Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars
Izzy F.Stone, journalist 1907-1989, editor I.F.Stone’s weekly: ‘Alle regeringen worden geleid door leugenaars

Aannemers zijn niet melaats, maar het is beter dat een wethouder niet met hen praat

De uitkomst van het onderzoek naar de bouwfraude laat overal sporen achter. Gemeenten als Arnhem, Utrecht en Scheemda willen geld terug van bouwbedrijven die hun te hoge bedragen in rekening brachten. Hoorn heeft laten weten een eigen gedragscode te zullen opstellen om ongewenst gedrag bij aanbestedingen te voorkomen. De VNG herinnert aan de handreiking die dit jaar zal verschijnen om de gemeenten bij te staan bij het opstellen van een nota aanbesteden. Amsterdam coquetteert met een eigen screeningsbureau waardoor alle rotte appelen uit de mand vallen. Rotterdam beveelt haar ingenieursbureau en grote kennis van zaken aan om slinkse activiteiten tegen te gaan. En Maastricht zegt dat ze het altijd al geweten heeft en daardoor de slimste van alle is. In 1992, na een ontdekking van illegale practijken door een bouwkartel, besloot het gemeentebestuur al over te gaan tot open concurrentie. Maar doorgrondde de stad ook de praktijk van voor-vooroverleg? Aarzelend worden overal oplossingen bedacht om in de toekomst verschoond te blijven van dubieuze aannemerspractijken. Zoals geen zwarte lijsten met gebrandmerkte dubieuze aannemers, maar witte lijsten met namen van bouwbedrijven die goed gedrag vertonen. Eén wethouder in het college die verantwoordelijk is voor álle aanbestedingen. Eén centrale opslagplaats met alle gegevens over aanbestedingen, bouwers, bedragen over een reeks van jaren zodat een patroon zichtbaar wordt. Weg met de rekenvergoedingen. Een groter accent op integriteit. Meer zakelijkheid en professionaliteit. Te lang zijn bouwers gekoesterd en verwend. De overheid dient eindelijk eens te erkennen dat de bouwnijverheid een gewoon bedrijfstak is net als alle andere.
‘Maar ja, als mensen ontzettend slim dingen in elkaar steken dan kom je daar toch niet achter.

Op het gemeentehuis moet scheiding zijn van wetgeving, van bouwopdrachten en bouwvergunningen.

door Rudie van Meurs

Het werk van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid wordt overwegend prijzend beschouwd. Hoogleraar Hugo Priemus noemt de verhoren ‘zeer de moeite waard’ maar voegt daar onmiddellijk aan toe: ‘Het enige echte zwakke hoofdstuk gaat over de Vinex-locaties. Daar is veel onzin over uitgekraamd en daar is de commissie volgens mij niets wijzer van geworden.’
Dat hoofdstuk betreft toch snel enige honderdduizenden woningen.

Wethouder Geert D. Dales(VVD) uit Amsterdam roemt het ‘degelijke’ werk van het parlementair onderzoek en zegt ‘enorm geschrokken’ te zijn: ‘De bouwwereld neigt structureel naar kartelvorming en op grote schaal worden de regels niet nageleefd’. Hij is zelf twee keer door de commissie ondervraagd en ervoer dat het in de besloten zitting er harder naar toeging dan in de openbare. Hij heeft uitvoerig verteld over de reden waarom Amsterdam zo laat naar de Nederlandse Mededingingsautoriteit(NMA) ging met die mysterieuze mail van bouwbedrijf Heijmans aan Solétanche over de noord-zuid lijn van de metro: ‘Maar daar hebben ze zich niets aan gelegen laten liggen. Die opmerking die er nu staat dat wij eerder naar de NMA hadden moeten gaan vind ik echt volstrekte onzin. Een gevaarlijke tekst zelfs. Je moet daar als overheid heel voorzichtig mee omgaan. Als je te vroeg de NMA inschakelt, beschadig je je relatie met de bouwer. Je moet voldoende materiaal in handen hebben, anders loop je later het risico op forse claims.’ Ronduit gepikeerd is hij over de opmerking van de enquêtecommissie dat Amsterdam over onvoldoende kennis van de bouwmarkt beschikt. Die gebrekkige kennis zou er de oorzaak van zijn dat de (voorlopige) kosten van de noord-zuidlijn van de metro dertig procent stegen – tot 1.4 miljard. Een beetje bits: ‘Als iemand precies de ontwikkelingen van de markt kan voorspellen en geweten had hoe in het er in 2002 voor zou staan – dan moet die onmiddellijk bij de gemeente Amsterdam in dienst komen. Zal ik eens flauw zijn? De enquêtecommissie had de kosten van de verhoren geraamd op één miljoen. Het werd ruim twee miljoen. Een overschrijding van meer dan honderd procent.’

