande en de stigmatisering van zijn gezin niet langer verdragen, en wierp zich in de zaag- machine van zijn timmermanswinkel. Ik zag in de krant verschrikkelijke beelden van napalmslachtoffers in Korea. De eerste keer dat ik televisie keek bij Beliam's ouders, steeg op het scherm een paddestoel omhoog in de Nevada-woestijn. (flarden gedragen muziek, Kathleen Ferrier?) Simon(monologue interieur): 'Was het verdriet over m'n vader? Was het omdat ik m'n onschuld verloor? Of had het te maken met onbestemde gevoelens over nog meer dreiging? Ineens haatte ik m'n na‹eve fantasieën over onzichtbaarheid. De enige manier om te verdwijnen was me af te keren van mensen. En er kwam een dof gevoel over me van onverschilligheid en afkeer' 36.INT.DAG WINKEL - Storm op komst - (Radioberichten met stormmeldingen van 2 februari, nieuwsuit- zendingen na 17.00 hadden hoog watermeldingen) Simon(verteller): 'Toen naderde, op zaterdagmiddag 2 februari, uit het noord-noordwesten, met een snelheid van 180 km per uur, een orkaan' (storm, zwiepende telefoondraden, regen) (Simon verdwijnt mopperend, Sjaan de vriendin van moeder komt binnen) Sjaan: 'Meid wat een wind' Moeder: 'Ik moet steeds aan die laatste keer denken' Sjaan: 'Ik zei het vanmiddag nog tegen Gerrit' Moeder(met tranen): 'Arie wist het toen al dat we de laatste keer bij jullie waren' Sjaan: 'Gaat het met je?' Moeder: 'Het is niet gemakkelijk Sjaan' Sjaan: 'Je moet gauw komen. Moeder: 'Volgende week, ik beloof het' (Simon komt winkel binnen) Moeder: 'Is alles nu weg?' Simon: 'Alleen nog naar Huis en Hof' Moeder: 'Ik ben blij dat het erop zit' Simon: 'Ik kom er niet tegenop. Zal ik even met de auto gaan' Moeder: 'Je gaat met de fiets' (Simon verdwijnt mopperend) Sjaan: 'Het lijkt wel of het steeds harder gaat waaien' Moeder: 'Pas maar op, het is al bijna donker' Sjaan: 'Ik heb voor de wind' (deur winkel slaat dicht) 37.EXT.AVOND POLDERWEG - Op de fiets; ratten - (Simon, buiten lopend naast zijn fiets, storm raast om hem heen) Simon(hijgend): '...en dat voor een pak koffie en een pond suiker.... Sjaan(passeert op fiets, roept in voorbijgaan): 'Simon! Jullie komen volgende week' Simon(roept): 'Hoe is het met Nellie?' Sjaan(half verstaanbaar): 'Ze wacht al.........je' Simon(in zichzelf): 'Ze is in elk geval heel wat aardiger dan Klaasje met die rot vader.... (passerende man): 'Jongen oppassen, d'r ligt ginds een telefoon- paal om' Simon(in zichzelf): 'Ik zie bijna niks....gedver, ratten... kkssss...'t lijkt wel een heel nest' (uit de verte waaien flarden geluiden van luidende klok tege- moet) Simon: 'Acht uur al...' 38.INT. AVOND KEUKEN (geluid radio, nieuwsuitzending om half elf op 31 januari. KNMI meldt dan noordwesterstorm: 'Boven het noordelijk en westelijk deel van de Noordzee woedt een zware storm tussen noodwest en noord......... (Simon komt thuis) Moeder(ongerust): 'Ik dacht dat je in de sloot was gewaaid' Simon: 'Ik heb alles moeten lopen' Moeder: 'Ik voel me zo gejaagd..., net alsof er weer iets ergs gaat gebeuren' Trix: 'Erger dan toen kan niet meer' Simon: 'Zo gek.., ik zag allemaal ratten bij de dijk' (geluid radio) 'Het stormveld breidt zich uit over het zuide- lijk en oostelijk deel van de Noordzee.Verwacht mag worden ....'