Vanuit Rotterdam wordt minzaam het slagveld bekeken dat met de verhoren is aangericht. De stad komt in het rapport nauwelijks aan de orde. De inbreng van Rotterdam bleef beperkt tot voornamelijk wetenschappelijke uitleg. Wethouder Lucas Bolsius(CDA) zegt vergenoegd: ‘Het is eigenlijk allemaal zo simpel als alles goed georganiseerd is en de organisatie goed verankerd ligt. Onlangs is hier de Beneluxlijn opgeleverd, een project vergelijkbaar met de noord-zuid lijn in Amsterdam. Heeft iemand iets teruggelezen over het aanbesteden van die Beneluxlijn? We hebben sterk de indruk dat we hier in Rotterdam de zaken goed geregeld hebben.’ Het louche café
De opdracht aan de enquêtecommissie was, eerlijk gezegd, een beetje laat. En algemeen mankeerde er veel aan het historisch geheugen. Dat van dr. ir. Hugo Priemus, hoogleraar volkshuisvesting van de Technische Universiteit in Delft, is nog goed. Hij herinnert zich moeiteloos de proefschriften van de heren Hendriks en Twijnstra uit de jaren vijftig: ‘Toen ik student was moest ik die doornemen. Twijnstra ging zelfs met een prachtige lezing door het land en dan begon hij zijn verhaal altijd met een louche café ergens in een havenbuurt waar vertegenwoordigers van bouwbedrijven bijeen kwamen voor overleg. Twijnstra vertelde dan over de rekenvergoedingen die afgesproken werden en de formule die ze hanteerden. Er was ook een keurige formule gemaakt voor een zogenaamde prijsverbetering. Er was niets geheimzinnigs aan, alleen was het café een beetje louche. Later hoorde ik dat er ook vóór-overleg bestond en vóór- vóór-overleg. Daar viel vanzelfsprekend geen greep op te krijgen.’ Ook in Rotterdam zijn herinneringen bewaard. De algemeen directeur van gemeentewerken ir. Kees de Wijs, die wethouder Bolsius secondeert, weet nog hoe hij in de jaren tachtig vanuit de bouwnijverheid ‘regelmatig op z’n donder kreeg’ omdat hij veel te streng was voor de aannemers. Hij ergerde zich zo aan alle afspraken en overleg in de bouwnijverheid, dat hij in 1992 in Brussel een melding deponeerde over de ontoelaatbare handelswijze van de aannemers: ‘Wij vonden dat de rekenvergoedingen die de aannemers wilden veel te ruim werden toegepast. Wij waren het ook volstrekt oneens met het voor-overleg dat de bouw hield. Wij zeiden, vooroverleg mag mits wij erbij mogen zitten. Rekenvergoedingen prima, we willlen ze graag betalen mits wij zelf mogen uitmaken wanneer en hoeveel. Wij kregen binnen de kortste tijd ruzie met het hele land inclusief met de ambtenaren en de politiek in Den Haag. Dat Brussel toen zo hard heeft toegeslagen, in één klap alles verboden heeft en bovendien een boete van vijftig miljoen oplegde aan de verzamelde aannemers, daarvan durfden we niet te dromen.’
Zo begon de ondermijning van het kartel in Rotterdam.

Na de melding in Brussel
Het gevolg was een curieuze opstand van gezagsgetrouwen. Bouwers samen met de regering. Eendrachtig in verzet tegen de dwingelandij vanuit Brussel. Hugo Priemus weet het nog precies: ‘Ik maakte in die jaren deel uit van de Raad voor de Volkshuisvesting(Ravo), de voorloper van de Vrom-raad. Wij brachten een advies uit over de gemene practijken in de bouwnijverheid. De bouwers in de Ravo wilden een uitzonderingspositie voor de Nederlandse situatie. Het was toen de Nationale Woningraad die opmerkte dat als wij, opdrachtgevers, ons de kaas van het brood wilden laten eten, we dan de situatie moesten laten voortbestaan zoals die is. Optreden dus tegen die ongewenste situatie, bedoelde de Woningraad. Het ministerie van volkshuisvesting was het daar mee oneens. Die vond de bouwnijverheid een heel bijzondere bedrijfstak waarvoor een uitzonderingspositie moest gelden. Het mocht niet helpen. In 1995 bepaalde het Europese Hof dat de (door Rotterdam geïnspireerde) Europese regels ook voor Nederland dienden te gelden.
Erg fanatiek werden ze niet nageleefd. Priemus: ‘Toen ik klokkenluider Ad Bos op de televisie zag met de schaduwboekhouding van Koop-Tjuchem dacht ik, verrek dat komt me bekend voor. Alles is dus gewoon doorgegaan sinds 1995.’

Kees de Wijs is nog steeds een beetje verwonderd over wat na zijn melding in Brussel gebeurde. Boze aannemers hand in hand met Haagse politici en ministers tegen het afschaffen van rekenvergoedingen, overleg en priveleges voor de bouwnijverheid: ‘Eigenlijk bestaat tot op de dag van vandaag de oude praktijk nog steeds. Omdat het ónrechtvaardig was van Brussel een eind te maken aan bestaande praktijken, is het réchtvaardig dat wij doorgaan op de oude manier, zo redeneerden de bouwers. Zo rechtvaardigt iedereen zijn afwijkend handelen als dat zo uitkomt.’

Onhandige vermenging
Eind vorig jaar sprak Hugo Priemus met Henk Kamp, de demissionaire minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeleid(Vrom). Beiden waren het er over eens dat de oplossing van de enquêtecommissie om zo’n beetje alle macht te geven aan het ministerie van Vrom in in de zorg voor de bouwnijverheid, geen goed idee is. Priemus: ‘Kamp vroeg zich af op welke manier hij nou inhoud moest geven aan wat de commissie wil. Ik heb toen gesuggereerd, want je moet immers iedereen helpen als dat kan, laat het ministerie van Economische Zaken zich richten op de handhaving. Dat ministerie blijft immers verantwoordelijk voor de Mededingingswet en de NMA. Laat de relaties met de grond- weg- en waterbouw vooral over aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat Het zou goed zijn als vervolgens het ministerie van Vrom de eindjes van de verschillende departementen bij elkaar brengt en met name let op de bouwprognoses, de ontwikkeling van het bouwbeleid en de veranderende cultuur in de bouw. Natuurlijk is het bedrijfsleven de eerst verantwoordelijke. Maar als Vrom met specifieke deskundigheid kan helpen, waarom niet?’
Kamp en Priemus zijn het bovendien eens over de constatering dat de bouw een gewoon bedrijf is die net als ieder ander valt onder de mededingingswetgeving. Ze delen de oproep van de enquêtecommissie voor nieuwe zakelijkheid. ‘De relatie van de overheid als opdrachtgever van bouwwerken, met de bouwnijverheid was immers wel heel erg close. Daar komen ook die prachtige worden smeren en feteren vandaan.’
De overheid, weet Priemus, is een ‘veelkoppig monster’. Soms opdrachtgever, soms wet- en regelgever, soms toezichthouder. Het kan geen kwaad die rollen uit elkaar te halen en goed te scheiden. De hoogleraar herinnert zich: ‘Vroeger had je binnen het ministerie van Vrom een directie coördinatie bouwbeleid. Op een gegeven moment dachten ze daar, weet je wat we doen? Bij de Rijksgebouwendienst zitten mensen met verstand van bouw, laten we het bouwbeleid daar onderbrengen. Het gevolg was dat bij een dienst die opdrachten geeft, ook de wet- en regelgeving werd ondergebracht. Dat was een onhandige vermenging van zaken. Ik bedoel, bindt de kat niet op het spek. Natuurlijk zijn bouwers niet melaats, maar het is veel beter dat iedereen de eigen verantwoordelijkheid beter onderscheidt. Voor de gemeenten geldt precies hetzelfde. De brave ambtenaar op het gemeentehuis die een bouwvergunning afgeeft, dient geen enkele boodschap te hebben aan diezelfde gemeente die ook opdrachtgever kan zijn. Houdt dat uit elkaar. Zorg dat voor het publiek en voor de gemeenteraad die zaken transparant zijn. Vermijd dat ambtenaren in compromitterende situaties terecht kunnen komen’