(over deze tekst heen stemmen : Trix: 'Ik denk niet dat ik veel zal slapen met al die herrie' Moeder: 'De wind gaat vannacht wel liggen' Radiouitzending weer luid(letterlijke tekst): '....dat de storm de gehele nacht zal voortdu- ren. In verband daarmee werden vanmiddag om half zes de groepen Rotterdam, Willemstad en Bergen op Zoom gewaarschuwd voor gevaarlijk hoog water' Simon: 'Ik ga morgen uitslapen' Moeder: 'Maar je gaat wel naar de kerk' (stilte in huis, storm wordt nog steeds sterker, dakpannen rammelen, deuren en ramen trillen) 39.INT. NACHT SLAAPKAMER SIMON - de dijk gebroken - Simon(verteller): 'Achteraf was misschien wel het opmerkelijkst dat ik geen moment bang was. Dat ik niets ver- moedde. Dat niemand iets vermoedde over wat er zou kunnen gaan gebeuren. Die nacht liep om kwart over vier het water over de rivierdijk de polder binnen. Een uur later brak de zeedijk en was het dorp van drie kanten door snel stijgend water omgeven. Op het telefoonkantoor probeerden telefonistes wanhopig contact te krijgen met de buitenwe- reld. Helaas, zo rapporterde de burgemeester later, bleken de garnizoenscommando's in Dordrecht en Rotterdam onbereikbaar. Iedereen sliep' (geluid van kleppende kerkklok, geluid dat sterker en zwakker wordt door wind - storm is nu orkaan) Moeder: 'Simon, Simon' Simon(onverstaanbaar gemompel) Moeder: 'Opstaan' (buiten klinken verwarde stemmen, er wordt op ramen gebonsd) Simon(schrik): 'De klok klept! Er is brand! Trix: 'Waar?' (Simon springt bed uit, kleedt zich haastig aan en rent - gevolgd door moeder en Trix, naar beneden. Deur naar buiten wordt geopend, klokgelui en storm wordt luider , zwiepende draden van electriciteits- en telefoondraden) 40 EXT.NACHT STRAAT - de polder staat blabk - Moeder(roept): 'Wat is er aan de hand?' Buurman: 'De polder is ondergelopen' (geluid van gutsend water door de goot voor het huis) Simon: 'De goot loopt over, zie je wel: ratten' Moeder: 'Komt het hier?' Buurman: 'Ik zou de kelder maar leeghalen' Moeder: 'Simon, zet in elk geval de margarine op zolder' 41.INT. NACHT TRAP/KELDER/ZOLDER - Margarine - (Simon en Trix gaan keldertrap af en brengen dozen via trap naar zolder) Simon: 'Acht dozen, nog meer?' Moeder: 'Laat de rest maar staan, zo hoog komt het niet' Simon(verteller): 'Het gebeurde wel eens dat bij een zware on- weersbui de kelder onderliep of een gedeelte van de schuur onder water kwam te staan. Zo, dachten we, zou het nu weer gaan. Niemand besefte toen nog de ernst van de situatie. Misschien dat het water over de dijken zou kunnen stromen. Maar dat de dijken konden breken kon niemand geloven' (buiten, zware stem van ouderling/wethouder Bongers) klok blijft kleppen, Simon en moeder gaan naar buiten) 42.EXT. NACHT STRAAT Buurman(roepend): 'Is er gevaar?' Wethouder: 'De dijken lopen over. De polder staat vol. Iedereen moet naar het dorp' Simon(verteller): 'Ineens doemde hij op uit het duister van het plein. Een vierkante, kaarsrechte man in hoge laarzen met een stormlamp. Het was wethouder Bongers. Voor het eerst voelde ik sympathie voor hem. Streng, maar rechtvaardig en nu bewust van zijn verantwoordelijkheid. Hij riep, bonsde op deuren en ramen, gooide stenen op de daken en schudde het dorp wakker. Ik wist dat er iets ergs zou gebeuren maar voelde me tegelijk wonderlijk gerust' Moeder: 'Wij ook?' Wethouder: 'Iedereen zeg ik' Buurman: 'Wat kan ik doen?' Wethouder: 'Ga naar de molen voor het dijkleger' Buurman: 'Is het verlaat al dicht?' Wethouder: 'Het komt er overheen. Er is een gat in de zeedijk. De toestand is kritiek' Trix(huilend): 'We verdrinken...' Simon(in zichzelf): ...gewassen van alle bederf... (geluid van zware man in laarzen, wadend door enkele centime- ters water over de straat, dat verdwijnt. Zijn stem wordt enkele tientallen meters verder met dezezlfde boodschap weer gehoord) (geluid van vallende dakpannen) Moeder: 'Wat zullen we doen' Buurman: 'Direct vertrekken. Ik ga naar de molen' Wethouder(vanuit