Scheiding van functies
De kamer van de wethouder voor wijk en buitenruimten Lucas Bolsius op het Rotterdamse stadhuis is zo sober en pover ingericht dat een blind paard er geen schade kan doen. Aannemers zouden zich er ernstig onthand voelen. Ze komen hier dan ook niet. Directeur Kees de Wijs van gemeentewerken zegt, wijzend naar zijn chef: ‘Hij praat nooit met aannemers, ik praat nooit met aannemers. Ik heb daar geen zin in en ik heb nog minder zin daar later ooit last van te krijgen. Ik stuur een organisatie aan die op sommige plaatsen contact moét hebben met bouwers. We kennen een nadrukkelijke functiescheiding, wie overlegt en wie beoordeelt.’
Bolsius: ‘Ik ben niet in staat aanbestedingen te beoordelen, ik ben niet de techneut, ik heb daar mensen voor. Dat is het drama in kleinere gemeenten waar wethouders zich wel met die zaken bezig houden.’
De Wijs doceert dat zijn organisatie steunt op vijf pijlers – de ideale formule voor onafhankelijkheid van een ieder:
– Er dient een deugdelijke administratieve oorganisatie te zijn waar geschreven staat wie wat mag doen en wie niets mag doen. Nooit iets overlaten aan het toeval of aan individuen met eigen meningen want dan krijg je rotzooi.(En terloops bekritiseert De Wijs de provincies waar het vaak aan goede administratie ontbreekt. In bijvoorbeeld Noord-Holland is het een rommeltje, ontbreekt het aan interne controle en zijn ambtenaren niet opgewassen tegen aannemers – zo luidde het mea culpa na intern onderzoek.)
– Er dient interne controle te zijn die voortdurend toeziet of gehandeld wordt overeenkomstig de richtlijnen beschreven in de administratie. Gebeurt dat niet dan zijn alle afspraken loos. – Er dient een afdeling te zijn die verstand heeft van procedureel aanbesteden. Ambtenaren met een specifieke deskundigheid die overigens geen contacten met aannemers onderhouden en niet met aannemers praten.
– Er dient een afdeling te zijn met verstand van de bouwnijverheid. Ambtenaren die op gelijkwaardig niveau met aannemers kunnen praten, zonder een oor aangenaaid te krijgen omdat ze niet weten waarover het gaat.
– Tenslotte zij er scheiding van functies
‘Ja’, zegt De Wijs, ‘we zijn hier in Rotterdam behoorlijk extreem bezig.’
Bolsius herhaalt hoe fatsoenlijk zijn stad wel is en welke mogelijkheden er zoal zijn: ‘Ik heb de beschikking over een ingenieursbureau van duizend man. Overal in de stad en het havengebied wordt dat ingezet. Zodra er dingen zijn waarvan wij het gevoel hebben, dat kan niet, daar is iets mis, dan schromen we niet te rade te gaan bij de NMA of de Economische Controle Dienst. Vanaf 1992 is dat acht keer gebeurd. De grote projecten zoals de Beneluxlijn worden bovendien nog eens extra getoetst door de Bouwdienst van Rijkswaterstaat. Want het rijk wil weten of we fatsoenlijk ramen.’
De Wijs: ‘Zodra uit een inschrijving blijkt dat iets niet klopt, dat de prijzen te hoog zijn dan is het direct red alert. Dan gaan we niet gunnen, nee dat doen we echt niet.’

De Amsterdamse methode
Het geheime wapen van Amsterdam is het bureau Screening en Bewakingsaanpak, alias het bureau SBA. De kamer van wethouder mr.dr.G.D.Dales(financiën en economische zaken) oogt strak en voornaam en wordt beheerd door een kamerbewaarder annex secretaris. De sfeer is er minder ongedwongen dan in Rotterdam. De wethouder spreekt de bezoeker streng toe vanwege het feit dat die zich zes minuten heeft verlaat. Maar overigens deelt hij de mening van zijn Rotterdamse collega dat er distantie dient te zijn ten aanzien van de aannemerij.
De vraag gaat over wat er gebeurt met alle kerstpakketten die het stadhuis bereiken van bevriende relaties. Bijvoorbeeld die van bouwbedrijf Heijmans. Dales reageert koel: ‘Er komt van Heijmans helemaal niks binnen. Ik ken dat bedrijf persoonlijk ook niet. Tot aan 9 oktober vorig jaar, toen het besluit door de raad over de noord-zuidlijn werd genomen, heb ik nooit iemand van dat bedrijf ontmoet. Ze kenden me niet en ik wilde ook niet dat ze me kenden. Pas weken later heb ik een keer directeur Bemelmans ontmoet.’
Amsterdams eigen SBA heeft faam verworven als selectiebureau van goede en kwade zaken. Het bestaat inmiddels een paar jaar. Bij elke (Europese) aanbesteding screent SBA alles: de directeuren, de commissarissen, de aandeelhouders, de getallen, de onderneming. Zitten er mensen in die ooit veroordeeld zijn? Zijn altijd sociale premies afgedragen? Bestaan er schulden bij belastingen? Is de solvabiliteit goed? Deugen de accountants?
Dales: ‘Op die manier krijgen we een dwarsdoorsnede van het bedrijf. Een deel van alle gegevens halen we uit openbare bronnen, zoals de Kamer van Koophandel en het kadaster. Een deel uit niet-openbare bronnen want SBA heeft toegang tot de dossiers van politie en justitie. Die worden alleen aangeboord als er aanleiding toe is. Al die informatie is vertrouwelijk en wordt gezien door een beperkte kring van mensen. De adviezen gaan via de burgemeester naar de afzonderlijke wethouders. Zo heb ik alle adviezen gezien over de noord-zuid lijn. Ik weet alles van Heijmans, het bedrijf heeft trouwens zelf ook de uitkomst van de screening gezien. Dat heeft er op kunnen reageren. Het zijn heel zorgvuldige procedures.’

Veertig foute bedrijven
Ruim tweehonderd keer per jaar wordt door SBA gecontroleerd. De uitslag van die eerste screening is niet bemoedigend voor de punctualiteit van het Nederlandse bedrijfsleven. Want in tachtig procent van alle gevallen schort er iets aan de documenten. Soms kloppen namen niet, deugt de inschrijving in het Handelsregister niet, staan er fouten in de administratie. Het meeste kan worden hersteld.
Dales: ‘Uiteindelijk blijft twintig procent over waarvan wij zeggen, nou dat zijn bedrijven met wie wij geen zaken wensen te doen. Het gaat dan om valse verklaringen, belastingschulden, solvabiliteitsproblemen of informatie dat sprake is van een crimineel circuit. Vaak gaat het om grotere bedrijven. Vorig jaar haalden we er op die manier veertig bedrijven uit die echt fout waren. De enquêtecommissie heeft veel positieve dingen gezegd over de SBA. Tegen andere gemeenten zou ik willen zeggen, pak het op, neem het idee over. Het kost natuurlijk geld maar die kosten verdien je weer terug.’
Elke gemeente is daartoe toch niet in staat?
Dales: ‘Ik zou niet weten waarom niet. Als ze het alleen niet kunnen, kunnen ze het toch gezamenlijk doen?’
Wordt u bijvoorbeeld door steden als Zaanstad of de provincie Noord-Holland gevraagd om informatie over bepaalde bedrijven?
Dales: ‘Dat is nog niet gebeurd maar dat zou kunnen. Ik zou niet weten wat daar op tegen is. We kunnen natuurlijk niet de totale uitkomst van een screening aan andere partijen verstrekken. Dat mag niet, dan zouden we de wet overtreden. SBA heeft overigens al heel wat presentaties gegeven over wat ze doet. Bij mijn weten is nog nergens in Nederland een soortgelijk bureau opgezet.’

Centrale databank
De Amsterdamse wethouder somt voorts de verworvenheden van het integriteitsbeleid van zijn stad op. Met gedragscodes voor ambtenaren en leden van het college. Met een regeling voor klokkenluiders en een meldplicht aan het Bureau Integriteit. Schending van de integriteit wordt zwaar gestraft. ‘Tussen de tien en twintig ambtenaren vliegen er jaarlijks uit. We zijn daar rigoureuzer in dan ooit.’ Maar alle regelingen zijn vatbaar voor verbetering. Dales wenst bijvoorbeeld een centrale databank van alle aanbestedingen in Amsterdam. ‘Daarin moet over een reeks van jaren worden bijgehouden welke bedrijven voor welke bedragen hebben ingeschreven, hoe de screeningen in elkaar zaten, hoe een vervolg is gegeven. Letterlijk alles moet worden opgenomen om te zien of in een bepaald deel van de stad bepaalde bedrijven opvallend veel opdrachten hebben gekregen.’ En voorts wil Dales iemand in het college van burgemeester en wethouders aanwijzen die verantwoordelijk is voor alle aanbestedingen. De verslaggever wil tenslotte weten hoe groot de alertheid van de hoofdstad is, vergeleken met de andere gemeenten
‘Wij in Amsterdam zijn heel ver,’ zegt Dales.
Dat zegt Rotterdam ook?
‘Wij zijn er verder mee, niet om onszelf op de borst te slaan. Alles kan natuurlijk nog beter. Maar wij zijn er verder mee.’