de verte): 'Het water komt. Iedereen naar het dorp.... Simon(verteller): 'Als een schim verdween hij in de duisternis. Het was de laatste keer dat ik hem zag. Zeshonderd meter verder zette hij de sirene van de vlasfabriek in werking. Pas toen keerde hij zich om en ging, met de wind in de rug en wadend over het water op de Dwarsweg, in draf naar huis om zijn vrouw en negen kinderen in veiligheid te brengen' (geluiden als eerder, verwarde stemmen) Trix(in paniek): 'We verdrinken...' Moeder: 'Het kistje met de papieren, de portefeuil- le....' Simon: '...heel de straat staat al blank... (Simon rent huis in en uit) Moeder(huilend): 'Was Arie er nu nog maar... Simon: 'In de auto... Trix: 'Dat mag niet..' Moeder(beslist): 'Simon rijdt' (schuurdeur die knarsend wordt opengetrokken) Moeder: 'Wat doe je nou? Simon(hijgend en sjouwend): '...drie kisten eieren, ik neem ze mee... Moeder(boos): '..laat dat..., schiet op... (geluid van kolkend water, deur auto wordt dichtgeslagen, nog een deur, auto start, wegrijdende auto) 43.INT. OCHTEND AUTO - In de auto - Trix(paniek): 'Hij rijdt ons dood... Moeder: 'Hou je mond...' (auto moeizaam door water, klok is opgehouden met kleppen, wind is iets minder geworden) Simon(gespannen): '...ik zie niemand meer...' Moeder: '... pas op, koeien...' Trix: '...we halen het niet... Simon(verteller): 'Ik kende op dat moment zelfs geen verbazing. Het leek alsof het water er altijd was geweest. Als in een droom laveerde ik tussen de koeien, die waren losgesneden uit de stal. Ik ontweek een mesthoop die was gaan drijven, een spekton rolde bonkend tegen de auto aan. In de verte, in de schemer van de ochtend zwaaide een man die tot in middel in het water stond, dat ik terug moest' Moeder(luid) : '...ginds staat de dokter...' Trix: '... naast z'n auto, hij zwaait... Simon: '...we moeten terug, het is daar te diep' (auto die in achteruit wordt gezet en draait) Simon(verteller): 'Ongeveer op dat moment brak het water uit zeven gaten in de zeedijk. Vanuit de de verte naderde een anderhalve meter hoge muur van water die mensen meesleurde, huizen verwoeste, en het land bedolf. Ik hoorde een ruisend geluid dat overging in geraas. Ik beleefde het als in een droom. Alsof het ging om een machtig slottoneel aan het eind van een periode van rampspoed en bederf. Alsof alle vuilheid werd weggewassen' (bruisend geluid, motor slaat af, Trix die biddend achter in auto zit) Trix(bibberend): 'Here, here, here, help alstublieft, help Simon: ...o god.... (startend geluid, motor slaat weer aan) Moeder(roept): 'Wat doe je nou?' Simon: 'Ik neem het lange slob, daar is het hoger' (gegier van motor die op hoge toeren draait) Trix: 'We halen het niet' Moeder: 'Doorgaan, doorgaan..., heer help ons' Simon: 'Hou vol....motor, hou vol... Simon(verteller): 'We waren de laatste die de kom van het dorp bereikten. Verdwaasd zitten we uren lang zwijgend in de auto. Rondom ons huilende mensen ontreddering en angstige spanning. De eerste dode koeien spoelden aan met vreemd opgezwollen buiken. Pas veel later zouden we horen hoe - op het moment dat wij met achter ons de oprijzende muur van water het dorp bereikten - de wethouder met zijn vrouw en zes kinderen in een gat van de dijk liepen en verdronken. Hoe mensen op hun vlucht en in slaap werden verrast en omkwamen. We stonden pal tegenover het huis van fabrikant De Winter. Moe, hongerig, verslagen' (zittend in de auto, rondom het geluid van loeiende koeien en heen en weer lopende mensen) Man(1): '...wie heeft mijn vrouw gezien, wie heeft... Man(2): '...ik werd opgetild en meegesleurd.... Vrouw(1) '...Bongers