De Rotterdamse moraal
Nog niet zo lang geleden toog een delegatie uit de Rotterdamse raad naar Amsterdam om zich te vergewissen van het reinigend vermogen van de SBA. ‘We hebben met zeer veel interesse gekeken. We vernamen dat de SBA geleid wordt door een oud-politieman die uit Rotterdam afkomstig is. We hebben ons afgevraagd, is het iets voor onze stad. Tenslotte kwamen we tot de conclusie dat we het hier heel ordentelijk georganiseerd hebben,’ zegt Bolsius.
Maar Amsterdam heeft toegang tot de registers van politie en justitie. Dat gaat heel ver? ‘Dat doen wij niet in Rotterdam en wij hebben nog nooit problemen gehad omdat we het niet doen. Nog niet zo lang geleden ging een groot gerenommeerd Duits bedrijf failliet. Dat had niemand voorzien. Dat kon niemand voorspellen. Dat kan iedereen overkomen. Dacht je zoiets met een screening wel te kunnen ontdekken?’ vraagt De Wijs oratorisch.
Rotterdam zweert bij de eigen aanpak. Directeur Kees de Wijs beseft tegelijkertijd dat ook die niet alleszaligmakend is: ‘Altijd zal er voor-overleg blijven, zullen er telefonische vergaderingen en bijeenkomsten van bouwers zijn waarvan ik niet op de hoogte ben. Als mensen ontzettend slim dingen in elkaar steken kom je daar niet achter. Ongetwijfeld hebben zich dezelfde fenomenen die de enquêtecommissie elders heeft gesignaleerd, ook in Rotterdam afgespeeld. Natuurlijk moet het ons ook overkomen zijn, als je beseft hoe de bouw- en de installatiebranche over het hele land georganiseerd zijn. Je kan alleen zeggen, we hebben ons maximaal bewapend om het te vermijden.’

Studenten als spionnen
Er is door de enquêtecommissie geopperd zwarte lijsten aan te leggen van dubieuze bedrijven. Priemus is daar geen voorstander van. Zo’n lijst kan juridisch consequenties opleveren. Een bedrijf dat als onbetrouwbaar te boek wordt gesteld, kan een gemeente aanklagen en de bewijslast bij de gemeente leggen. Bovendien is zo’n zwarte lijst een momentopname. Nee, zegt Priemus. Maak er liever een witte lijst van. Een lijst van namen van bouwbedrijven met een goede staat van dienst, met een bewijs van goed gedrag. ‘De bouwbedrijven moeten zelf orde op zaken stellen. Het gaat vanzelfsprekend veel verder dan het publiceren van een erecode. Er moet serieus worden getoetst. Net zoals er lijsten bestaan met gecertificeerde bedrijven voor het verwijderen van asbest, zouden er lijsten moeten komen van gecertificeerde aannemers. Ik wil weten welke ervaringen ze hebben met bijvoorbeeld woningbouw of kantorenbouw. Ik wil een informatieve etikettering op grond waarvan ik een opdracht kan geven.’ En voorts wil Priemus effectievere controle. ‘Accountants controleren papier. Maar of echt gebouwd is, daarvoor moeten ze naar buiten. De straat op en het land in. Maar dat deden ze nooit. Ik hou erg van de aanpak van mijn collega hoogleraar Frank Bovenkerk. Die onderzoekt discriminatie niet met vragenlijsten maar stuurt er vijf Nederlanders en vijf Marokkanen op af. En die blijken dan in de practijk verschillend te worden behandeld. In de bouwnijverheid zouden we hetzelfde moeten doen. Studenten als spionnen op de calculatieafdelingen van grote bouwers stationeren om te zien hoe het er echt naar toe gaat. Dat zou buitengewoon interessant kunnen zijn.’

B&G-magazine, januari 2003

Polderpers