zei dat we naar het dorp moesten, hij heeft ons gered... Vrouw(2) '...we zijn gestraft, dit is een straf... Man(1) '...alles is weg, alles is weg... Man(2) '...ik kon me vastklampen aan een balk en toen ... Vrouw(2) '...het is een zondvloed, een zondvloed... Moeder: 'Alles kwijt...' Simon(pijnlijk getroffen: '...kijk, broeder De Winter.... Moeder: '...nu begrijp ik waarom Arie zo vroeg heen moest gaan.... Trix: '...kijk niet zo, laat die mensen..' Moeder: '...dit is hem allemaal bespaard gebleven...' Simon(kwaad): '...Alles gaat daar gewoon door...' Trix: '...laat ze.... Simon(smalend): '..broeder de Winter, zelfs de servetten liggen op tafel... Moeder: '..Hoe zou het met Sjaan en Gerrit zijn?' Trix: '...en met Klaasje en Gert...' Simon: 'Nu gaat hij ook nog uit de bijbel lezen' Simon(mompelend): 'De ratten overleven alles' (deur auto gaat open en dicht) 44 EXT.DAG ROEIBOOT Simon(verteller): Ik herinner me hoe ik die middag met Beliam over een stuk dijk liep naar de molen, die gespaard was gebleven. Overal rondom ons was water. Mensen zwaaiden vanaf zolders en daken van ondergelopen huizen met lakens. Tegen de dijk lag wrakhout en honderden lijken van paarden en koeien. En met een schok herkende ik de restanten van de barak waarin Gerrit, Sjaan, Gert en Klaasje hadden gewoond' (geluid van een roeiboot, roeispanen die traag in water gaan,- stil en vredig -) Simon: 'Het lijkt wel of alles veranderd is' Beliam: 'Dat komt door al die troep en modder' Simon: 'Dat bedoel ik niet' Beliam: 'Alles is kaal' Simon: 'Je begrijpt me niet' Beliam: 'Wat niet?' Simon: 'Het is net alsof ik dit voor het eerst zie' Beliam: 'Dat komt omdat je een tijd geëvacueerd bent geweest' Simon(ongeduldig): 'Nee, 't is anders, alsof ik alles nu met andere ogen zie' (stilte) Simon: 'Het is al drie maanden geleden' Beliam: 'Het duurt nog jaren voor alles opgeruimd is' Simon(verteller): 'Pas weken later werden hun lichamen gevonden. Sjaan had nog haastig een wintermantel aangetrokken. Gerrit en de kinderen waren in pyama's. De watervloed moet hun houten huis hebben opgetild en neergesmeten. (klokgelui, roeien) Simon: '...alsof alles sterker is geworden,dieper..' Beliam: 'Er ligt hier van alles' (stilte) Beliam: 'Wat een rotzooi' Simon(verteller): 'De verbondenheid en harmonie op het dorp duurden maar even. Er ontstonden conflicten over de verdeling van geschonken goederen. De taxateurs van het rampenfonds kwamen tientallen keren opgaven tegen van dezelfde verloren bromfiets en dezelfde naaimachine. Cynici hadden een nieuw gebed bedacht: 'O here geef ons heden ons daaglijks brood en ieder jaar een waters- nood. Beliam: '..en die stank... Simon: '...Wat is dat....? Beliam: '...waar...' Simon: ' ginds tussen die spruiten' Beliam: '...een pop, een grote pop... (boot stoot tegen de oever) Simon: 'Ik ga kijken, wacht...' (geluid van rennen) Beliam: 'Wat is het...?' Simon: '....Ooh....' Beliam: '...zeg het nou...' Simon(komt terug, huilt) Beliam: '...is het....?' Simon: 'het is geen pop, het is een kind' Simon(verteller): 'Het was het jongste kind van de wethouder. Ik sprong in de boot en roeide in een waas van tranen naar de brug, waarover de weg naar het dorp ging. Roepend, schreeuwend. En plot- seling was daar Molenaar, de agent die me nooit had willen bekeuren. Hij ging op de plaats zitten waar Beliam had gezeten en ik roeide hem naar de plaats waar het lijkje lag. Toen we terug gingen stond hij achter mij en hield me vast. En ik herinner me wat hij zei toen hij op de wal stapte. Hij zei, jongen je hebt te veel gezien om nog een kind te zijn. (klokgelui)